148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 December 1937.
geïnformeerd, zou deze hebben verklaard, dat er eigen
lijk geen reserve-arbeiders zijn en dat zij steeds in ge-
regelden dienst zijn, omdat zich altijd wel gevallen van
ziekte en verlof voordoen.
Ook zou de Commissie bij informatie zijn gebleken,
dat bij de Gem.reiniging het aantal werklieden is ge
daald, niettegenstaande het werk is toegenomen.
Bij den post „Vuilvervoer naar Wartena" is gezegd,
dat dit vervoer 17.000.kost. Spr. kan dit bedrag
echter niet in de begrooting vinden. Waarschijnlijk zal
dit een berekening zijn van verschillende posten, waarin
salarissen en loonen zijn opgenomen, welke ook bij
andere onderdeelen behooren.
Voorts zijn nog belangrijke opmerkingen gemaakt in
zake het onderhoud van de scholen, waarover een ander
lid van spr.'s fractie zal spreken.
Spr. meende deze opmerkingen te moeten maken,
waaruit men echter niet de conclusie moet trekken, dat
hij tegen deze begrootingswijzigingen zal stemmen,
maar hij heeft willen zeggen, dat bij zijn fractie vast
staat, dat B. en W. met deze wijzigingen tot het uiterste
zijn gegaan. Moet er nog meer worden bezuinigd, dan
loopt men groot gevaar de gemeentediensten te desor-
ganiseeren, waarvan men echter uiteindelijk de hooge
rekening op den bodem zal vinden, Spr. uit den wensch,
dat het B. en W. moge gelukken, zoowel de provinciale
autoriteiten als de Commissie te overtuigen, dat deze
wijzigingen het uiterste zijn, waartoe het bestuur van
Leeuwarden kan gaan.
De heer Bos zegt, dat, als er bezuinigd moet worden,
het onderwijs ook steeds een der objecten is, waar nog
meer uitgeperst wordt. Dat is reeds op alle mogelijke
manieren gebeurd, maar men heeft kans gezien het
onderwijs nogmaals in de pers te nemen en daarop te
bezuinigen. Men is er in geslaagd op de volgnos. 348,
350 en 351 van de gemeentebegrooting, kosten van
instandhouding van schoolgebouwen, aanschaffing en
onderhoud van schoolmeubelen, alleen voor het open
baar onderwijs, 1/3 deel te bezuinigen en deze te bren
gen van 18.622.op 11.782.
Spr. vraagt zich af, waar dat naar toe gaat. Het
antwoord heeft de Commissie van Toezicht op het L.O.
in het jaarverslag 1936 reeds gegeven, waar zij zegt
(pag. 3):
„Over het algemeen verkeeren de schoolgebouwen
in goeden toestand. Natuurlijk wordt er hier en daar
op verbetering aangedrongen. Het valt niet te ont
kennen, dat Gemeentewerken, door bezuiniging ge
noodzaakt, in langzamer tempo dan vroeger ver
beteringen en herstellingen tot stand brengt. Zoo
blijven wanden van lokalen en banken langer verve
loos en onooglijk dan eigenlijk wel gewenscht is."
En als men dan ziet, dat van het indertijd beschikbare
bedrag ad 18.622.nu nog slechts 11.800.^
beschikbaar is, dan vraagt spr., in welke lokalen
moeten onze kinderen binnenkort vertoeven
Het onderwijs zelf is veel verslechterd en men meent
het daarnaast nog op andere wijze te kunnen vinden.
Als alle netheid en orde in de lokalen weg is, hoe zullen
de kinderen dan opgroeien tot nette menschen
Volgno. 395, kosten onderhoud van de school voor
B.L.O., moet van 775.tot 425.verminderd
worden, terwijl de Commissie van Toezicht in haar
jaarverslag 1936 reeds melding maakte, dat de wanden
der lokalen zoodanig afbrokkelden, dat herstel zeer
dringend noodig was.
De post onderhoud schoolgebouw U.L.O. school
(volgno. 371) moet van 578.op 225.worden
gebracht. De Commissie verwijst naar de naburige ge
meente Leeuwarderadeel, die voor het onderhoud van
de U.L.O. school in Huizum 100.uittrekt en daar
voor een pluimpje krijgt. De school in Leeuwarden
bevat niet alleen een dagschool, waarop 480 leerlingen
gaan, maar ook een avondschool met 280 leerlingen,
telt 20 lokalen en de school in Huizum heeft 6 leer
krachten en 180 leerlingen. Dan vraagt men zich af
waar het verschil dan moet zitten. Spr. wijst er op, dat
de U.L.O. school hier een betrekkelijk oud gebouw is.
dat dus veel onderhoud vraagt, terwijl de U.L.O. school
in Huizum vernieuwd is en dan begrijpt spr. niet, hoe
de Commissie tot het voorgestelde bedrag komt.
