122 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 22 September 1937.
en spr. gevoelt er niets voor het buffet gratis te ver
pachten.
Spr. is het niet met mevr. Buisman eens, dat de
vreemdelingen, die in den Prinsentuin komen, daar niet
buiten consumptie kunnen. Hij ondersteunt daarom het
voorstel-Van der Schoot-Praamsma.
De heer Bos heeft reeds meermalen aangedrongen
den Prinsentuin geheel voor het publiek open te stellen.
Het is hem dezen zomer opgevallen, dat het voorterras
en de luifel geheel leeg waren, terwijl het publiek geen
plaats genoeg had en in het gras ging zitten, tot het
van de politie moest verdwijnen.
De heer Balk bestrijdt mevr. Buisman. Als het waar
was, dat het vreemdelingenbezoek van een kopje thee
of koffie afhing, dan zou het Rengerspark niet zoo druk
bezocht zijn. Ook daar komen de vreemdelingen graag
en in de stad zijn genoeg gelegenheden om iets te ge
bruiken. Ook spr. zag gaarne den Prinsentuin geheel
voor het publiek geopend.
De heer Turksma meent, dat als men het vreemde
lingenbezoek aan den Prinsentuin wil tegenhouden, men
daar geen consumptie meer verkrijgbaar moet stellen.
In Friesland wordt alles gedaan om vreemdelingen te
trekken en ook in openbare parken in andere plaatsen
van het land is in den zomer gelegenheid iets te drin
ken. Alleen daarom al moet de Raad niet ingaan op
het voorstel-Van der Schoot.
Het Rengerspark is geheel iets anders dan de Prin
sentuin, welke historische beteekenis heeft en buiten
de stad veel bekender is dan het Rengerspark.
Voorts komt spr. deze pachtsom bijzonder laag voor,
te meer, nu men staat voor een algemeene opleving in
handel en verkeer en er dus perspectieven zijn, dat de
bevolking zich weer meer verteringen kan permitteeren.
Men mag veronderstellen, dat in Beurs en Prinsentuin
samen toch minstens zooveel verteerd zal worden als
b.v. in een café aan de Veemarkt; vergelijkt men dan
de prijzen van de panden en de lasten daar met de
pachtsommen voor de buffetten, dan zijn die wel erg
laag. Het huis alleen is 250.huur waard en men
heeft daarbij nog een voor- en achtertuin, welke de
gemeente onderhoudt, zoodat er alle reden is deze
pachtsom te herzien. Spr. ontraadt echter het voorstel-
Van der Schoot-Praamsma.
De Voorzitter doet lecture van een voorstel-Bos-
Balk, luidende
„Ondergeteekenden stellen voor in het contract
voor de verpachting van den Prinsentuin op te ne
men, dat de luifel en voorterrassen voor het publiek
vrij toegankelijk zijn.".
De heer Praamsma onderschrijft, dat men zooveel
mogelijk vreemdelingen moet trekken, maar, als daar
door de eigen inwoners uit den tuin worden verjaagd,
gevoelt hij er niet voor.
Spr. begrijpt niet, waarom men nog van pachter
spreekt, omdat daarvan niet eerder sprake is dan wan
neer pacht wordt betaald en men hier slechts een matige
huur voor de woning ontvangt. Voor den behoorlijken
inventaris ad 3500.ontvangt de gemeente niets. De
exploitatie van dezen tuin kan niet goed zijn als de
ingezetenen, die mee betalen aan onderhoud van wo
ning, tuin en inventaris, daarvan geen gebruik kunnen
maken. Men stelle dezen prachtigen tuin open voor
iedereen, opdat hij beter aan zijn historisch doel be
antwoorde.
De heer Balk wil met zijn voorstel eenigszins tege
moetkomen aan de bezwaren van mevr. Buisman. De
consumptie blijft, maar is onder luifel en op voorterras
niet verplicht. Tevens zag spr. gaarne een lijst der
tarieven zichtbaar aan den luifel bevestigd.
De heer Hellema (weth.) zegt, dat Bekema de helft
van het buffet in den Prinsentuin opzegde, omdat de
exploitatie niet uit kon. Het is niet gemakkelijk een
pachter te krijgen, die meer wil betalen voor een exploi
tatie waarin geen winstmogelijkheid zit.
Omdat Bekema de buffetten in de Beurs en Waag
wèl wilde behouden, en B. en W. die niet van de
exploitatie in den Prinsentuin kunnen losmaken, ten
einde van een behoorlijke exploitatie verzekerd te zijn,
is met Bekema een bespreking gehouden, waarna B. en
W. meenden, dat de huur van de buffetten in Beurs
en Waag gelijk kon blijven en die van den Prinsentuin
op 250.kon worden gesteld, zoodat Bekema daar
ongeveer zonder verlies zal werken.
Het voorstel-Balk-Bos heeft eigenlijk geen zin, om
dat volgens het bestaande contract luifel en voorterras
reeds voor ieder vrij toegankelijk zijn; alleen op bijzon
dere dagen kunnen B. en W. een gedeelte aanwijzen
speciaal voor hen, die iets verteren.
