146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 December 1937. aanbiedingen zijn geweest, waarom zijn die dan niet overgelegd Als er gegevens genoeg zijn, waarom is dit voorstel dan niet beter gedocumenteerd Spr. ver zoekt nadere bijzonderheden. Mevrouw BusscherSjerp begrijpt niet, dat de in stallatie niet door de leveranciers wordt geplaatst. Dan behoefden er geen algemeene kosten bij te komen. De heer Westra (weth.) zegt, dat het Stadsverzor- gingshuis geen directe zorg van B. en W. is, maar dat het bestuur daarvan is opgedragen aan het Bestuur van M.H. Dit bestuur heeft overleg gepleegd met den Di recteur van Gem.werken en uit dat overleg is een voor stel geboren, dat B. en W. hebben overgenomen. Als er geen apart bestuur van deze instelling was geweest, zouden alle rapporten zijn overgelegd. Thans echter is zulks niet geschied, maar dat behoeft toch geen bezwaar te zijn dit voorstel thans te behandelen, als spr. nog eenige inlichtingen verstrekt. De heer Rom Colthoff geeft een zeer eenzijdige be lichting als hij meent, dat alleen een enkele herstelling noodig is. De ruim 30 jaar oude kookpotten zijn in 1935 vertind voor 126. In December 1936 bleek vertin ning opnieuw noodig, welke uitgevoerd is voor 36. door iemand, die meende, dat het wel goedkooper kon, terwijl in Maart 1937 bovendien 68.aan de stoom- leidingen werd besteed. Thans heeft men reeds een ketel buiten werking moeten stellen, omdat het koken daarin gevaar oplevert voor de gezondheid. Worden de potten thans opnieuw vertind, dan blijft toch het bezwaar, dat men een onzekere voorziening houdt t.a.v. de voedselbereiding, een zeer belangrijk onderdeel van de zorg van het Stadsverzorgingshuis. Nu de Raad het vorige jaar, door een belangrijke verbetering aan het Stadsverzorgingshuis aan te brengen, eigenlijk heeft besloten dit voorloopig in stand te houden, is het be grijpelijk, dat men deze noodzakelijke verbetering van de kookpotten wil vinden in een nieuwe, moderne in stallatie, ook omdat de kosten van verbetering van de oude potten zeer hoog zullen zijn. Wel zou een andere oplossing mogelijk zijn, bijv. een hotelfornuis, maar zoo n fornuis kost ook 1500.waarbij nog nieuwe pannen komen, voor 2000.en men heeft dan nog geen doelmatige installatie voor het koken van groote hoeveelheden van één soort voedsel, zooals voor deze inrichting noodig is. De voorgestelde installatie geeft bovendien besparing op de brandstof, omdat ze voor gasverwarming is ingericht. In soortgelijke groote inrichtingen, als bijv. Groot Lankum te Franeker, heeft men ook deze installatie en ook de directrice van het Stadsziekenhuis acht deze de beste. Trouwens alle ingewonnen adviezen hebben B. en W. de overtuiging gegeven, dat deze installatie de meest geschikte is. Den heer Balk antwoordt spr., dat er oorspronkelijk enkele dure buiten- en binnenlandsche offertes waren. De offerte van de voorgestelde installatie, welke nage komen is, was de voordeeligste. Is er echter nog een voordeeliger installatie te krijgen, van dezelfde kwali teit, dan zullen B. en W. daarvan gaarne gebruik maken. Wat de algemeene kosten betreft, dat is een interne kwestie van de boekhouding van Gem.werken, welke, zoolang spr. Raadslid is, bij iedere begrootingsbehan- deling ter sprake is gekomen. Ook dit jaar zal daarop wel geen uitzondering maken. Inderdaad worden door Gem.werken eenige kosten gemaakt voor het houden van toezicht en het is dus wel te verdedigen, dat eenige procenten voor onkosten in rekening worden gebracht, welke tenslotte aan een gemeentedienst ten goede komen. Voor de aanneming van dit voorstel kan zulks dan ook geen bezwaar zijn. De heer Praamsma blijft meenen, dat de Raad, ook na des