112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 September 1937. Vr. 21. Is er voor twee timmerlieden wel steeds voldoende werk aan het bedrijf, temeer, waar in de perioden van het kolen- lossen de timmerman, werkzaam op het terrein van de waterstof gasfabriek, dagen achtereen het z.g.n. „liertje" bedient, 't welk gebezigd wordt bij het lossen van kolen uit de schepen A. Een der timmerlieden heeft een aanstelling als timmerman, de andere is timmerman-metselaar. De timmerman verricht ook werkzaamheden voor het Gem. Electriciteitbedrijf in de stad bij kabelaansluitingen. De timmerman-metselaar doet ook wel dienst aan de lier bij het kolenlossen. Het loon als timmerman gaat dan begrijpelijker wijze niet door. Voorts doet hij dienst bij het stoken van de calorifères des winters voor het ontdooid houden van de gas houders. Met inbegrip van het bovenstaande is er tot nu toe steeds vol doende werk geweest voor deze twee timmerlieden, hieronder be grepen metselwerk, straatwerk, betonwerk, inmetselen en her stellen van watergastoestellen. Dit antwoord is reeds bij vraag 20 besproken. Vr. 22. Verdient 't ook aanbeveling dat eens bijzondere aan dacht wordt geschonken aan den gang van zaken welke verband houdt met den ovenbouw A. Het inbouwen van de ovens geschiedt door eigen per soneel, evenals het doorloopende onderhoud. Er is geen aanleiding hierin wijziging te brengen. Laat de Directeur maar eens goed onderzoeken, wat de ovenbouwer uitvoert, en laat hij dan eens niet alleen een opzichter raadplegen, maar ook bijv. het stokerij- personeel. Vr. 23. Is het juist, dat het ketelbikken in tariefwerk wordt uitgevoerd, en dat het daardoor soms voorkomt of voorgekomen is, dat per arbeider 60.per week wordt of werd verdiend A. Ja, dit werk wordt in aangenomen werk uitgevoerd, tegen bedragen, welke destijds door het G.O. of door de Dienstcom missie zijn vastgesteld en waarop dezelfde kortingen zijn toege past, welke de loonen hebben ondergaan. Het komt eens per jaar voor, dat ketel no. 6 aan de water- gasfabriek moet worden schoongebikt. In 1934 waren hiermede gemoeid per man 54J^ uren, waarvoor 32.37 extra werd betaald per man; in 1935 61 uren, extra 28.81 per man en in 1936 59 uren, extra 28.63 per man. Het extra loon voor het nazien en bikken der andere ketels varieert van 4.65 tot 12.per ketel per man. Het bikken van een ketel duurt dus ongeveer een week. De werklieden verdienen dan boven hun gewone loon 29.a 30.en dan moet er soms nog lang zaam worden gewerkt, want anders wordt dit bedrag nog hooger Spr.'s vraag, of per arbeider 60.werd verdiend, was dus zeer juist en voorzichtig gesteld. Wordt het ook eens tijd, dat B. en W. gaan denken over verlaging dezer tarieven, of om dit werk in gewoon dagloon te laten uitvoeren Maar dan moet het toezicht goed zijn Het bikken van andere ketels, dat vaker moet ge beuren, duurt 1 a 2 dagen. Dan wordt ƒ4.65 tot 12. per man boven het gewone loon verdiend, terwijl meestal dezelfde personen voor dit werk in aanmerking komen. Denken B. en W. dezen toestand te bestendigen Vr. 24. Geschiedt het kolenlossen ook in tariefwerk? Zoo ja, waarom Indien dit werk door het eigen personeel wordt uitge voerd, 6 a 7 man, gedurende zoo nu en dan een week of langere perioden aaneen, hoe is het dan mogelijk dat indien dit personeel anders een volle en geregelde dagtaak heeft, dat het gedurende zulke perioden aan deze gewone bedrijfswerkzaamheden kan wor den onttrokken zonder dat ook maar eenige stagnatie ontstaat A. Ja, omdat dit goedkooper is. Het kolenlossen geschiedt door plaatswerkers; worden geen kolen gelost, dan verrichten ze ander werk. Wanneer kolen worden gelost, blijft het andere werk vanzelfsprekend wachten. Zie de toelichting bij vraag 3. Het lossen van kolen wordt aanbesteed omdat zulks goedkooper komt. En dat tegenover het eigen personeel Het blijft spr. een raadsel, dat steeds 6 a 7 man daarvoor disponibel zijn en dat de andere werkzaamheden dan kunnen wachten. Jaren geleden heeft spr. dit punt reeds