154 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 December 1937.
B. en W. hebben daarna verzocht te worden gehoord
om van hun gevoelens te doen blijken. Dat is gebeurd
en zij hebben zich bij de Commissie op zeer belangrijke
punten en ook in kleine onderdeelen t.a.v. het alge-
meene beleid van de verschillende diensten der gemeente
op goede gronden schoon gewasschen. De weerlegging
van B. en W. van buitengewoon belangrijke aanmer
kingen heeft ten slotte hout gesneden, waardoor de
Commissie van zeer essentiëele opmerkingen is terug
gekomen. Dit alles duidt wel aan, dat het systeem,
zooals het hier is toegepast, niet deugt. Dit bewijst,
aldus spr., dat onvoldoende gegevens aanwezig zijn om
de gemeenten goed te kunnen beoordeelen. Spr. geeft
direct toe, dat zulks zeer verklaarbaar is, maar dan mag
men een gemeente niet 7 maanden na het begin van het
jaar gaan bespringen met onverklaarbare cijfers. Dan
gaat men de geheele zaak desorganiseeren en men
maakt een goed financiëel beheer onmogelijk. Waarom
nu is het zoo moeilijk bepaalde normen te ontwerpen
Dat komt, naar spr. meent, hierdoor, dat men te veel
vergeet, dat een gemeente niet een lichaam is, dat altijd
van boven af is bestuurd. Een gemeente heeft zich
integendeel zelf ontwikkeld; zij had een zekere vrijheid
van beweging, zelfs een zeer groote, waardoor iedere
gemeente weer heel anders is uitgegroeid en wel op
eigen wijze. Als men dus de eene gemeente aan de
andere ten voorbeeld stelt, dan kan men gerust bij
voorbaat zeggen, dat men er naast is. Bij onderzoek is
ook inderdaad gebleken, dat elke gemaakte vergelijking
mank ging, wat niet te verwonderen is, omdat ook ieder
bedrijf anders is uitgegroeid. Het bedrijf van Gemeente
werken zal in 's-Hertogenbosch geheel anders zijn dan
in Zwolle, Groningen of Amsterdam, en zoo zal de
plantsoendienst in beboschte streken anders zijn dan
hier. Het is meermalen gebleken, dat de vergelijkingen
van de Commissie onjuist waren. Spr. meent, dat der
gelijke dingen niet mogen voorkomen. De eenige op
lossing is z.i., dat de Commissie in de gemeente zelf
onderzoekt met een deskundig oog. Het Reinigings-
bedrijf moet worden onderzocht door iemand, die ver
stand van dergelijke bedrijven heeft, en naar Gemeente
werken sture men iemand, die op dat gebied doorkneed
is, enz. Spr. meent hierop den uitersten nadruk te
moeten vestigen, want niet alleen Leeuwarden is van
de werkwijze van de Commissie de dupe, maar alle
gemeenten zijn het, welke met die werkwijze te maken
krijgen. De door de Commissie gevolgde methode is
funest voor de behandeling van de gemeentezaken.
Dat spr. hierop nadrukkelijk de aandacht vestigt, is,
omdat hij vindt, dat de Commissie een onderzoek ter
plaatse had moeten instellen en besprekingen met per
sonen, die inzicht in de gemeente hebben, had moeten
voeren, om de situatie hier ter plaatse te kunnen be
oordeelen. Leeuwarden is b.v. rijk aan eengezinswonin
gen; daardoor krijgt men een in verhouding veel grooter
straatoppervlak dan in een stad met vierverdiepings-
woningen. In een plaats, welke in een boschrijke streek
is gelegen en waar de overgang tusschen plantsoen en
natuur niet zoo groot is, helpt de natuur zelf mee tot
verfraaiing van die plaats. Als Leeuwarden echter zijn
plantsoenen niet onderhoudt, dan heeft door den snellen
groei van het onkruid, als gevolg van den goeden grond,
alles direct een buitengewoon onaanzienlijk aanzien.
Dit zijn feiten waarmede bij het beoordeelen en ver
gelijken met andere plaatsen rekening moet worden
gehouden.
Spr. moet zeggen, dat B. en W. zeer ontdaan zijn
geweest over dezen gang van zaken. Zij hebben maan
den gewerkt om recht te zetten, wat recht te zetten
was en om te voldoen aan de eischen, en het resultaat
is neergelegd in deze begrootingswijziging. Als men
hier bij de discussies spreekt over de goede samen
werking met de hoogere instanties, of van een prettige
samenwerking, dan hebben B. en W. die niet onder
vonden. Misschien dat die idylle in de toekomst wer
kelijkheid zal worden. Maar die zal geen werkelijkheid
worden, als men zoo doorgaat de gemeentefinanciën
van boven af te beheeren, en als men niet met elkaar
kan praten over de zeer essentiëele dingen, welke
samenhangen met het bestuur en het inzicht in de
gemeente.