wethouders uiteenzetting, deze zaak niet be hoorlijk kan beoordeelen. Het verheugt spr., dat de wethouder zelf ook heeft gevoeld, dat de Raad niet over de noodige gegevens beschikte. Spr. accepteert niet het z.i. zwakke argument van den heer Westra, dat het hier een kwestie betreft, welke eigenlijk het bestuur van de instelling van M.H. aangaat (De heer Westra: Dat heb ik niet gezegd). De wethouder zeide, dat het bestuur dier instelling de zaak had onderzocht en over de gegevens beschikte en dat deze dientengevolge niet voor den Raad ter inzage hadden gelegen. De Raad moet echter het geld voteeren en heeft dus ook recht zich vooraf behoorlijk op de hoogte van deze gegevens te kunnen stellen. Met het oog op den gezondheidstoestand van de verpleegden gaat spr. met het voorstel mee, al heeft de wethouder de noodzakelijkheid van deze herstelling niet duidelijk gemaakt. De heer Rom Colthoff is het volkomen met den heer Praamsma eens. Den heer Turksma antwoordt spr., dat hij niet het standpunt inneemt, dat voor het Stadsverzorgingshuis niets moet gebeuren. In den slechten toestand der kook potten moet natuurlijk worden voorzien, alleen op andere, goedkoopere, wijze dan wordt voorgesteld. Ook spr. kan niet beoordeelen of deze oplossing duur of goedkoop is, want hij weet niet wat men er voor krijgt. Met 25 tegen 2 stemmen, die van den heer Rom Colthoff en mevr. Van DijkSmit, wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijl. no. 147). Met alg. stemmen wordt beslo ten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijl. no. 143). De heer Van Kollem wenscht namens zijn fractie een paar opmerkingen te maken. Hij vindt het eenigszins triest, de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de Raad in December 1937 met deze zeer belangrijke wijziging moet terug komen op de begrooting 1937. Spr. wil beginnen den Raad te herinneren aan het standpunt, dat zijn fractie, en hij gelooft ook het grootste deel van den Raad, bij het vaststellen van die begroo ting innam, dat hierin culmineerde, dat men zeker was, dat B. en W. de begrooting met de uiterste nauwgezet heid t.a.v. bezuiniging hadden bezien, dat zij bezuini gingen hadden aangewezen op alle mogelijke zaken, waar de Raad schoorvoetend mee accoord is gegaan en dat het wenschelijk was de begrooting zóó vast te stellen, dat hoogere instanties daar geen noemenswaar dige bezwaren tegen konden maken, terwijl aan de meeste verlangens van de Commissie van Overleg was voldaan. De begrooting was er op gebaseerd, dat Leeu warden een bepaalde som aan bijdragen zou krijgen om haar sluitende te maken. Dat is misgeloopen, zoodat wij nu nog in de misère van de begrooting 1937 zitten, terwijl wij met 1938 zouden moeten beginnen. Spr. gelooft, dat het geen kwaad kan op de geschie denis van deze begrooting terug te komen, zooals die ook is weergegeven in het antwoord op den brief van de Commissie, welke ter inzage heeft gelegen. Spr. heeft groot respect voor de wijze, waarop B. en V' dit antwoord hebben gegeven. Het is een antwoord dat logisch is en waaruit, naar spr. meent, onbevooroor- deelden verschillende lessen ter harte kunnen nemen. Spr. wil in herinnering brengen, dat Ged. Staten 10 September 1936 berichtten, dat de ontwerp-begroo- tingen 1937 vóór 16 September d.a.v. in Den Haag moesten worden ingezonden. B. en W. hebben uitstel gevraagd en verkregen, waarop de begrootingen reeds 17 October daarop werden ingezonden. Einde Novem ber kwamen deze uit Den Haag terug zonder eenige Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 December 1937. 