in de Lichtcomm. aangesneden en de toenmalige wet houder heeft den heer Blaauw toen om gegevens ver zocht. Spr. heeft tot nu toe op antwoord gewacht. Bij een goed onderzoek zal ook deze zaak niet in orde blijken te zijn. Vr. 25. Welke loonen worden bij dit kolenlossen verdiend A. In 1936 is betaald 38.16 cent per ton per 6 a 7 man. In 1935 werd voor kolenlossen boven het gewone loon betaald 155.87 per man over 515 uren of gemiddeld 30.26 cent per uur extra en in 1936 210.18 per man over 604 uren of gemiddeld 34.79 cent per man/uur. Spr. gelooft wel, dat deze werklieden veel presteeren en ook staat vast, dat dezen menschen, waaronder met een groot gezin, dit douceurtje goed van pas komt, maar die waren te helpen door, ingevolge den wenk van den Minister, kindertoeslag aan het personeel te verstrekken. Spr. hoopt hierbij nog altijd op den steun van den weth. van Bedrijven, hoewel deze hem tot nu toe teleurstelde. En vormt de hier gevolgde gang van zaken geen scherp contrast met de vele werklooze transportarbeiders, wien men dit werk gevoegelijk zou kunnen opdragen De gemeente zou dan ook nog kunnen bezuinigen. Blijven B. en W. dezen toestand tolereeren Vr. 26. Is het in verband met een en ander wel juist te achten, dat er voor het jaar 1937 een hooger bedrag geraamd wordt wegens belooning van los personeel, dan voor het jaar 1936 A. Het voor 1937 hooger geraamde loon voor los personeel ad 250.vergeleken bij de raming voor 1936, is bedoeld om aan losse geldophalers te worden uitgekeerd. Met deze 250.voor losse geldophalers kan men al heel weinig uitrichten, als een plaatswerker 3.per week meer ontvangt als hij tijdelijk geldophaler is. Maar hoe kan de Directeur, die in 1935 reeds erkende, dat er te veel personeel was, nog geen jaar later meer gelden aanvragen voor los personeel Vr. 27. Is het juist, dat de werkbriefjes waarop het personeel zijn dagtaak moet invullen, niet aan dit personeel worden uit gereikt Vr. 28. Indien deze werkbriefjes toch wel ingevuld worden, door wien wordt zulks dan gedaan A. De werkbriefjes, houdende een overzicht van de door eiken werkman over de zeven dagen van een werkweek ver richte bezigheden, verdeeld naar de circa 50 diverse hoofden van het arbeidsloonenboek, worden ingevuld door de personen die het werk uitgeven en wel voor de geldophalers door het gaskantoor, voor de fitterij door den opzichter van de distributie en voor het overige personeel door gasmeester en/of opzichter-teekenaar. Zouden de werkbriefjes door het personeel ingevuld worden, dan zouden de meeste vuil en slordig ingevuld terugkomen. De fabrieksbaas noteert eiken dag in een cahier wat de werklieden uitvoeren. Deze notities worden door den opzichter-teekenaar op de werkbriefjes overgebracht, waarbij tegelijkertijd de hoofden van het arbeidsloonenboek, waaronder het loon moet worden geboekt, worden aangegeven. De smeden noteeren hun werk op een lei en brengen die wekelijks op het kantoor van den gasmeester, die de notities op de werkbriefjes overbrengt. Het blijft voor spr. een eigenaardige methode, dat de werklieden niet zelf hun werkbrieven invullen. Er zijn bedrijven waar dit wel gebeurt. Bij een ernstig onder zoek zal blijken, dat de werkbrieven geflatteerd zijn, en dat in de smederij een lei is ingevoerd, zal wel weer verband houden met de actie van den heer Balk en spr. Vr. 29. Hoe groot is 't bedrag, 't welk per jaar besteed wordt aan verfwerk, inclusief de loonen, en welk bedrag wordt uit gegeven aan speciale verf, welke niet hier ter plaatse wordt betrokken, zoo b.v. de ijzerverf A. In 1935 werd voor verfwerk van gebouwen, hekken, cokestransport, gashouders, fabrieksleidingen uitgegeven een be drag van ƒ3450.89; in 1936 ƒ2880.07. Hieronder is begrepen het loon voor afkrabben, afborstelen, enz. van de ijzerconstructies, alsmede van het steigeren om de gashouders. Het bedrag, uitgegeven voor verf, buiten de stad betrokken, bedroeg in 1935 387.84; in 1936 229.32. Vr. 30. Is de verbrandingswaarde van het gas hier lager dan