En het resultaat Het resultaat is geweest, dat wij
met een belangrijk lager eindcijfer voor den dag komen
dan op de oorspronkelijke begrooting 1937. Spr. moet
eerlijk zeggen, dat de wijze, waarop de Commissie tot
dat cijfer is gekomen, tegen de borst stuit. Men moet
wel sterke zenuwen bezitten, als men alle veranderin
gen, welke dit jaar het deel van het College zijn ge
worden, wil verwerken. Vroeger, aldus spr., hebben
wij vooral geleefd onder het regiem aflossen op korten
termijn, zoo weinig mogelijk op den Kapitaaldienst, om
de financiën zooveel mogelijk in evenwicht te houden.
Dit jaar hebben wij ons eigen moeten maken, dat het
aan te schaffen kaartsysteem ten dienste van de school
geldregeling op den Kapitaaldienst in 4 jaren moet
worden afgelost en dat een walmuur aan de Eebuurt
welke moet worden gerepareerd, in 10 jaren op den
Kapitaaldienst moet worden afgeschreven. Dat zijn
systemen, waar het College vroeger niet aan durfde
denken. Als men dat saneering noemt, dan laat spr. dat
voor degenen, die het uitspreken. Spr. noemt hetin
de war brengen van de gemeentefinanciën. Nu kan men
zeggen, dat was geboden, dergelijke maatregelen moes
ten worden genomen. Spr. verklaart, dat al dergelijke
maatregelen niets met saneering te maken hebben. Alle
extra-uitgaven moeten nu op den Kapitaaldienst. Daar
door verschuift men uitgaven naar de toekomst, welke
men niet verschuiven mag en wat spr. niet kan begrijpen.
Een andere aangelegenheid van veel ernstiger aard
is, dat men geen richtlijn heeft kunnen ontdekken. Dan
zou het ook goed zijn, want dan kon men weten, wat
men voor volgende jaren moest doen. Zoo b.v. ten
aanzien van den post „Onvoorzien een zeer merk
waardige post. De Commissie zegt nu, dat op dien post
0.50 per inwoner mag worden uitgetrokken. Waarom
heeft men dit niet gezegd vóór B. en W. de begrooting
aan haar inzonden? Tien maanden heeft de Commissie
daarvoor den tijd gehad en nu eerst wordt gezegd, dat
0.50 per inwoner mag worden uitgetrokken De post
„Onvoorzien" was hier opgezet met het oog op te ver
wachten belangrijke tegenvallers. In den loop van het
vorige jaar toch was gebleken, dat de financiëele toe
stand van de ingezetenen achteruitging, de aanvraag
bij Maatschappelijk Hulpbetoon werd geregeld grooter
en voor allerlei andere verplichtingen was steeds meer
noodig, zoodat voor 1937 een eenigszins ruime post
„Onvoorzien" was uitgetrokken, met de motiveerinq.
dat de betreffende post het vorige jaar niet voldoende
was gebleken. Nu krijgt men tegenstellingen bij de
vleet. Op den postkosten van verpleging van kran -
zinnigen, hebben B. en W. een bepaald percentage ge
raamd voor mogelijke vermeerdering van het aantal
patiënten. Dat mag niet. De Commissie zegtU mag
alleen op de begrooting plaatsen, wat U per 1 Januari
verschuldigd bent; de rest uit „Onvoorzien". Toen
echter het bedrag der te betalen pensioensbijdragen
hooger was gebleken dan geraamd, en B. en W. dit uit
„Onvoorzien wilden bestrijden, zeide de Commissie
dat bedrag had U direct bij de begrooting moeten
stellen en taxeeren, hoeveel voor het jaar benoodigd zal
zijn. Zoo zijn er meer voorbeelden, welke tegen elkaar
indruischen. Aan den eenen kant moet het bij den post
geraamd worden, en als men het doet naar de gegevens,
welke bekend zijn, dan is het ook niet goed, en moet
men het van „Onvoorzien" afnemen Dit zijn tegen
strijdigheden, waar Leeuwarden op het oogenblik finan
ciëel de dupe van wordt.
