_|_2Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 26 Januari 1938. zelf van de eischen af. Toen kwam 12 Januari een brief van Ged. Staten, waarin staat, dat dezen zich bereid verklaren, om, indien de Raad overeenkomstig het voorstel van B. en W. besluit, te trachten matiging van de betreffende voorwaarden van de Commissie van overleg te verkrijgen. Dit „voorstel" kan alleen zijn het vorige voorstel, want een ander was er op 12 Januari niet. Desondanks komen B. en W. met een gewijzigd voorstel, uitgaande van de gedachte, dat de vakonder wijzers bij het l.o. gedeeltelijk behouden zullen kunnen blijven. De heer Algera nu meent, dat Ged. Staten een Raads besluit eischen en doet een voorstel om een conflict te vermijden. Wordt nu door het voorstel-Algera inder daad een conflict vermeden Spr. betwijfelt zulks, want ook bij aanneming van dat voorstel is er een conflict met de Commissie, omdat deze heeft geëischt, dat de verlagingen 1 Januari moeten ingaan; bovendien is er een conflict met Ged. Staten, die eischen dat de Raad besluit overeenkomstig het oorspronkelijke voorstel van B. en W. (De heer Westra (weth.): Neen.) Spr. kan uit den brief van Ged. Staten niet anders lezen dan dat zij dat voorstel bedoelen, omdat er toen nog geen aan vullend voorstel van B. en W. was. De zaak wordt thans wel zeer verward en daarom is het beter alles uit te stellen. Spr. geeft toe. dat er dan een conflict ont staat, maar het is toch geen weigering van den Raad. En wil men de sfeer van onderhandeling bewaren, dan neme de Raad ook geen gedeeltelijk afwijkend besluit. Ook als het voorstel van B. en W. wordt aangenomen, weet de Raad niet waar hij aan toe is. Laten Ged. St. toch duidelijk zeggen wat zij verlangen. Tenslotte wil de heer Algera een bepaalde opdracht aan B. en W. geven, maar als B. en W. toch gaan onderhandelen, is het veel practischer hen niet te binden. Laten B. en W. hun voelhoorns nog eens uitsteken, zien wat nog bij de Commissie bereikt kan worden en dan met een nader voorstel komen. De heer Rom Colthoff meent, dat men in Den Haag, wat het bewaarschoolonderwijs betreft, getoond heeft de lijn te volgen van den minsten weerstand. Dit roept altijd het hulpgevoel wakker en de neiging tot bescher ming. Spr. heeft met groot genoegen kennis genomen van het bemiddelingsvoorstel van B. en W., dat heel wat minder ver gaat dan de eischen der Commissie. Het voorstel-Algera bevat veel aanlokkelijks, maar voor spr. zijn standpunt hieromtrent bepaalt, wil hij graag weten, welke procedure men daarbij wil volgen. Wil men eerst aan Ged. Staten berichten, dat het voor stel van B. en W. is aangenomen en daarna gaan over leggen, of wil men eerst overleggen en daarna pas de beslissing van den Raad aan Ged. Staten en Commissie mededeelen De brief van Ged. Staten moet toch bin nen niet te langen tijd beantwoord worden en deze laatste weg lijkt spr. veel te lang en te gevaarlijk voor belanghebbenden, en het geduld van de Commissie zou uitgeput geraken. Spr. sluit zich geheel bij den heer Muller aan wat betreft het niet-vastleggen van de nieuwe salarissen. Zulks kan beter of slechter zijn voor de belanghebben den, want men weet niet, hoe de financiëele toestand van Leeuwarden over 5 of 10 jaar zal zijn. Oorspronkelijk stelden B. en \V. voor de verlagingen te laten ingaan op 6 Januari, thans stellen zij voor 1 Februari. Het bevreemdt spr., dat die datum wordt genoemd; de Overheid moet in ieder geval den wette- lijken termijn van opzegging in acht nemen. Het heeft spr. bijzonder getroffen, dat, terwijl ieder jaar de militaire autoriteiten klagen over de gebrekkige physieke gesteldheid van de jongelui, die onder dienst komen, een Overheidsinstantie willens en wetens mede werkt aan verslechtering van het gymnastiekonderwijs, waardoor de physieke gesteldheid der