Vergadering van Woensdag 16 Februari 1938.
16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 26 Januari 1938.
volhouden. Dat is echter niet de schuld van den wet
houder; immers, er zijn geen vaststaande voorschriften,
waaraan men zich houden kan. Voor iedere gemeente
stelt de Commissie weer andere eischen, zoodat men
niet kan spreken van landelijke regelingen.
Spr. hoopt, dat, als de Raad voor een volgende zaak
meer tijd van voorbereiding heeft, dat er niet zoo lang
over gediscussieerd behoeft te worden, en bovendien
hoopt hij, dat Ged. St. niet langer brieven schrijven,
waarover inlichtingen moeten worden gevraagd, en als
B. en W. dan inlichtingen krijgen, dat zij die ook aan
den Raad willen geven.
De heer Muller begrijpt, dat de heer Hellema be
hoefte gevoelde deze zaak hier alsnog te bespreken,
maar hij had gehoopt, dat deze zou hebben erkend blij
te zijn, dat het voorstel van B. en W. den vorigen keer
is aangehouden, omdat B. en W. daardoor met Ged. St.
overleg hebben kunnen plegen, waardoor zij verzach
tingen in hun voorstel konden aanbrengen.
In de plaats daarvan echter wijst de heer Hellema
er op, dat B. en W. meenden, dat aan de algemeene
landelijke eischen moest worden voldaan, waaronder
die t.a.v. het vakonderwijs worden gerekend, maar niet
aan de eischen t.a.v. het bewaarschoolonderwijs, omdat
die zoogenaamd plaatselijk zouden zijn. Spr. wijst er
echter op, dat B. en W. zelf meenen, dat ontslag van
de vakonderwijzers met ingang van 1 Januari niet oir-
baar is. Zij voldoen dus t.a.v. dit onderwijs ook niet
aan dezen door de Commissie gestelden eisch.
De heer Rom Colthoff stelt voor
„Voorstel om datum van ingang, volgens voorstel
van B. en W. 1 Februari, te wijzigen in 1 April of
desnoods 1 Maart 1938.".
Voorts zou hij het voorstel van B. en W. gesplitst in
stemming willen zien gebracht, met het oog op de ver
deelde meening t.a.v. de perspectiefbezuiniging bij het
bewaarschoolonderwijs. Wordt over het geheele voor
stel van B. en W. thans niet beslist, dan worden drie
zeer belangrijke dingen op het spel gezet, n.l. de mede
werking van Ged. St., de positie van de begrooting 1938
en de extra-bijdrage van 190.000.voor 1937.
De heer Van der Schoot vraagt, of B. en W\ over
tuigd zijn, dat hetgeen thans met Ged. St. wordt ge
tracht bij de Commissie te bereiken, eenig succes zal
hebben. Hoe goed de bedoeling ook moge zijn, het zal
bij de betrokkenen slechts ijdele verwachting wekken.
De heer Hellema (weth.) meent, dat op hetgeen hij
heeft gezegd, wel wat eigenaardig is gereageerd. Hij
heeft alleen willen uitleggen hoe B. en W. tot hun
voorstel van 30 December kwamen. Wat daarin voor
onredelijks zit, ontgaat spr. ten eenenmale.
De heer Muller trekt zijn woorden in.
De heer Hellema (weth.) zegt den heer IJtsma, dat
er niets onaangenaams aan deze zaak zit. Spr. wilde
alleen zeggen, dat er twee methoden zijn of B. en W.
gaan eerst met de Commissie onderhandelen en komen
dan met een voorstel bij den Raad, of de Raad neemt
eerst een beslissing. B. en W. zullen zeker bespreken,
welke weg moet worden behandeld, want daaromtrent
moet klaarheid komen, anders wordt het een chaos en
weet niemand waar hij aan toe is.
De Voorzitter zegt den heer Rom Colthoff, dat deze
in zijn voorstel één datum moet noemen, 1 April of
1 Maart.
De heer Rom Colthoff wijzigt zijn voorstel aldus
„Voorstel om datum van ingang volgens voorstel
van B. en W. 1 Februari, te wijzigen in 1 Maart
1938.".
De heer Van der Meulen zal tegen het amendement-
Rom Colthoff stemmen, omdat z.i. het voorstel van
B. en W. moet worden aanvaard, tenzij het volstrekt
onaannemelijk is voor den Raad. De Raad verzwakke
de positie tegenover Ged. St. niet door dit amendement,
dat niet van overwegende beteekenis is, aan te nemen.
Het amendement-Rom Colthoff wordt met 26 tegen
2 stemmen, die van de heeren Rom Colthoff en
Posthuma, verworpen.
Sub I, 1 en 2. Met alg. stemmen wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Sub I, 3a. Hierbij is aan de orde het amendement
Van der Geest.
De heer Muller zegt, dat zijn fractie genoegen neemt
met de toezegging van den wethouder. Het amendement
Van der Geest zal toch niet uitvoerbaar zijn, omdat het
slaat op alle vakonderwijzers in de lichamelijke oefe
ning, terwijl allen geen volledige taak zullen kunnen
krijgen.