147 op- of aanmerking, noch nadere verklaring. B. en W. moesten zelf informeeren en toen bleek, dat de Com missie had besloten de begrootingen eerst door den Raad te laten behandelen. Het ware wenschelijk, dat de uitvoerige correspon dentie, welke is overgelegd, vooral de aanmerkingen van de Commissie en het antwoord van B. en W. daarop, openbaar gemaakt zou kunnen worden; de bur gerij van Leeuwarden zou over verschillende zaken anders gaan denken en niet zoo gauw met een betrek kelijk ongunstig oordeel klaar staan, als zij wist hoe B. en W. de begrootingszaken hebben behandeld. Als spr. het antwoord van B. en W. leest, dan zijn er verschillende dingen, welke de aandacht vragen. Spr. is niet van plan de geheele nota en alle punten te behandelen, het zou te lang duren. Spr. wil zich alleen bepalen tot een gedeelte van het respectabele lijstje, waarop B. en W. de verschillende wijzigingen, welke verlangd worden, hebben aangebracht. Volgno. 1876 der Gemeentebegrooting. Tegen onze verwachting, aldus spr., wordt !/5 deel van het nadee- lige saldo van 1936 niet voor de bijdrage in aanmerking genomen en wij moeten dit naar den Kap.dienst over brengen. Spr. aarzelt niet te zeggen, dat hij die politiek afkeurt en ook B. en W. staan op dat standpunt. Maar het wordt van boven af opgelegd. Het interen van onze bezittingen een zeer ongewenschte maatregel is de eerste duw, welke zeer verwondert en teleurstelt. Enkele punten wil spr. noemen om te doen uitkomen, dat de Commissie in zekeren zin van een onlogischen gedachtengang uitgaat. Spr. twijfelt er niet aan, en hij wil dit als zijn meening naar voren brengen, dat de Commissie zeker niet alle stukken en alle zaken betref fende de begrootingen van Leeuwarden goed zal ken nen. Spr. heeft zeer sterk den indruk, dat het in dit geval Ged. Staten van Friesland, en meer nog hun ambtenaren, zijn, die a.h.w. als adviseurs van de Com missie optreden en dat de Commissie de opmerkingen en wenschen van de Tweebaksmarkt volgt. Als spr. de verschillende stukken leest, komt het hem voor, dat er ook nog een andere inlichtingendienst werkt. Spr. kan het niet bepaald definiëeren, maar hij heeft zeer sterk den indruk, dat zekere inlichtingen worden verstrekt, ten gevolge waarvan men op alle slakken zout legt. Als spr. ziet, dat de post Rechtskundige- of andere adviezen (volgno. 221) van 400.wordt verminderd tot 200. dan is dat een vermindering op papier. Voor een gemeente als Leeuwarden is dat veel te weinig. Er gaat immers geen jaar voorbij of er zijn eenige adviezen noodig. Volgno. 249 wordt met 100.verlaagd. Deze post betreft overwerkuren, welke allang zijn betaald. Of dit een reëel bekijken van zaken zal blijken te zijn, be twijfelt spr. Wat de vermindering van den post voor den plant soendienst (volgno. 312) betreft, men schijnt uit het oog te hebben verloren, dat deze post haast uitsluitend uit werkloon bestaat, zoodat de gemeente bij vermin dering nadeel zal ondervinden door meer uitkeeringen aan steunbedragen als gevolg daarvan. De post onderhoud van ijsbanen (volgno. 319) moet geheel worden afgevoerd. Deze post was voor verschil lende menschen van groot belang. Een enkel woord over volgno. 527a, het Borgstel lingsfonds. Toen het betreffende voorstel werd gedaan, zijn van verschillende kanten opmerkingen naar voren gekomen. De heer Praamsma heeft er toen over ge sproken, dat hij het bedrag te weinig vond en dat de middenstand beter behoorde te worden geholpen. Er is toen indertijd gezegd, dat het Rijk 40 bijbetaalt en nu wordt het bedrag heelemaal afgevoerd. Bij de begrooting is tot uiting gekomen, dat middenstanders, die anders op M.H. waren aangewezen, nu door het Borgstellingsfonds misschien aan bedrijfskapitaal kon den worden geholpen, en die komen nu via M.H. toch weer steun van de gemeente vragen. Volgno. 