jongeren nog minder wordt. Daarom wijst spr. dit voorstel af. De heer Van der Geest kiest veeleer de zijde van mevr. Buisman, die gesproken heeft voor de belangen van het personeel, dan die van mevr. Van Dijk. Toch had spr. gaarne gezien, dat mevr. Buisman het niet alleen bij deze platonische liefdesverklaring had gelaten, waarvan het personeel niet kan leven, maar had voor gesteld deze drastische verlaging niet toe te passen. Als de Raad het voorstel van B. en W. moet aan vaarden, dan stemt spr. voor het voorstel-MulIer, dat is zijn plicht tegenover het personeel. Spr. dient het volgende amendement in „Ondergeteekende stelt voor het salaris van de vakonderwijzers in de lichamelijke opvoeding niet te bepalen naar het wekelijksch lesuur, maar een jaar salaris overeenkomstig 26 X het wekelijksch lesuur.". Spr. doet dit, opdat de belanghebbenden een vaste basis zullen hebben. Immers, er wordt over gesproken de klassen zoo groot mogelijk te maken, waardoor het wekelijksch aantal lesuren wordt ingekrompen en de positie van de betrokkenen dus wankelbaarder wordt. De heer Posthuma was niet van plan de schuldvraag j aan de orde te stellen. Maar mevr. Van Dijk zegt, Leeuwarden zit aan den grond door eigen schuld, wat j spr. ten eenenmale ontkent. Haar vergelijking met een gewone huishouding gaat mank. De maatregelen van hoogere instanties zijn met elkaar oorzaak, dat Leeu warden in het moeras zit en het is de taak van Leeu warden te zorgen van de hoogere instanties los te krijgen, wat noodig is voor zijn huishouding. Daarom stond spr. aanvankelijk absoluut afwijzend tegenover alle eischen der Commissie. Dat hij daarvan eenigszins is teruggekomen, is niet, omdat spr. de eischen van de Commissie nu billijk vindt, maar om te voorkomen, dat nog veel erger dingen gebeuren. Het doet spr. genoegen, dat door het voorstel-Muller tot uitstel een niet onbeduidende verbetering schijnt te kunnen komen. Het amendement-Buisman lijkt spr. vrijwel overbodig; het amendement-Muller is veel positiever. Immers, daar mede wordt voorkomen, dat het nieuw aan te stellen bewaarschoolpersoneel gebonden zou zijn aan het lage loon. Indertijd is de Commissie voor de Gem. bewaar scholen onwillig meegegaan met den eisch der Com missie, om volledig bevoegde bewaarschoolonderwijze ressen aan te stellen als kweekeling met akte voor 500.— per jaar, en nu moet dat bedrag tot 200.— worden teruggebracht. Het strekt Leeuwarden tot eer, dat daarvan schande wordt gesproken. Hier heeft men weer een voorbeeld, dat de interdepartementale Com missie geen inzicht heeft in de werkelijke verhoudingen; zij heeft natuurlijk nooit begrepen, dat deze kweeke- lingen met akte volledige bevoegdheid als onderwijzeres en een volledige functie hebben. B. en W. stellen voor haar salaris te verlagen tot 400. waardoor het geval iets gemakkelijker, maar toch onaangenaam blijft. Spr. kan dit niet gedoogen. Hij verwacht van B. en W„ dat zij voortaan geen kweekelingen met akte in den zin, zooals men die nu kent, meer zullen aanstellen, doch alleen bewaarschoolonderwijzeressen. Dan is men weer op den goeden weg. Spr. verzoekt hierop positief ant woord, alvorens zijn stem te bepalen. De heer Van Kollem onderschrijft wat mevr. Buisman heeft gezegd, behalve haar voorstel. Hij hoopt echter, dat zij alsnog voor het voorstel-Muller zal stemmen. Voorts meent spr., dat de Raad öf alles óf niets moet uitstellen. De Raad is den laatsten tijd wel gewend als een onmondige jongen te worden behandeld, maar de heer Algera gaat met zijn voorstel nog verder. Hij wil dat B. en W., alvorens de Raad hun voorstel aanneemt, eerst de Commissie vragen of zij het wel goed vindt, dat zij van de eischen gaan afwijken. Als dat wordt goedgekeurd, kunnen B. en W. hun voorstel weer in dienen en dan mag de Raad het aannemen. Dat is geen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 26 Januari 1938. 