Het amendement-Van der Geest wordt met 27 tegen
1 stem, die van den heer Van der Geest, verworpen.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W„ sub I, 3a.
Sub I, 3b. Met 21 tegen 7 stemmen, die van de
heeren Praamsma, Van der Schoot, Van der Geest.
Feitsma, Stobbe, W4ersma en Algera, wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Sub I, 4. Hierbij is aan de orde het amendement-
Muller, dat met 15 tegen 13 stemmen, die van de heeren
De Boer, Feitsma, Stobbe, Wiersma, mevr. Buisman-
Blok Wijbrandi, de heeren Botke, Algera, mevr. Bus-
scher—Sjerp, de heeren Westra, Turksma, Hellema.
Praamsma en Van der Schoot, wordt aangenomen.
Het amendement-Buisman is hierdoor vervallen.
Met 22 tegen 6 stemmen, die van de heeren Algera.
Praamsma, Van der Schoot, Feitsma, Stobbe en
Wiersma, wordt besloten overeenkomstilg het voorstel
van B. en W„ sub I, 4, zooals dit door het amendement-
Muller is gewijzigd.
De heer Hellema (weth.) wijst er op, dat het gevolg
hiervan is, dat de nieuw te benoemen hoofden en
onderwijzeressen meer zullen verdienen dan de tegen
woordige.
Sub I, 5. Hierbij is aan de orde een amendement-
Muller, dat met 15 tegen 13 stemmen, die van de heeren
Hellema. Praamsma, Van der Schoot, De Boer, Feitsma,
Stobbe, Wiersma, mevr. BuismanBlok Wijbrandi, de
heeren Botke, Algera, mevr. BusscherSjerp, de heeren
Westra en Turksma, wordt aangenomen.
Met 20 tegen 8 stemmen, die van de heeren Van der
Geest, De Boer, Feitsma, Stobbe, Wiersma, Algera,
Praamsma en Van der Schoot, wordt besloten overeen
komstig het voorstel van B. en W., sub I, 5, zooals dit
door het amendement-Muller is gewijzigd.
Sub II. Met alg. stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van B. en W.
Het voorstel-Algera is hierdoor vervallen.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Februari 1938, 17
Aanwezig 28 leden. Afwezig de heer Van Kollem.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beijma,
Burgemeester.
Te behandelen punten
1. Benoeming van een wethouder, vacature-J. H.
Hellema.
2. Mededeelingen en rapporten.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verleenen van eervol ontslag aan mevr. T. van der
Meulen—Van der Meer, P. H. Smit en W. de Vries
als onderwijzers (-es) in de lichamelijke oefening aan
scholen voor openbaar lager onderwijs (bijlage no. 19).
4. Alsvoren om J. Tuinenga, alhier, toe te laten tot
den afkoop van de grondrente, rustende op den grond
van het perceel Zaailand no. 70 (bijlage no. 12).
5. Alsvoren tot overneming van een strook grond
aan de Noordzijde van de Willem Loréstraat van het
Schildersbedrijf W. K. Wits en Zonen N.V. (bijlage
no. 10).
6. Alsvoren tot aankoop van een strook grond en
water, gelegen aan de Oostzijde van den Weg naar
Cambuur, van E. Kingma c.s. (bijlage no. 13).
7. Alsvoren tot verkoop van een strook grond, be-
hoorende tot het perceel Sectie G no. 9799 (Kleijen-
burg), aan J. Andringa (bijlage no. 18).
8. Alsvoren tot verkoop van het perceel Nieuwe-
kade no. 84 aan den Centralen Bond van Transport
arbeiders (bijlage no. 11).
9. Alsvoren tot verkoop van een gedeelte van de
vuilstortingsplaats dezer gemeente te Wartena aan de
provincie Friesland (bijlage no. 14).
10. Alvorens tot verhuring van een terrein, waarop
tennisbaan, nabij den Poppeweg, aan D. F. J. M. Sprock
(bijlage no. 9).
11Alsvoren tot verhuring van landerijen aan en
nabij den Poppeweg en het Ouddeel (bijlage no. 17).
12. Alsvoren tot wijziging van de verordening,
regelende de wijze van afkondiging van plaatselijke
verordeningen (bijlage no. 8).
13. Voorstel van de Commissie voor de Strafveror
deningen tot wijziging van de Algemeene Politieveror
dening voor de gemeente Leeuwarden (bijlage no. 15).
De Voorzitter: Dames en Heeren. Sedert de vorige
Raadsvergadering is het heugelijke feit, waarop geheel
ons land toen wachtte, werkelijkheid geworden.
Wij verheugen ons, dat alles zoo goed geloopen is
als tot nu toe uit de berichten blijkt.
Ik spreek gaarne den wensch uit, dat dit zoo moge
blijven en dat deze telg uit het Huis van Oranje op
moge groeien tot een waardig lid der door ons zoo
gerespecteerde en geëerbiedigde Koninklijke familie.