in de gemeente Leeuwarderadeel, en is deze waarde van het gas hier vooral lager geworden na de laatste herziening van het gastarief A. Hoe hoog de verbrandingswaarde in Leeuwarderadeel is, is mij niet bekend. De verbrandingswaarde van het gas te Leeuwarden is te vin den in het jaarverslag en is sinds de laatste herziening van het gastarief niet gedaald. Op deze vragen zal spr. bij de a.s. begrootingsbehan- deling terugkomen. Het komt spr. echter vreemd voor, dat de Directeur de samenstelling van het gas in Leeuwarderadeel niet kent. Bij al het onaangename kan spr. tenslotte eindigen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 September 1937. 113 met iets aangenaams. Hij dankt den Voorzitter, dat deze hem rustig heeft laten uitspreken en voor het ont vangen afschrift van het antwoord van den Directeur, dat zijn taak belangrijk heeft vergemakkelijkt. Daaruit blijkt tevens, dat tot op zekere hoogte nog valt samen te werken, hoewel de wijze waarop deze zaak verloopen is, spr. niet bevalt. Dat het ingestelde onderzoek niet juist is geweest, verwijt spr. niemand, want het is zeer menschelijk dat iemand, die in eigen zaak beweerde misstanden moet onderzoeken, zoo weinig mogelijk toegeeft, dat de ge opperde critiek gewettigd is. Het is spr. meegevallen, dat de Directeur in zijn antwoord nog zoo objectief is geweest en zelfs zoover is gegaan, dat hij van bepaalde concrete feiten heeft toegegeven, dat zij niet in orde waren. De heer IJtsma zegt, dat naar de in de conferentie in December 1935 genoemde punten een onderzoek zou worden ingesteld. Kort daarna critiseerden de heeren Balk en Wiersma hier scherp den toestand bij de Gas fabriek. waarbij de uitdrukking ,,het mes moet er maar eens in" werd gebruikt. Toen spr. daarop den heer Balk vroeg of hij van plan was B. en W. voor te stellen een commissie van onder zoek te benoemen en dat spr. het anders zou doen, be loofde deze zich onverwijld met dit verzoek tot B. en W. te zullen wenden. Trots herhaalden aandrang, ook in openbare Raadsvergadering, is aan deze belofte nimmer voldaan. De heer Wiersma was reeds voor de bewuste confe rentie lid van de Lichtcomm., en kort na de vorenbe doelde Raadszitting vroeg de heer De Bruin, tijdens een vergadering dier Commissie, den heer Wiersma de hem bekende feiten daar te noemen. Deze kon zulks echter niet doen zonder eerst met den heer Balk te spreken, die de eigenlijke grieven wist. Inmiddels heeft de Lichtcomm. verschillende keeren vergaderd, maar daar, waar deze zaak behoorde, heeft de heer Wiersma haar niet ter sprake gebracht. Pas, nadat spr. bij de laatste begrootingsbehandeling vroeg ter zake een onderzoek in te stellen en de Voorzitter daarop terecht antwoordde, dat de heeren Balk en Wiersma eerst concrete feiten moesten noemen, zijn de bekende 30 vragen geen feiten verschenen. Bij het beoordeelen moet worden uitgegaan van den toestand van het gasbedrijf, zooals deze was op het moment dat de genoemde conferentie plaats had, aldus de vragenstellers. Hier was dus geen plaats voor het stellen van vragen, want er wordt een bepaalde toe stand geconstateerd, terwijl de heer Wiersma in de Commissievergadering over eenigen toestand nooit heeft gesproken, maar eerst bij den heer Balk moest infor- meeren. Dat er in 1 ]/i Jaar aan de Gasfabriek wijzigingen zijn aangebracht, spreekt van zelf en dit aan hun optreden toe te schrijven, gelijk de heeren Balk en Wiersma doen, is zeer gemakkelijk. Waren de 30 vragen, hetzij tegelijk, hetzij gedeeltelijk, in de Lichtcomm. ter sprake gebracht, dan had er hier en daar wel iets gewijzigd, en zeker verklaard, kunnen worden. Mislukten de po gingen daar, of had het advies der Lichtcomm. bij B. en W. geen resultaat of tegenwerking, dan eerst was er reden de grieven in den Raad te brengen. Nu is er echter geen plaats meer voor het stellen van vragen, doch dienen feiten genoemd te wordenimmers het mes moest er maar eens in En aannemende, dat de genoemde punten werkelijk feiten zijn, dan is het voor een Raadslid