Volgno. 352, leermiddelen voor de 7e en 8e leerjaar-
scholen, moet met 505.worden verminderd.
Bij de begrooting 1937 hadden B. en W. voorgesteld
voor deze scholen 3.per leerling aan leermiddelen
beschikbaar te stellen, het laagste waartoe kon worden
gegaan en wat de Raad heeft aangenomen. Dit wordt
nu teruggebracht tot ƒ2.per leerling. De sterke prijs-
verhooging van papier den laatsten tijd in aanmerking
genomen, dan is het voor 1937 beschikbare bedrag ad
2.per leerling eigenlijk reeds gedaald tot 1.40
a 1.50. En wat moet daarvan al niet betaald worden!
Het betreft hier immers kinderen van 12 tot 14 jaar
die al een groote vaardigheid hebben en veel meer leer
middelen en materiaal als cahiers, inkt, enz. noodig
hebben dan op andere scholen. Als het bedrag op 2.—
per leerling blijft uitgetrokken en men blijft in de toe
komst doorgaan met de 7e en 8e leerjaarscholen voor
veel kinderen eindonderwijs aan hun lot over te
laten, dan zullen de leermiddelen van zoodanige kwa
liteit worden, dat geen behoorlijke les meer zal kunnen
worden gegeven. Waar gaat het heen met het onder
wijs in Leeuwarden
Spr. verzoekt B. en W. te overwegen zich tot de
Ver. v. Ned. Gemeenten te wenden om verhooging van
dit bedrag te verkrijgen, evenals die Vereeniging zich
heeft bemoeid t.a.v. verhooging van het bedrag voor
leermiddelen ten behoeve van de scholen voor lager en
uitgebreid lager onderwijs.
Spr. meent, dat de cijfers voor dit jaar de uiterste
grens hebben bereikt en dat voor 1938 andere cijfers
op de begrooting moeten komen.
De heer Praamsma zegt, dat het niet zal verwon
deren, dat spr.'s woorden omtrent dit punt anders zullen
zijn, dan hier zoo juist zijn beluisterd.
Met groote belangstelling hebben ook spr. c.s. kennis
genomen van de zeer uitvoerige gedachtenwisseling van
B. en W. met Ged. Staten en de Commissie van Over
leg. Eerlijk gezegd, was de overgelegde correspondentie
eigenlijk te veel om in één keer te verwerken. Men had
dan ook gaarne gezien, dat het binnengekomen deel der
correspondentie tijdiger ter kennis van den Raad was
gebracht, opdat men in de materie ware ingegroeid.
Gelet op het bijna verstreken dienstjaar 1937 en be
seffende. dat er voor dat jaar practisch niets meer is
te bereiken, hebben spr. c.s. geen behoefte breed op
de bezuinigingsmaatregel in te gaan. Het zijn 85 posten
welke thans gewijzigd worden en welke spr. c.s. niet
apart wenschen te behandelen, ook niet na de vele er
uitvoerige opmerkingen van weerszijden gemaakt. Een
dergelijke discussie past beter bij de begrooting 1938
en kan dan over een vol jaar practische waarde voor
de gemeente hebben.
In het voorstel schrijven B. en W. zeer terecht, „dat
thans, December, uiteraard niet aan alle verlangens
met betrekking tot het dienstjaar 1937 kan worden vol
daan' en „wat het werkelijke resultaat van den dienst
1937 zal zijn, is thans nog onmogelijk te zeggen. Dit
kan eerst bij de eindwijziging blijkenOp grond daar
van gelooven spr. c.s., dat de Raad monnikenwerk zou
doen, als zij diep op deze posten zou ingaan. Zij willen
echter graag bij de begrooting 1938 de verkregen ge
gevens nader bezien.
Een paar algemeene opmerkingen wil spr. nog maken
Het verheugt hem, dat door samenwerking van B
en W. met Ged. Staten en de Commissie van Overleg
dit belangrijke resultaat is bereikt. Thans toch, na de
kleine pasjes van vorige jaren, wordt een groote stap
gedaan in de door spr. c.s. gewenschte richting
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 December 1937. 149
De heer IJtsma: Dat is juist het typische.