633. De vermindering van den post rente en provisie van tijdelijke kasgeldleeninngen is ook naar spr.'s meening een slag in de lucht. Ten slotte krijgen de Gem.reiniging en Gem.werken een veeg uit de pan. Men heeft op het Ministerie een zeer belangrijke vondst gedaan, n.l. een gemeente in ons land gevonden, welke als voorbeeld moet worden gesteld aan Leeuwarden en wel de gemeente Zwolle. Vooral t.a.v. Gem.werken en de Reiniging wordt met Zwolle vergeleken en er wordt op gewezen, dat Zwolle geen architect heeft, geen inspecteur voor het Bouw en Woningtoezicht en geen hoofdopzichter. Maar is het nu juist, het inwonertal als maatstaf te nemen, zonder een nader onderzoek in te stellen In elk geval gaat een dergelijke vergelijking mank, want zeer vele factoren, welke niet in den brief van de Commissie worden genoemd, spelen een rol. Men heeft te zien naar de ligging, de indeeling, of er al dan geen industrie is, of het verkeer groot is, hoeveel KM2, straatopper vlak er is, enz. In de laatste jaren is op Gem.werken enorm bezui nigd, oppervlakkig beschouwd wel 50 zeer zeker ten koste van verschillende dingen, welke noodzakelijk hadden moeten gebeuren. Het is dan ook volkomen juist, dat B. en W. n.a.v. de opmerkingen van de Com missie zeggen ,,Het bedrijf van Gemeentewerken hier ter stede werkt óf te duur óf het doet dit niet' en de ingehouden verontwaardiging van B. en W. komt tot uiting in den zin „Een dergelijke feitelijk toch ernstige beschuldiging die ook evenzeer is gelegen in de later in den brief volgende vergelijking wat Gas- en Electriciteitbedrijf betreft die zonder eenige moti veering wordt neergeschreven, doet een natuurlijke neiging naar de vraag om bewijs opkomen.Voor dezen zin, welke een hoffelijk standje beteekent, komt den opsteller lof toe. Als men de gemeente beschuldigt, niet genoeg te hebben bezuinigd, moet men met be wijzen komen. Vooral de personeelsformatie bij Gem. werken zou niet deugen, maar sedert 1930 blijkt het aantal werklieden te zijn teruggeloopen, hoewel er meer werk is geweest. Nog een teekenend bewijs van de wijze waarop de Commissie opmerkingen maakt, is, dat Leeuwarden bij volgno. 540 een standje wordt gemaakt, omdat het in noodgevallen geld voor tandheelkundige hulp heeft uit gegeven. Nu kan men over tandheelkundige armenver zorging denken zoo men wil, ook in den Raad is daar over eenige malen gesproken, spr. is ervan overtuigd, dat deze verzorging zeer belangrijk is. maar dat de gemeente er geen geld voor heeft. Dat is echter geheel iets anders dan de Commissie doet. Deze geeft Leeu- warderadeel een pluimpje, omdat zij tandheelkundige armenverzorging principiëel afwijst. Spr. meent, dat het precies andersom had moeten zijn en dat Leeuwarden een pluimpje verdient, omdat men ondanks de geringe middelen nog iets doet. Ook t.a.v. de Gem.reiniging wordt een vergelijking met Zwolle gemaakt. Vooral de volgende zin is teeke nend voor de werkwijze van de Commissie „Voorts zou door een nauwere samenwerking tusschen Gem. werken en de Gem.reiniging waarschijnlijk een vermin dering kunnen worden verkregen van het aantal ar beiders, belast met het onderhoud van materiaal, enz. Degenen die dit schrijven kunnen niet op de hoogte zijn van de wijze van werken bij Gem.werken en Reiniging. Immers, bij de Reiniging is een groep werklieden, welke absoluut ander werk verricht, dan de werklieden bij Gem.werken. Spr. noemt b.v. den monteur bij de Rei niging, die er mede voor gezorgd heeft, dat de auto's er keurig uitzien en dat de wagens, welke reeds lang zijn afgeschreven, nog meegaan. Voorts maakt de Commissie een opmerking over het reserve-personeel, doch als men bij den directeur had

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 3