Veioadering van Woensdag 22 September 1937
118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 September 1937.
De heer Buiël meent, dat de betrokken wethouder
eigenlijk altijd de onderhandelingen over een leening
voert. De tusschenpersoon neemt bij dergelijke onder
handelingen steeds een zwevende positie in wat zijn
provisie betreft. B. en W. zeggen in den regelwij
zijn aan den tusschenpersoon gebonden, en hem wordt
de provisie uitgekeerd. Dit is nog onlangs gebleken bij
de conversie der leening met de Rijksverzekeringsbank.
Toen heeft spr. nog gevraagd, waarom B. en W. niet
met de Rijksverzekeringsbank over verlaging van rente
hadden onderhandeld, waardoor provisiekosten waren
bespaard.
Welke reden hadden B. en W. destijds de provisie
niet aan Bultman uit te keeren, waartoe de wethouder
hun toch wel een voorstel zal hebben gedaan? Wel
wilde de Rijksverzekeringsbank niet met tusschenper-
sonen onderhandelen, doch alleen met de instantie, die
de leening wilde sluiten, maar het feit blijft, dat de
relatie door Bultman was aangebracht.
De heer Van der Meulen zegt, dat in dezen vast
staat, dat de Raad in de vergadering van 22 Augustus
1922 (Hand. blz. 226, 2e kolom onderaan) onjuist door
weth. Berghuis is ingelicht.
Later is deze door het Gerechtshof veroordeeld om
aan den heer Bultman 20.000.— te betalen. Hiermede
staat inderdaad vast, dat wat de heer Berghuis in de
zitting van 22 Augustus 1922 beweerde, volkomen on
juist was. Toch gaat spr. niet zoo ver als de heer Algera.
De veroordeeling van den heer Berghuis was immers
niet gebaseerd op het feit, dat Bultman zijn bemiddeling
voor de totstandkoming van deze leening heeft ver
leend, maar enkel gegrond op een afspraak tusschen
de partijen Berghuis en Bultman, dat, als Bultman den
naam van een eventueelen geldschieter noemde, deze
1 provisie zou krijgen. De dagvaarding is niet ge
baseerd geweest op het verrichten van werkzaamheden
door Bultman bij de Rijksverzekeringsbank, om te
trachten het bestuur dier Bank te bewegen met de
gemeente Leeuwarden een leening aan te gaan, maar
uitsluitend op deze stellingen
dat appellant bij die conferentie aan den heer Berghuis zeide
dat hij wel kans zag geld voor de gemeenteleening te verschaffen,
doch dat de geldgever rechtstreeks met de gemeente wilde onder
handelen
dat appellant, die vroeger bij het plaatsen van een leening voor
de gemeente Leeuwarden ook provisie had ontvangen, daarbij
zeide den naam van den geldgever te zullen mededeelen, doch dat
hij daartegenover als de leening tot stand kwam, van het leenings-
bedrag 1 provisie van de gemeente verlangde
dat appellant toen vroeg of wethouder Berghuis voor die 1
provisie in kon staan, en hij, appellant, daarop rekenen kon; dat
deze toen, hoewel later het gemeentebestuur de lastgeving daartoe
op hem ontkende, tot appellant zeide„Ja, daar kunt U op
rekenen
dat appellant toen aan den heer Berghuis zeide, dat hij kon
mededeelen dat de Rijksverzekeringsbank gelden ter plaatsing
beschikbaar had
Het Hof heeft aangenomen, dat die overeenkomst tot
stand is gekomen en dat de naam door Bultman genoemd
is. De veroordeeling heeft enkel om die reden plaats
gehad.
Als nu de heer Algera meent, dat Bultman een
zekere belooning voor zijn bemiddeling toekomt, dan
staat niet vast, dat deze bemiddeling heeft verleend.
De heer Buiël heeft het ook trachten aannemelijk te
maken, maar verder is hij niet gekomen. De gemeente
heeft zich niet aan een afspraak gebonden, omdat de
heer Berghuis geen machtiging van de gemeente had.
De eenige vraag is dus komt Bultman billijkheids
halve nog iets toe, omdat hij meer gedaan zou hebben
dan het noemen van den naam alleen; de gemeente toch
kan niet verplicht zijn geweest wegens het enkel noemen
van een naam van een geldschieter 20.000.te be
talen. De heer Bultman heeft trachten aan te toonen,
dat hij werk voor de gemeente heeft gepresteerd, maar
bewijzen kan hij het niet. Hij heeft uitdrukkelijk gezegd,
dat hij dergelijke feiten uit den aard der zaak niet kan
noemen, maar dan is aan den Raad de basis ontnomen
om te beslissen, dat aan Bultman iets toekomt. Spr. is
niet genegen op grond van enkele mededeelingen van
Bultman, want dat zijn het ten slotte, een belooning toe
te kennen. Ook Ged. St. zullen volkomen terecht vra
gen welke feiten zijn er daarnaast, om zulks te doen
Er is hier reden aan B. en W. te vragen deze zaak
nader te onderzoeken, maar spr. wenscht zich niet vast
te leggen aan een voorstel om Bultman in principe een
belooning toe te kennen.