De heer Praamsma: n.l. een flink doorgevoerde
bezuiniging. Men kan over de verschillende zaken ver
schillend oordeelen en zeer zeker zullen er ook onder
de bezuinigingen zijn, welke, nader bezien, in een ander
licht komen te staan. Er zijn ook hoofdstukken in de
begrooting aan te wijzen, waarop niet is bezuinigd. Als
spr. c.s. deze wijzigingen bezien, dan zijn zij dankbaar
voor het vele werk, dat B. en W. hebben gedaan, maar
ook dankbaar voor den arbeid, dien hoogere Colleges
hebben verricht, welke uiteindelijk in het belang der
gemeente zal blijken te zijn.
Spr. gelooft, dat bij doorvoering dezer bezuinigingen
over een vol jaar en over de geheele gemeentebegroo
ting, het resultaat moet zijn, dat voortaan geen tekorten
meer naar den Kapitaaldienst behoeven te worden over
gebracht. Eerlijk gezegd, is spr. dankbaar, dat de extra-
bijdrage niet hooger is dan 190.000. want, ziet spr.
het goed, dan is het zoo hoe grooter de extra-bijdrage,
hoe korter de weg naar den financiëelen ondergang.
Hoe kleiner de bijdrage is, hoe spoediger Leeuwarden
zijn zelfstandigheid zal kunnen hernemen.
Men moet de zaak niet erger aanslaan dan zij is. Er
is thans 190.000.— bijdrage toegezegd. De laatst door
B. en W. opgezette begrooting 1937 rekende op
275.000. slechts een verschil van 85.000. En
als men aanneemt, dat in die 85.000.nog t/5 deel
van het niet- erkende tekort 1936 ad 280.000.is
verdisconteerd, dan is er practisch op de begrooting
1937 nog 30.000.tekort. Als nu de aanbevolen
maatregelen over 1938 ten volle kunnen werken en de
niet aangesneden hoofdstukken ook nog in de bezui
niging worden gegrepen, dan is er perspectief, dat Leeu
warden de begrooting sluitende zal kunnen maken.
Als men uit de gemaakte opmerkingen der Commissie
den indruk krijgt, dat er getwijfeld wordt aan de har
telijke medewerking van B. en W. tot bezuiniging, dan
erkent spr. eerlijk, dat ook hij dien indruk krijgt, als
de vraag naar voren komt, of B. en W. van harte
hebben medegewerkt tot een zuinig opgezette begroo
ting, wat ook in den Raad wel eens is uitgesproken.
Dat B. en W. in hun antwoord van 24 Juni jl. aan
Ged. Staten tot driemaal toe, zij het in andere bewoor
dingen, verzekeren, dat de uiterste soberheid is betracht,
is zeer opvallend. Als er eerst staatdat de cijfers na
uiterst serieuze overweging en op grond van deskundige
gegevens zijn samengesteld, voorts dat de begrooting
1937 met zorg en met den ernstigen wil tot zuinigheid
en versobering is samengesteld, en dan nog nu wij
(B. en W.) de overtuiging hebben, dat de begrooting
1937 serieus en met nauwkeurig in aanmerking nemen
van de behoeften is opgezet, dan wekt het verwon
dering, dat na de eerste aanmaning van de Commissie,
de oorspronkelijk gevraagde bijdragen ad 377.000.—
met 102.000.worden verminderd en het bewijst,
dat er in de begrooting nog elasticiteit zit, als B. en W.
er spontaan 102.000.afhalen.
Spr. hoopt, dat een en ander thans tot het verleden
moge behooren, en dat B. en W. bij de samenstelling
van de begrooting 1938 inderdaad rekening zullen
houden met de door de Commissie geopperde denk
beelden; het eene is aannemelijk, het andere misschien
minder aannemelijk, zoo ziet ook spr. s fractie de zaak,
maar toch, als de Raad bij de begrooting 1938 op grond
van de wederkeerig verstrekte gegevens nog eens van
gedachten zal wisselen en zich door deze misère heen
zal hebben geslagen, dan hoopt spr., dat voor Leeu
warden de dag zal mogen aanbreken, dat de begrooting
niet meer met een tekort zal eindigen, dat op den Kapi
taaldienst moet worden gebracht. Als thans meer wordt
bezuinigd, kan spr. weer optimist zijn en perspectief
zien in het beheer van de financiën van Leeuwarden.