13 houding, die B. en W. van Leeuwarden past. En al zal bij aanneming van een voorstel, dat afwijkt van de eischen van de Commissie, een conflict ontstaan, liever een conflict dan ook nog de eer verspeeld. Te 9.55 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 10.15 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. De heer Botke (weth.) verdedigt deze materie niet met een opgewekt gemoed. De brief van 23 December 1937 kwam als een donderslag uit helderen hemel en was in een toon geschreven, die B. en W. tot nu toe niet gewend waren. Steeds werd in overweging gege ven iets te doen, maar thans luidde hetdat dient te gebeuren, uiterlijk met ingang van 1 Januari. B. en W. hebben te bevoegder plaatse geïnformeerd of het de bedoeling was, dat die brief zoo gebiedend was, en volmondig werd zulks erkend. Zoo kwamen B. en W. 5 Januari met hun voorstel, dat weliswaar niet geheel met de eischen van de Commissie overeenstemde; om het personeel op 1 Januari, dus op 1 week, te ontslaan, was absoluut onredelijk. Aan het laten vervallen van de gemeentelijke marge aan de leerkrachten van het B.L.O. was niet te ont komen, omdat in geen der gesteunde gemeenten die bijdrage mag worden verstrekt. De belooning van de gymnastiekonderwijzers bij het u.l.o. werd reeds in den brief van 18 Augustus genoemd, en waar deze bij alle gesubsidieerde gemeenten wel gelijk zal zijn, viel daaraan niet te tornen. Voorts werd het salaris van de gymnastiekonderwijzers bij het l.o. vastgesteld op 68.— tot 90.— en dat van de hand- werkonderwijzeressen bij het l.o. op 59.tot 75. per wekelijksch lesuur. De brief van 23 December eischte echter ontslag van de gymnastiekonderwijzers bij het l.o. en herhaalde den eisch t.a.v. het handwerk- onderwijs, zoodat B. en W. meenden, dat ook daaraan niet viel te tornen. Een verschil tusschen beide brieven betrof het handwerkonderwijs aan de school voor u.l.o. Werd het betreffende salaris in den brief van Augustus bepaald op 70.— tot 90. in den brief van Decem ber werd het vastgesteld op 59.— tot 70.— per wekelijksch lesuur. B. en W. meenden echter, dat alle door het Rijk gesteunde gemeenten zoo werden behan deld en dat er niet aan te ontkomen was. T.a.v. het bewaarschoolonderwijs hebben B. en W. het bevel van de Commissie slechts ten deele opgevolgd. Toen de Commissie deze salarissen in den brief van 18 Augustus niet noemde, dachten B. en W. dat daar over zou worden gezwegen, omdat verdere verlaging onredelijk zou zijn. Zij zagen echter, toen de Commissie met deze nieuwe eischen kwam, geen kans de loonen op het oude peil te houden en kwamen daarom met het voorstel dat 5 Januari werd behandeld. De Raad hield dit voorstel aan, waarna B. en W. onmiddellijk een brief aan Ged. St. zonden om te trachten nog iets te bereiken, er tevens op wijzende, dat in verschillende gesubsidieerde gemeenten het vakonderwijs in lichame lijke oefening nog bestond vanaf het 5e leerjaar en met verzoek medewerking te verleenen om ook hier dit onderwijs in stand te houden. Tevens werd verzocht het salaris van de handwerkonderwijzeressen bij het u.l.o. te brengen op het eerstgenoemde bedrag ad 90.— maximum per wekelijksch lesuur. Ged. St. stonden niet afwijzend tegenover dit verzoek en antwoorden 12 Ja nuari in dien geest. Spr. geeft toe, dat men dien brief kan opvatten als de heer Van der Meulen doet, doch spr. weet, na informatie op de Griffie en bij een lid van Ged. St., dat het de bedoeling van Ged. St. was, dat B. en W. het voorstel van 5 Januari zouden aanvullen en wijzigen, zooals in den brief van 7 Januari was aangegeven. Het verheugt spr., dat uit het gesprokene in den Raad en uit de vele adressen van alle richtingen blijkt, dat het gymnastiekonderwijs op hoogen prijs wordt gesteld. Niet