De heer Feitsma: Wat kon Bultman verder doen dan
bij de Rechtbank aannemelijk maken, dat hij zijn be
middeling heeft verleend voor het plaatsen van deze
leening
De heer Van der Meulen: De Rechtbank heeft alleen
de vraag behandeld, of er een afspraak tusschen de
heeren Berghuis en Bultman was, dat laatstgenoemde
voor het noemen van den naam van de geldschietster
1 provisie zou krijgen. De Rechtbank heeft niet be
slist over de vraag of Bultman in het algemeen bemid
deling heeft verleend.
De heer Praamsma herinnert er aan, dat de Rijks
verzekeringsbank in 1920 slechts 15J^ millioen voor
leeningen beschikbaar had, terwijl 43 millioen werd
aangevraagd, dat zelfs de provincie zeer moeilijk geld
kon krijgen, terwijl de gemeente wel 2.000.00Ó.—
kreeg. Men kan daarom niet aannemen, dat, terwijl er
zooveel kapers op de kust waren, alleen het noemen
van den naam voldoende was. Toen de heer Berghuis
als weth. van Fin. aan Bultman schreef op gemeente
papier, vertrouwde deze in relatie te staan met B. en
W. Voor spr. wijzen voldoende feiten er op, dat Bult
man moreel recht heeft op eenige vergoeding voor be
wezen diensten aan de gemeente. Het bedrag is in
nader overleg met verzoeker te bepalen.
Mevrouw Van Dijk—Smit heeft den heer Bultman
gezegd, dat zij niet kan begrijpen dat deze, als zaken
man, de met den heer Berghuis gevoerde onderhande
lingen niet schriftelijk heeft bevestigd. Deze zeide zulks
niet te hebben gedaan, omdat hij meende met een eerste
klas mensch en een eerste klas gemeente te doen te
hebben. Toen spr. daarop antwoordde, dat de heer
Bultman dan toch ernstig in gebreke was gebleven, gaf
deze zulks toe.
De Voorzitter stelt voor de vergadering te sluiten
en dit punt en punt 21 aan te houden tot een volgende
vergadering.
De heer Posthuma verzoekt zijn interpellatie nog te
mogen houden. Voor spr. is het iets van grooten ernst
en nu staat zij als laatste punt op de agenda en wordt
nogmaals uitgesteld. Niet inwilliging van zijn verzoek
beschouwt spr. als onwelwillendheid van B. en W.
De Voorzitter: Zij komt den volgenden keer weer
als laatste punt op de agenda en praten de heeren dan
weer zoo lang, dan wordt Uw interpellatie weer uit
gesteld.
De heer Posthuma verzoekt stemming om punt 21
alsnog te behandelen.
De Voorzitter: Al besluit de Raad daartoe, dan nog
sluit ik van wege het late uur de vergadering.
De heer Posthuma verzoekt toezegging, dat zijn
interpellatie den volgenden keer als eerste punt op de
agenda komt.
De Voorzitter zegt zulks niet toe, waarop de heer
Posthuma antwoordt, dat hij deze houding als onwel
willendheid moet beschouwen.
Punten 20 en 21 worden aangehouden tot een volgende
vergadering.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 22 September 1937. 119
Tegenwoordig 26 leden.
Afwezig mevr. Van Dijk Smit en de heeren Oos-
terhoff en Van Kollem.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beijma,
Burgemeester.
Te behandelen punten
1. Vaststelling van de notulen der vergadering van
21 Juli 1937.
2. Mededeelingen en rapporten.
3. Benoeming van een tijdelijk leerares in het
Fransch aan de School van middelbaar onderwijs voor
meisjes (bijlage no. 113).
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verleenen van eervol ontslag aan mej. A. Ooiman
als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 7a (bijlage
no. 111).
5. Alsvoren tot overneming in eigendom van de
stoep, gelegen aan de Kruisstraat, voor het perceel
Kruisstraat no. 43, van de vereeniging ,,Het Friesch
Rundvee-Stamboek' (bijlage no. 114).
6. Alsvoren tot overneming in eigendom van diverse
stoepen, gelegen aan de Noordzijde van de Groote
Kerkstraat, van het Sint Anthony Gasthuis (bijlage
no. 116).
7. Alsvoren tot verkoop van een terrein, gelegen
nabij de Tijnjestraat, aan S. S. Sevenster Jr. (bijlage
no. 118).
8. Alsvoren tot verkoop, met beëindiging van de be
staande huurovereenkomst, van grond aan den Sneeker-
trekweg aan de N.V. Olie-Handelsvereeniging (Oil
Trading Association) (bijlage no. 119).
9. Alsvoren tot ontbinding van de met T. Bekema
gesloten pachtovereenkomst betreffende de exploitatie
van de buffetten in den Prinsentuin en tot opnieuw ver
pachten van de buffetten in den Prinsentuin en van die
in de Beurs en Waag aan Bekema, voornoemd (bijlage
no. 117).