Wat is het resultaat van alle bemoeiingen Als men
alleen naar het eindcijfer ziet, dan is veel bereikt
B. en W. waren begonnen in October 1936 377.000.—
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 December 1937. 155
aan extra-bijdragen te vragen, welk bedrag noodig was
om de in Februari vastgestelde begrooting 1937 slui
tende te krijgen. In plaats van 377.000.wenscht de
Commissie slechts 190.000.— te geven. Waarom
slechts 190.000. —en waarom geen 250.000.Dat
kunnen wij niet berekenen. Eerst was het slechts
180.000.—, maar na de weerlegging van B. en W.
is dit bedrag verhoogd tot 190.000. zoodat nog
187.000.overbrugd moet worden. Spr. meent, dat
alle besparing ten spijt, die 187.000.— in Februari niet
op de begrooting te vinden waren. Niemand kan ze
vinden; het heeft niet gekund en zal ook niet kunnen.
Van die 187.000.wordt namelijk niet minder dan
136.000.— op den Kapitaaldienst overgeboekt. Dat
kunnen wij ook welMen noemt dat saneeren. Spr.
meent, dat de gemeente daardoor nader wordt gebracht
tot een verschuiving van de uitgaven naar de toekomst,
welke er naast is. En als men dan meent, gelijk een der
sprekers hier, dat de Commissie zoo veel heeft bereikt,
dan is dat een optimistische redeneering.
Spr. meent, dat saneering van het financiëele beheei
in dit stadium op geheel andere wijze zal moeten ge
schieden. Leeuwarden moet meer hebben uit het Werk-
loosheidssubsidiefonds. Spr. gelooft, dat daar alle reden
voor zou zijn. Er zijn toch verschillende berekeningen
geweest, welke aantoonden, dat de door Leeuwarden
te betalen bijdragen voor dat fonds grooter zijn dan
Leeuwarden eventueel zou terugkrijgen. Als de ge
meente Leeuwarden 190.000.- krijgt, dan is dat een
buitengewoon prettig resultaat, maar dan krijgt zij niet
eens het volle bedrag van de extra-bijdrage, welke zij
volgens de wet kan krijgen. Dat is dus niet iets, dat
op losse schroeven staatzij kan krijgen 99 van de
kosten voor werkloosheid en steunverleening, en een
belastingbijdrage, welke ook volgens objectieve normen
wordt berekend. De aangevraagde 377.000.beston
den uit een bijdrage ad 99 in de werkloosheidsuit
gaven en een groot deel van de belastingbijdrage. De
Commissie schrapt de belastingbijdrage heelemaal, en
de gevraagde werkloosheidsbijdrage ad 213.000.
(99 wordt gereduceerd tot 190.000. Dus Leeu
warden krijgt niet eens volledig de bijdrage in de kosten
van werkloosheidsbestrijding, waar zeer zeker aan
spraak op kan worden gemaakt. Alvorens voor te
schrijven dat 136.000.op den Kapitaaldienst moet
worden overgebracht, wat een onzuivere toestand is,
had de gemeente zeer zeker recht de volle bijdrage uit
het fonds te ontvangen. Zoolang die bijdrage niet
wordt verkregen is er geen voldoende reden dergelijke
maatregelen toe te passen.
Spr. zal hen niet volgen, die een terugblik willen
werpen op vorige jaren. Hij zou haast willen zeggen
zou het niet beter zijn onder wat vroeger is gebeurd
een streep te zetten en zich te baseeren op de situatie
van heden Dat is beter en vruchtbaarder werk dan
elkaar nu nog verwijten te maken over vorige jaren.
De gemeente Leeuwarden verkeert in een ongunstige
positie voor het verkrijgen van een uitkeering uit het
W erkloosheidssubsidiefonds.
B. en W. zijn bij de bestudeering, die weken heeft
geduurd, tot de conclusie gekomen, welke niet alleen
voor Leeuwarden geldt, dat men een gemeente niet kan
vergelijken met een kleinere gemeente. Dat is eenvoudig
uitgesloten. Men kan wel zeggen dat zou toch mogelijk
moeten zijn, maar de practijk wijst uit, dat het niet zoo
is, omdat de situatie in een kleine gemeente heel anders
is dan in een groote, en dat men verhoudingsgewijs
heel andere cijfers krijgt. Vergelijkt men echter Leeu
warden met een grootere gemeente, dan zal zij in een
gunstiger positie verkeeren, want dan krijgt men heel
andere cijfers bijv. t.a.v. Gemeentewerken, Bouw- en
Woningtoezicht, enz. In Friesland ligt maar één stad
van de grootte van Leeuwarden, maar als Leeuwarden
steden van 150.000 en 200.000 inwoners om zich heen
had, dan zou de vergelijking heel anders geweest
zijn, dan bij vergelijking met, bij wijze van spreken,
Hindeloopen en Schoterland Spr. verzekert, dat, als
men vergelijkingen wil maken, men het zuiver moet
doen. Men moet eerst de toestanden ter plaatse onder
zoeken, alvorens gegronde bezwaren te kunnen maken.