De heer Turksma zegt, dat ook zijn fractie meent
B. en W. een compliment te moeten maken over de
wijze van weerlegging van de dikwijls pietluttige op
merkingen van de Commissie. Er zal aan de voorge
schreven maatregelen wel niet zijn te ontkomen, maar
ook spr. heeft den indruk gekregen, dat de Commissie
dikwijls op minder serieuze wijze wijzigingen heeft aan
gebracht, welke den toets der critiek niet kunnen door
staan. Spr. zal niet afdalen in onderdeelen, omdat bij
de behandeling van de begrooting 1938 zeker gelegen
heid zal bestaan op verschillende zaken terug te komen.
Met den heer Bos is spr. van meening, dat vooral
op het onderwijs veel bezuinigd wordt en men krijgt
den indruk, dat het onderwijs hier eenigszins wordt
gekraakt.
Spr. gelooft niet, dat men, voldoende aan de opmer
kingen van de Commissie, in de toekomst sluitende
begrootingen zal krijgendie illusie zal wel worden
verstoord als de cijfers van de begrooting 1938 bekend
worden.
Voorts heeft het spr.'s aandacht getrokken, dat voor
het Borgstellingsfonds geen gelden beschikbaar mogen
worden gesteld, ondanks den aandrang uit den Raad.
Spr. meent, dat de laatste jaren niet gezegd kan worden,
dat de middenstand profiteert van wat aan steun wordt
verstrekt, en dat t.a.v. deze groep een geheel andere
lijn wordt gevolgd dan t.a.v. andere deelen der bevolking.
Nu hoogere instanties meenen sterk op de begrooting
te moeten ingrijpen, verwondert het, dat het hoofd van
de provincie in Heerenveen de suggestie deed uitgaan,
dat voor den luchtbeschermingsdienst een post op de
begrooting moet worden geplaatst van ongeveer 2.—
per inwoner, wat voor Leeuwarden een ton beteekent.
Spr. begrijpt niet hoe men dit bedrag zal kunnen vin
den, maar een Raadslid weet ook, dat daaraan waar
schijnlijk niet te ontkomen zal zijn, omdat de gemeente
het volk moet beschermen. Aan den anderen kant echter
moet men ook op de bescherming der cultureele waar
den letten.
Spr. hoopt, dat Ged. Staten zullen begrijpen, dat de
zaken hier met den meesten ernst worden behandeld
en dat zij ook op dit punt moeten zien naar den inslag
van de besprekingen.
De heer Posthuma herhaalt wat hij reeds een vorigen
keer heeft gezegd, dat hij ontkent, dat het de schuld
van de gemeente Leeuwarden is, dat zij in financiëele
moeilijkheden is gekomen. Spr. wil hierop nogmaals met
nadruk wijzen, omdat de kwestie voor een groot deel
daardoor wordt beheerscht.
Wij zitten, aldus spr., intusschen in het moeras, waar
van één der gevolgen is, dat wij hulp moeten vragen
uit het Werkloosheidssubsidiefonds. Hoe wordt die nu
verkregen Door overleg. Daartoe is ingesteld een
interdepartementale Commissie, welke t.a.v. de aan
vrage van Leeuwarden grootendeels wordt beheerscht
door de meening van Ged. Staten van Friesland. Men
krijgt dus deze figuur De Raad van Leeuwarden oor
deelt, wat Leeuwarden noodig heeft, en daarnaast oor
deelt het geheele College van Ged. Staten, of een ge
deelte daarvan, of één lid daarvan, geïnstrueerd door
een hoofdambtenaar. Wie kan nu beter weten wat voor
Leeuwarden noodig is, Ged. Staten of de Raad De
Raad meent nu, dat Leeuwarden zóó moet worden
bestuurd, dat er nog eenige sprake is van het behouden
van cultureele waarden, dat er ook nog iets moet ge
schieden tot verbetering van tal van dingen, welke voor
een stad als Leeuwarden noodig zijn. Waarom zegt spr.
„voor een stad als Leeuwarden" Omdat hem uit de
Mem. van Antw. op de Rijksbegrooting van Binnen-
landsche Zaken bekend is, dat de Commissie van Over
leg zich op het standpunt stelt, dat wat de eene ge
meente eigener beweging heeft aan kant gezet, een
andere gemeente ook moet afschaffen. Nu de zaak zoo
staat, is men er hier nog lang niet, want als er één
gemeente is, die geen plantsoenen onderhoudt, zal een