10. Alsvoren tot wijziging van de verordeningen tot
het heffen en op de invordering van staangeld voor
motorrijtuigen, met of zonder aanhangwagens, en voor
andere voertuigen voor standplaatsen op gemeentelijke
terreinen (bijlage no. 112).
11. Voortzetting der behandeling van het praead-
vies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek
van H. A. Bultman, kassier te Haarlem, om hem alsnog
provisie uit te keeren ter zake van een in 1920 door de
gemeente met de Rijksverzekeringsbank gesloten geld-
leening (bijlage no. 101).
12. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
Iop het verzoek van de Vereeniging voor Christelijk Be-
waarschoolonderwijs om subsidie uit de gemeentekas
(bijlage no. 115).
13. Alsvoren op bezwaarschriften tegen aanslagen
in het recht wegens vergunning tot verkoop van
sterken drank in het klein.
14. Interpellatie van den heer Posthuma in zake de
bestrating van de Reindersbuurt als toegangsweg naar
de hulpbrug aldaar.
Punt 1. De notulen worden onveranderd vastgesteld.
Punt 2. Wordt medegedeeld
a. dankbetuiging van H.M. de Koningin voor de
mede namens Raad en burgerij aangeboden geluk-
wenschen ter gelegenheid van Haar geboortedag
b. dat Ged. Staten hebben goedgekeurd de ge
meente- en bedrijfsbegrootingen voor het dienstjaar
1936 met de diverse wijzigingsbesluiten en de Raads
besluiten van 21/26 Juli 1937 tot wijziging van de ver
ordening op het beheer van het Gem. Electriciteitbedrijf
en van 1 September 1937 tot aankoop van de vroegere
brugwachterswoning bij de Hoeksterpoortsbrug, van de
woning Hoogpad 17 en tot verhuring van grond bij het
Luchtvaartterrein
c. schrijven van den heer J. Oosterhoff, houdende
mededeeling, dat hij om gezondheidsredenen ontslag
neemt als lid van den Gemeenteraad.
Voor kennisgeving aangenomen.
d. verzoek van de Kon. Ned. Automobiel Club om
verlaging van de personeele belasting naar den vijfden
grondslag.
Te behandelen bij de begrooting 1938.
e. verzoek van de afdeeling Leeuwarden van den
Prov. Frieschen Bond van Marktkooplieden en Venters
om verlaging van het tarief van door haar afgenomen
electrischen stroom.
Wordt in handen van B. en W. gesteld om prae
advies.
verzoek van de afd. Leeuwarden van de Christ.
Democratische Unie in zake goedkoope cokesver
strekking aan ondersteunden.
Wordt voorgesteld in handen van B. en W. te stellen
om praeadvies.
De heer Terpstra meent, dat de Chr. Dem. Unie met
dit adres komt in het vaarwater van spr. c.s., die her
haaldelijk er op aandrongen dat goedkoope cokes werd
verstrekt aan degenen, die daaraan behoefte hadden.
Spr. mist in dit adres de ongeorganiseerden ook zij
moeten hiervan kunnen profiteeren. Hij hoopt, dat B.
en W. bij hun praeadvies met hen rekening willen
houden.
De heer Posthuma zegt, dat de heer Terpstra het adres
niet goed heeft gelezen. Het vraagt zoowel voor geor-
ganiseerden als voor ongeorganiseerden. Spr. vraagt
praeadvies in de volgende vergadering.
Het verzoek wordt in handen van B. en W. gesteld
om praeadvies.
g. verzoek van den Prov. Frieschen Bond van
Marktkooplieden en Venters, om verbetering van het
Wilhelminaplein.
Wordt voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Terpstra vereenigt zich er mede, dat dit
adres voor kennisgeving wordt aangenomen.
Als hij zich goed herinnert, is op den Kap.dienst van
1937 27.000.uitgetrokken voor verbetering van het
Wilhelminaplein, met alg. kosten 30.000.
Toen onlangs een zeer gewijzigd plan hiervan in de
Comm. van O.W. ter beoordeeling was en spr. vroeg,
of deze zaak nog in den Raad kwam, antwoordde men
natuurlijk niet. Spr. was het daarmede niet eens en was
voornemens hierover bij de begrooting 1938 te spreken.
N.a.v. dit adres, dat indirect verband met deze zaak
houdt, vraagt spr. nu echter de meening van B. en W.
Het bleek, dat het Wilhelminaplein thans voor
25.000.kan worden verbeterd en dat door de ver
betering van het Zaailand en Ruiterskwartier was bij
gevoegd, wat op het oude plan niet voorkwam.
Spr. vraagt omtrent deze principiëele zaak het oor
deel van het geheele college. Als de Raad voor een be
paald werk een som heeft uitgetrokken en die wordt
door wijziging van het plan met 16.900.over
schreden, dan had de Raad eerst daaromtrent moeten
beslissen. De wethouder zeide in de Commissie wel, dat
het ontbrekende uit den onderhoudspost van den ge
wonen dienst wordt aangevuld, wat spr. in zekeren zin
goed vindt, maar zijn bezwaar is, dat deze zeer belang-