B. en W. achten het niet wenschelijk het buffet te
verwijderen, omdat als de tuin wordt verhuurd, waar
van de gemeente dus inkomsten heeft, den bezoekers
de gelegenheid moet worden geboden iets te gebruiken.
Bovendien zou er dan geen toezicht meer zijn.
Wat de onderhoudskosten betreft, deze zijn met of
zonder gelegenheid tot consumptie gelijk.
B en W. willen Bekema verzoeken een tarieflijst aan
den luifel te hangen.
Nu Bekema, naar hij meedeelt, reeds twee jaren dit
buffet met verlies exploiteert, willen B. en W. hem
eenigszins tegemoet komen, maar het is geen vast con
tract voor drie jaren. Dus wanneer er aanleiding toe
is, kunnen B. en W. en ook de pachter het per drie
maanden opzeggen. De buffetten in Beurs en Waag
kunnen alleen B. en W. tusschentijds opzeggen.
De Voorzitter doet lecture van een voorstel-Turksma,
luidende
„Ondergeteekende stelt voor de pachtsom voor de
buffetten in het Beurslokaal en die in den Prinsentuin
te houden op het oude bedrag.".
Volgens art. 14 van het loopende contract kunnen
B. en W. bepalen, dat een gedeelte van de luifels, van
de daar voor gelegen terreinen en de waranda voor het
koffiehuis in elke week op nader door hen aan te geven
dagen en uren alleen voor het publiek, dat daar ver
teringen wenscht te maken, blijft gereserveerd. Zoolang
B. en W. zulks dus niet bepalen, is de geheele tuin vrij.
De kwestie-Balk-Bos is hierdoor opgelost.
De heer Van der Schoot trekt, mede namens den heer
Praamsma, hun voorstel in ten behoeve van een voor
stel-Muller.
De heer Bos hoopt, dat de Leeuwarder burgerij er
goede nota van neemt, dat zij vrij op het voorterras
en onder den luifel mag zitten. De algemeene meening
toch is, dat zulks niet mag. Spr. en de heer Balk trek
ken hun voorstel in ten gunste van het voorstel-Muller.
De heer Muller stelt, mede namens de heeren Van
der Schoot en Praamsma, voor
,,De Raad, kennis genomen hebbende dat door den
tegenwoordigen pachter van de buffetten in den
Prinsentuin opzegging is gedaan van de betreffende
overeenkomst, besluit vooralsnog niet opnieuw tot
verpachting over te gaan.
B. en W. te verzoeken bij den Raad met voor
stellen te komen over de wijze waarop voortaan toe
gang tot den Prinsentuin en gebruik maken daarvan
bij verschillende gelegenheden kan worden geregeld.
De Voorzitter zegt, dat, als het buffet niet meer
wordt verpacht, de tafels en stoelen niet onder den luifel
kunnen blijven met het oog op baldadigheid. De Prin
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 22 September 1937. 123
sentuin wordt dan een park als het Rengerspark.
Daar het oude contract tot 12 November loopt, kun
nen B. en W., als de Raad hun voorstel niet aanneemt,
tot dien datum nog eens nagaan wat het beste is.
De heer Muller zegt, dat zijn voorstel bedoelt, dat
B. en W. de zaak nog eens onder oogen zien. De voor
stellers zijn van oordeel, dat de tuin voor ieder vrij
moet zijn en dat alleen op „hoogtijdagen" consumptie
te krijgen zal zijn. De verpachting daarvan kan afzon
derlijk geschieden.
De heer Turksma kan wel met het voorstel-Muller
meegaan, maar B. en W. moeten dan tevens de prijs
lijst eens onder oogen zien.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. eerst moeten weten
of de Raad het buffet wil houden of niet.
De heer IJtsma zegt, dat de vraag zoo moet worden
gesteld moet er een dagelijksch buffet komen of een
buffet voor bepaalde gelegenheden.
Den heer Buiël lijkt aanhouding van het voorstel van
B. en W. het beste en dat B. en W., rekening houdende
met de hier geuite wenschen, de volgende vergadering
met een uitgewerkt plan komen.
De Voorzitter zegt, dat als het voorstel-Muller wordt
ingetrokken, B. en W. de zaak nader willen onder
zoeken.
De heer Praamsma zegt, dat aanhouding iets anders
is dan hun voorstel bedoelt. Als B. en W. echter toe
zeggen, dat zij de zaak, in het belang van de stad, breed
zullen onderzoeken, gaat hij met aanhouding accoord.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. ook deze zaak
breed zullen bezien, zooals steeds gebeurt. Spr. wil
echter gaarne weten of de Raad een doorloopend buffet
wil hebben of alleen een buffet op speciale dagen.
De heer IJtsma zegt, dat, had Bekema de pacht niet
opgezegd, over deze kwestie niet was gesproken, of
alleen over de grief betreffende het niet vrij mogen
zitten onder den luifel. De Raad beziet deze zaak ook
uit financiëel oogpunt, en meent, dat, wanneer het dage-
lijksche buffet slechts 250.opbrengt, het niet moet
worden gehandhaafd. Hierin ligt een aanwijzing voor
B. en W.
De Voorzitter: Dus als het meer opbrengt, wil men
het houden. Spr. zegt toe, dat B. en W. de zaak nader
zullen bezien.