Spr. meent, dat Leeuwarden zeer zeker de dupe van
die vergelijkingen is geworden. Door ongefundeerde
vergelijkingen werden B. en W. voortdurend cijfers
voorgezet, welke moesten worden weersproken. Was
Leeuwarden in Noord-Holland gelegen, dan zou een
vergelijking met omliggende plaatsen veel gunstiger zijn
geweest. Elke vergelijking met een gemeente uit Fries
land gaat echter mank. Er wordt ook vergeleken met
het stadsdeel van Huizum. De Commissie maakt dit
stadsdeel echter niet los van de geheele betrokken ge
meente en zoo krijgt men een ongunstig beeld, omdat
de totale uitgaven door de geheele gemeente Leeuwar-
deradeel worden betaald. Huizum heeft echter niet alle
inrichtingen, welke Leeuwarden als provinciale hoofd
stad moet hebben, en men vergeet dat Leeuwarden
daardoor tot veel hoogere uitgaven moet komen. Dat
Leeuwarden in de huidige situatie verkeert, ligt, naar
spr. meent, hierin, dat het in een ongunstige positie is
gekomen t.a.v. de financiëele verhouding; als echter de
weg zou kunnen worden gewezen om de financiën te
saneeren op een wijze, dat de belangen van de stad niet
worden geschaad niet via den Kapitaaldienst dan
zouden B. en W. dat absoluut toejuichen, maar zij wil
len hierop wijzen, dat Leeuwarden niet alleen door het
noemen van cijfers te besturen is, dat Leeuwarden ook
inderdaad een doel heeft te vervullen in de provincie.
Leeuwarden is de hoofdstad, waar alle groote bedrijven
zijn geconcentreerd, wat uitgaven medebrengt. Wil
men de wegen behoorlijk onderhouden, dan is verhooging
der uitgaven absoluut noodzakelijk, omdat het verkeer
zoo geweldig is toegenomen, waardoor het wegdek veel
meer afslijt dan vroeger. Als er een nieuwe brug komt.
is dat niet, omdat men zoo graag een nieuwe brug ziet,
maar omdat het noodzakelijk is. Dit alles drukt op het
gemeente-butget. Als men de Beursbrug ziet, weet men,
dat verandering noodzakelijk is, evenals bij het Vliet,
maar als men steeds zegthier kan wel wat af en daar
kan wel wat af, dan geeft spr. de verzekering, dat men
na verloop van eenige jaren met een zeer armelijke stad
zal zitten. De tijd gaat voort en de eischen worden op
alle gebied steeds grooter. Men kan als bestuur van de
provinciehoofdstad wel zeggen, wij willen bezuinigen,
maar men moet bijv. zorgen voor ruimte voor parkeer
terrein, en dat kost geld. Zoo is er elk oogenblik werk,
dat noodzakelijk moet gebeuren, en aan de kosten van
onderhoud kan men zich niet onttrekken.
De eenige vraag, welke men terecht kan stellen, is
wordt ter plaatse voor een bepaald werk of bepaalden
arbeid te veel uitgegeven, wordt bijv. bij de Reiniging
te veel personeel gebruikt. Dat zijn dingen, welke
moeten worden onderzocht. Dat de stad zich geweldig
heeft uitgebreid in de laatste 10 jaren staat vast en
daarmede moet men bij zijn argumentatie rekening
houden.
Spr. heeft geen enkele opmerking gehoord over de
begrootingswijzigingen zelve, maar men meene niet,
dat men thans op den goeden weg is. Men moet zorgen,
en spr. zou dit den Raad op het hart willen drukken,
door een juiste argumentatie, een juiste beoordeeling
en een reeks van concrete feiten, een hoogere bijdrage
van het Rijk te krijgen. Met alle juiste middelen, aldus
spr., moeten wij probeeren Ged. Staten op onze zijde
te krijgen en het zal aan B. en W. niet liggen. Spr. geeft
de verzekering, dat pogingen zullen worden gedaan,
dat volledige onderzoekingen ter plaatse worden inge
steld, opdat deze zaak in de juiste banen worde geleid.
Er zijn verschillende posten, waarover nog veel zou
kunnen worden gezegd. Ter geruststelling van hen, die
meenen, dat de bijdrage aan het Borgstellingsfonds ver
dwenen is, zegt spr., dat zulks niet het geval is. Er