alleen zal van dit onderwijs niets terecht komen als het door den klasseonderwijzer wordt gegeven, maar ook kan het prestige van dezen er onder leiden, als hij gymnastiekonderwijs moet geven. Hij kan immers een uitstekend onderwijzer zijn, maar misschien slecht gym nastiekonderwijs geven. Eigenaardig is het, dat de groote gemeenten op dit punt iets meer vrijheid hebben dan de kleine blijkbaar kan de Commissie een groote gemeente niet zoo goed overzien. Zoo wordt in Amsterdam vanaf het 3e leer jaar vakonderwijs gegeven, terwijl de financiën van Leeuwarden er beter voorstaan. Het is trouwens ook wel eigenaardig, dat op de lagere school geen behoor lijk gymnastiekonderwijs mag worden gegeven, terwijl jongens van denzelfden leeftijd op de middelbare scholen het wel krijgen. Spr. hoopt zeer, dat dit onder wijs in Leeuwarden grootendeels zal worden behouden. Spr. meent, dat het voorstel-Algera niet de juiste weg is. B. en W. hebben deze zaak besproken en zij hebben sterk den indruk gekregen, dat Ged. St. haar willen verdedigen bij de Commissie van Overleg, en dat mogen B. en W. niet afwijzen. B. en W. hebben zich tegen verschillende eischen der Commissie verzet, en als een hoogere instantie als Ged. St. meent, dat ook te kunnen doen, dan kan de Raad van Leeuwarden daarmede met een gerust hart accoord gaan, waardoor men kan be houden wat te behouden is. B. en W. kunnen moeilijk voorstellen niets af te breken dan zou de kans om iets te behouden misschien minder worden. B. en W. zijn tegen hun zin met hun voorstellen gekomen; 10 jaar geleden werd het bewaarschoolonder wijs hooger gewaardeerd dan nu het schijnt, dat de hoogere autoriteiten tot andere gedachten zijn gekomen en daarmede heeft men rekening te houden. Men kan wel op andere manier trachten hetzelfde bedrag te bezuinigen; dan wordt de extra-bijdrage minder, maar de bewaarschoolonderwijzeressen krijgen evengoed deze loonsverlaging. Punt I, onderdeel 3 van het voorstel-Algera, moet niet worden aangenomen. Men geve nu Ged. St. ook gelegenheid te trachten verzachting van de eischen te verkrijgen. Ook B. en W. meenen, dat 1100.voor een hoofd onderwijzeres en 900.voor een onderwijzeres aan een bewaarschool te weinig is; dat zijn echter perspec tiefsalarissen, want de tegenwoordige functionnarissen worden daardoor niet getroffen. En verbeteren de toe standen niet, dan zullen nieuwe functionnarissen op dat salaris moeten worden aangesteld. Helaas hebben reeds vele bewaarschoolonderwijzeressen dat salaris, zij het dan veelal niet aan Overheidsscholen. Als Leeuwarden weer op eigen beenen komt te staan, öf door bijzondere omstandigheden, öf door wijziging van de Wet, regelende de financiëele verhouding tus schen het Rijk en de gemeenten, dan zullen B. en W. deze salarissen als minimum beschouwen en deze na periodieke verhoogingen op een hooger niveau brengen. De heer Muller gaat niet met deze perspectief-salarissen accoord, maar B. en W. kunnen zich niet op alle punten tegen de eischen der Commissie verzetten; zij geven het eene toe om het andere te behouden. Over het rapport-Schouten, een moeilijke materie, zal spr. maar zwijgen; daarover te spreken heeft thans niet veel zin. Den heer Van der Meulen antwoordt spr., dat de brief van Ged. St., zij het niet naar de letter, dan toch opgevat moet worden, zooals B. en W. doen. Het voorstel- Van der Geest in te willigen, gaat zeer moeilijk; immers, de Commissie eischt een belooning per wekelijksch lesuur en B. en W. kunnen daarvan niet afwijken. Enkele onderwijzers hebben minder lesuren en dan zijn hun lessen aan meer scholen gecombineerd, maar het is onmogelijk voor hen een salaris van 26 wekelijksche lesuren vast te leggen. Het vakonderwijs in de 4e klassen zal er zeker af gaan en dan zal het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 4