Het voorstel - Muller - Van der Schoot-Praamsma
wordt ingetrokken.
Punt 9 wordt aangehouden tot een volgende ver
gadering.
Punt 10 (bijl. no. 112).
De heer Feitsma merkt op, dat B. en W. in dit op
13 September genomen voorstel vermelden, dat de Fin.-
en Markt- en Slachthuiscomm. zich met de onderhavige
veranderingen kunnen vereenigen, terwijl de Markt- en
Slachthuiscomm. eerst 13 September 's avonds over deze
zaak haar meening uitsprak.
De Voorzitter antwoordt, dat de Markt- en Slacht
huiscomm. op 9 September heeft vergaderd. Overigens
is het voorstel eerst 14 September aan den Raad ver
zonden.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Punt 11 (bijl. no. 101). Hierbij is tevens aan de orde
het voorstel-Algera-Turksma, luidende
,,De Raad, van oordeel, dat de heer H. A. Bultman
bij het totstandkomen van de leening ad 2.000.000.—
van 1920, werkzaamheden voor de gemeente heeft
verricht,
dat hem deswege een vergoeding toekomt,
draagt B. en W. op een voorstel bij den Raad in
te dienen betreffende het honorarium van den heer
Bultman, zulks na overleg met verzoeker.".
De heer Molenaar zegt, dat bij aanneming van het
voorstel-Algera-Turksma de Raad van oordeel is, dat
Bultman werkzaamheden voor de gemeente heeft ver
richt. De Raad kan dit standpunt niet innemen, immers,
wanneer de Raad werkzaamheden laat verrichten, dan
is hij daarmede bekend door de voorstellen van B. en
W., en uit de indertijd gedane voorstellen betreffende
deze leening blijkt hieromtrent niets. Noch uit de over
gelegde correspondentie, noch uit het onderhoud, dat
spr. met Bultman heeft gehad, is hem duidelijk gewor
den, dat Raad en gemeente als zoodanig bij het aangaan
van deze leening ook maar iets van hun verplichtingen
niet zouden zijn nagekomen.
Op dezelfde gronden als de Raad in 1925 een voorstel
van B. en W. om Bultman 1000.tegemoetkoming
te geven, verwierp, kan hij ook nu onmogelijk uitspre
ken, dat Bultman werkzaamheden voor de gemeente
heeft verricht en dat betaling daarvan noodig is.
Juridisch is in hoogste instantie beslist, dat de gemeente
tegenover Bultman geen verplichtingen heeft. Men kan
hoogstens zeggen, dat Bultman werkzaamheden voor
een zekeren persoon heeft gedaan, maar niet in een
vorm, dat de Raad daardoor verplichtingen op zich
heeft genomen.
Uit de overgelegde correspondentie kan men conclu-
deeren, dat bij de indertijd gevoerde Raadsdebatten,
waarbij de toenmalige wethouder Bultman min of meer
van oplichting beschuldigde, diens woorden wel wat
heel sterk zijn geweest. Bultman meent, dat zijn naam
daardoor is geschaad
Wil de Raad op een of andere wijze aan het verzoek
van Bultman tegemoetkomen, dan zou dit alleen kunnen,
dat de Raad uitspreekt, uit de overgelegde stukken den
indruk te hebben gekregen, dat die woorden van den
toenmaligen wethouder wel wat heel sterk zijn geweest.
Spr. wil aan een dergelijke uitspraak medewerken, maar
niet aan een beslissing, welke financiëele gevolgen zou
hebben tegenover Bultman, met wien de Raad nimmer
in contact is geweest.
De heer Praamsma is voor het voorstel-Algera-
Turksma.
De heer Molenaar s betoog is eendeels juist, maar
al kan de gemeente juridisch niet worden aangesproken,
in hoogste instantie is de vordering van Bultman op den
toenmaligen wethouder toegewezen. Dus is de arbeid
van Bultman erkend, zonder welken de gemeente niet
de voordeelen van de in 1920 gesloten leening had ge
noten. Immers, de Voorzitter zeide toen zelf, dat men
blij was een leening a 6 te kunnen sluiten.
Dat Bultman arbeid voor de gemeente heeft verricht,
staat dus vast en bestudeering van de stukken en voor
lichting door Bultman hebben spr. overtuigd, dat deze
moreel recht heeft op eenige vergoeding.
Spr. meent, dat Bultman meer heeft gedaan dan enkel
het noemen van den naam van de geldgeefster. Als men
eerder zaken met de gemeente heeft gedaan, zooals
Bultman, en men krijgt een brief met „Gemeente Leeu
warden" er boven, onderteekend door een der wethou
ders, moet men dan niet aannemen met de gemeente
in relatie te staan
Spr. ziet gaarne B. en W. nader met Bultman in
overleg treden, te meer, nu deze heeft gezegd, nog meer