Wij hebben deze gevoelens per telegram kenbaar
gemaakt, waarop het volgende telegram van antwoord
is ontvangen
„Hunne Koninklijke Hoogheden betuigen het ge
meentebestuur, den gemeenteraad en de burgerij van
Leeuwarden hunnen meest oprechten dank voor zeer
gewaardeerde gelukwenschen bij de geboorte hunner
dochter."
De Raad hoort de woorden van den Voorzitter
staande aan.
Punt 1. De Voorzitter doet mededeeling van een
schrijven van den heer J. H. Hellema, hou
dende mededeeling, dat hij ontslag neemt als
wethouder, en zegt vervolgens Naar aanleiding van
dit ontslagnemen zij het mij vergund op te merken, dat
het mij persoonlijk en ook, geloof ik wel te mogen zeg
gen, den geheelen Raad spijt, dat de heer Hellema hier
toe heeft meenen te moeten besluiten.
Ik wil beginnen met op te merken, dat gelukkig niet
de interne verhouding in het College van B. en W.
hiertoe de aanleiding is geweestbij alle natuurlijke
verschil van meening is toch de onderlinge verhouding
altijd uitstekend geweest en was de samenwerking best.
Er zijn dan ook van buiten komende oorzaken voor
deze ontslagaanvrage geweest, die door mij, en ik ge
loof ook door de wethouders, worden gebillijkt, ofschoon
wij het besluit betreuren.
U zijt in een zeer moeilijke periode, ik kan wel zeggen
de moeilijkste voor de gemeente Leeuwarden, wethouder
van financiën geworden. U wist zeer goed, dat U geen
sinecure aanvaardde, maar U hebt geloof gehad in Uw
groote arbeidzaamheid, in Uw rechtvaardigheidszin, in
Nederlandsche wettelijk vastgestelde verhoudingen en
in billijkheid.
Inderdaad hebt U U in enkele niet vergistwij
hebben altijd Uw grooten werklust ook in kleine zaken
bewonderd. Wij begrijpen, dat, waar U ook uw amb
telijke betrekking met groote zorg waarneemt, dit ten
slotte te veel zou worden. De Raad heeft Uw recht
vaardigheidszin gevoeld, hij heeft met instemming altijd
naar U geluisterd en naar ik meen zijn de voorstellen
steeds onveranderd aangenomen.
Helaas zijn de wettelijk vastgestelde verhoudingen in
het staatsbestuur voor zoover de gemeenten betreft op
dit oogenblik wel eens zoek, doordat ongeschrevene en
veranderlijke, steunend op het geven van geldelijke hulp,
ze hebben kunnen overvleugelen hoe dat mogelijk is
geweest, doet er niet toe; ik weet, dat dit dikwijls Uw
ergernis heeft opgewekt, evenals het feit, dat billijkheid
tot nu toe evenredig is geweest aan het geld, dat nog
voor hulp beschikbaar was.
Wij apprecieeren het in U, dat Gij U ergerde, niet
omdat Uw eigen ideëen geen ingang vonden, maar om
dat U meende, dat het ware belang der gemeente in
het gedrang kwam.
Gij hebt verstandig gedaan om, vóórdat alles te veel
werd, ontslag te nemen; namens den Raad dank ik li
voor de goede en groote zorgen aan het gemeentebelang
besteed.
(Teekenen van instemming).
De heer Feitsma zegt, dat zijn fractie blanco zal
stemmen. Hun bezwaren tegen de wijze, waarop de
samenstelling van het College hier plaats vindt, zijn
bekend. Zij meenen echter vooraf te moeten laten uit
komen, dat hun houding, aangenomen bij wethouders
verkiezingen in de laatste jaren, niet voortkomt uit min
dere waardeering van de voorgestelde personen, doch
uitsluitend doordat én voorheen én nu in de tegenwoor
dige moeilijke tijden hun fractie opnieuw wordt gene
geerd. Blijkbaar stelt men noch prijs op hun medewer
king bij de keuze der wethouders, noch bij de voorbe
reiding der te nemen maatregelen. Deze houding is
volkomen in strijd met het gemeentebelang, en de ver
antwoordelijkheid daarvoor rust op hen, die ook in de
uitzonderlijk moeilijke positie, waarin Leeuwarden thans
verkeert, geen reden hebben kunnen vinden om zelfs
maar te trachten een zoo groot mogelijke samenwerking
tot stand te brengen.
De heer Van der Geest zegt, dat zijn voorganger hier
principieel heeft aangetoond, waarom een R.S.P.er niet
meedoet aan de bestuursverantwoordelijkheid noch aan
het verkiezen van anderen in bestuursfuncties. Spr. zal
dan ook blanco stemmen.
De heer Posthuma heeft aan het begin van de zit-
tings-periode van dezen Raad uitgesproken, dat het
voor een juiste verdeeling van de bestuursfuncties
noodig was. dat minstens een der Chr. Prot. Raadsleden