nog niet ver antwoord de meer gewraakte uitdrukking te gebruiken. Raad en ingezetenen moeten bij het hooren daarvan wel aan veel ernstiger dingen denken. Wanneer men critiek op de in vragen 1 t'm 6 be doelde regeling uitoefent, dan is dat critiek op een officiëele commissie, waar deze regeling, welke intus- schen al is gewijzigd, tot stand is gekomen en die de Raad heeft goedgekeurd. Ook deze zaak had binnen de Lichtcommissie kunnen blijven. Wat is de bedoeling van vraag 7? Is den heeren Balk en Wiersma bekend, dat er ernstig gebrek aan goede leiding in de smederij bestaat Laat men dan zeggenwij weten dat zulks het geval is, dan is er geen plaats voor vragen. En als het vragenderwijs stellen inderdaad beteekent het constateeren van feiten, laat men dan zeggen, waar men z'n inlichtingen inwint. Hebben de Directeur of een der ambtenaren of werk lieden tijdens het onderzoek meer inlichtingen aan de heeren Balk en Wiersma gegeven, dan hier zijn ver strekt, dan is er inderdaad een groote leemte, of weten zij feiten uit andere bron, dan noeme men deze. Anders komt de Raad nooit uit deze zaak en als de heeren er zich zoo gemakkelijk blijven afmaken, dan kan spr. zeggen: U zuigt het uit Uw duim! In den Raad moet iedere zaak tot klaarheid kunnen komen. Maar eerst probeere men een zaak in de com missie tot haar recht te doen komen en verbeteringen aan te brengen, alvorens haar in openbare vergadering te bespreken. Dan echter geen vragen stellen en hier het air aannemen feiten te weten, maar de bron ge noemd, anders heeft de Raad geen waarde aan die z.g. feiten te hechten. Spr. heeft sterk den indruk, dat bij de „bronnen" naijver in het spel is en dat bij gepensionneerden en het personeel het oor te luisteren is gelegd. Voor het aangenomen werk wordt ook maar een beperkt aantal menschen genomen Wat bedoelt de critiek op het ketelbikken Moet dit verschrikkelijke werk, waarvoor lang niet ieder van het personeel in aanmerking wenscht te komen en waar voor een extra-bedrag wordt gegeven, ook nog zoo ver slechterd worden, dat het in gewoon loon moet gebeu ren Laat men hier niet den demagoog uithangen door de werkloozen er bij te halen Men moet al slecht op de hoogte zijn, als men het schoonmaken van een ketel wil toevertrouwen aan iemand buiten het personeel. Bij ieder bedrijf of persoon, waaromheen men gaat informeeren of speuren of er iets is, is gemakkelijk een lijst te maken van aan te brengen verbeteringen. En als men dan vragenderwijze bij derden komt of dit of dat juist is en geen feiten constateert, dan acht spr. die handelwijze zoover beneden peil, dat de Raad de mededeelingen van de heeren Balk en Wiersma voor kennisgeving moet aannemen. Het zal hun, die in dezen eenige blaam zou kunnen treffen, zeker genoegdoening geven, dat deze zaak ten slotte op 30 magere vragen is uitgeloopen. De Voorzitter zal weinig van deze zaak zeggen, om dat het voor den Raad heel moeilijk is tot een bepaalde conclusie te komen en vragen alswien zou V. d. Meulen de platen geleverd hebben, e.d.. op het oogen- blik niet te beantwoorden zijn. B. en W. zien ook gaarne, dat de bedrijven zoo goed mogelijk worden beheerd, maar aan alle bedrijven, ook aan particuliere, valt, gelijk de heer IJtsma zeide, wel eens iets te verbeteren. B. en W. zijn echter gaarne bereid, als iets econo mischer kan gebeuren, te onderzoeken hoe dit het beste kan geschieden. Spr. geeft toe, dat er enkele zwakke punten in deze zaak zitten, o.a. in de ziekteregeling. (De heer Wiersma; Had de Directeur dat toegegeven, dan was de zaak niet op deze wijze aan de orde gekomen.). B. en W. zullen de zaak nog eens nader onder oogen zien, maar men kan thans hier niet uitmaken, of er b.v. één of twee timmerwerkplaatsen moeten zijn. Wat de heer Wiersma aan het einde van zijn betoog heeft gezegd, is spr. tegengevallen. Hij heeft den heer Blaauw altijd beschouwd als een door en door fatsoen lijk en eerlijk man en als de heer Wiersma zegt, dat het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 4