20 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Februari 1938. De heer Turksma had, afgezien van het nagekomen bod, over deze zaak gesproken, omdat hij 1050.— voor dit pand te weinig acht, in verhouding met den huurprijs 250. Stelt men deze op 150. dan is, gerekend naar 7 de verkoopprijs nog boven 2000.Een deskundige heeft het pand getaxeerd, maar het is een groot verschil of men het op afbraak taxeert of niet. Spr. heeft gehoord, dat deze taxatie nergens naar lijkt; trouwens niet alleen van Franconi, maar ook van andere zijde is er vraag naar dit pand. De heer Hooiring vindt het nieuwe voorstel van B. en W. niet reëel; spr. heeft die opmerking echter niet gehoord toen alsnog werd voorgesteld de buffetten in den Prinsentuin publiek te verpachten. Men miskenne bovendien het votumrecht van den Raad niet. Ook in dit geval kan de Raad zelfstandig beoordeelen, of het voorstel van B. en W. moet worden aangenomen of niet. Nu de gemeente een hoogeren prijs kan krijgen, mag de Raad dien niet versmaden, en het is ook de vraag of Ged. St., zulks wetende, dezen lagen prijs zullen goedkeuren, nu zooveel moet worden bezuinigd. De heer Van der Schoot had, al voor hij het pand had gezien, den indruk, dat de voorgestelde prijs laag was, en bij bezichtiging werd deze indruk bevestigd. Dat dit pand thans publiek wordt aangeboden, is de juiste weg. Wellicht zal dan het bod van Franconi nog worden overtroffen. De heer Praamsma herinnert aan den verkoop van het pand Doelestraat 8. Toen wees spr. er reeds op, dat onderhandsche verkoop ongewenscht is, omdat dan niet ieder gelijke rechten heeft. Bij onderhandschen verkoop wordt bovendien niet de werkelijke waarde ontvangen, weshalve spr. nogmaals in ernstige overweging geeft voortaan alle perceelen, welke de gemeente kwijt wil, publiek te verkoopen. Dan leert men de gegadigden kennen. De heer Hooiring vindt het niet reëel een ander bod te accepteeren, maar spr. vindt het onreëel iets beneden de waarde te verkoopen aan een zekere groep of partij. Ook spr. gelooft niet, dat het bij dit reeds 40 hoogere bod zal blijven. De heer Buiël zegt, dat de kwestie „reëel of niet reëel'' reeds eerder in deze vergadering is beslist, toen ondanks het feit, dat later ook een hooger bod voor het perceel Doelestraat 8 inkwam, men daarop niet in ging, maar het voorstel van B. en W. aanvaardde. Spr. acht het ook nu reëel, het oorspronkelijke voorstel van B. en W. aan te nemen. In verband daarmede is het echter inconsequent, dat B. enW. het pand nu niet tegen den getaxeerden prijs aan den eersten gegadigde geven, maar het bij openbare inschrijving willen verkoopen. Degene, die nu 1450.biedt, wordt dan vrijgelaten om lager in te schrijven. De heer IJtsma meent, dat B. en W. in dezen den eenigen consequenten weg hebben gekozen, door het pand publiek te gaan verkoopen. Het gevolg hiervan zal z.i. niet mogen zijn, dat, als de Raad besluit de panden, waarin de gemeente geen belang meer heeft, te verkoo pen, men dit maar voor de vuist weg, openbaar doet. Spr. gelooft niet, dat zulks in het algemeen de juiste weg is. Dan zijn er altijd bepaalde menschen of com binaties van menschen, die dat weten te benutten. Spr. vindt het onaangenaam, dat men in dit geval een ernstigen gegadigde voor dit pand, die de zaak aan het rollen heeft gebracht, moet dupeeren. De heer Posthuma meent, dat de Raad niet voetstoots met alle voorstellen van B. en W. accoord behoeft te gaan, noch met alle voorgestelde prijzen. Spr. kan zich voorstellen, dat B. en W. bij hun onder handelingen rekening houden met bepaalde omstandig heden, i.e., dat de betrokken Transportarbeidersbond langen tijd huurder en er steeds een goede verhouding met B. en W. is geweest. Den heer Hooiring mishaagt het, dat de Raad het oorspronkelijke voorstel van B. en W. niet aanneemt. De Raad heeft echter nog geen uitspraak gedaan, maar B. en W. hebben het voorstel ingetrokken en doen nu een ander voorstel. De Voorzitter zegt, dat in dezen niets onreëels is gebeurd, noch door B. en W., noch door iemand anders. De huurder van dit pand vroeg, of hij het kon koopen. De gemeente wilde het wel verkoopen, het werd geta xeerd en tegen dien prijs wilde de Transportarbeiders bond het hebben. Daarop hebben B. en W. deze trans actie als een voorstel aan den Raad gepubliceerd. Nie mand wist voor dien, dat de gemeente het pand wel kwijt wilde. Toen kwam er een hooger bod van Fran coni, die, als hij had geweten, dat de gemeente het per ceel wilde verkoopen, er reeds eerder meer voor had geboden, en hadden B. en W. geweten, dat het huis meer waarde had dan getaxeerd, dan hadden zij hun voorstel niet gedaan. Spr. vindt de handeling van B. en W. èn van Franconi zeer reëel. Nu er meer gegadigden zijn, meenen zij den weg te moeten volgen, welken de Gemeentewet aangeeft, n.l. publieken verkoop. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat B. en W. inderdaad met bepaalde omstandigheden rekening heb ben gehouden, b.v., dat de Transportarbeidersbond reeds 15 jaar huurder van het pand is, steeds een be hoorlijke huur heeft gegeven en het onderhoud grooten- deels zelf heeft betaald. Dit en het feit, dat het pand voor stempellokaal wordt gebruikt, waren voor B. en W. aanleiding om het pand aan de afd. Leeuwarden van den Transportarbeidersbond te verkoopen. Een stempellokaal moet toch ergens zijn en hier is het het minst hinderlijk. B. en W. hebben een particulier bureau gevraagd het pand te taxeeren. Hadden zij toen dadelijk een hooger bod gekregen, dan was natuurlijk ook een voorstel tot een hoogeren koopprijs gedaan. De heer Van der Geest stelt voor het oorspronkelijk voorstel van B. en W. te handhaven. Dit voorstel wordt niet ondersteund. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het nadere voorstel van B. en W., zooals dit bij monde van den Voorzitter is gedaan. De heer Van der Geest wil geacht worden te hebben tegengestemd. Punt 9 (bijl. no. 14). De heer Turksma zal na nadere inlichtingen zijn houding t.o.v. het voorstel van B. en W. bepalen. Welke zijn de door B. en W. gestelde voorwaarden, waaraan de Prov. dienst, volgens brief van 1 September, niet kon voldoen. Voorts schrijft die dienst, dat door deze grondberging een onbruikbaar terrein in bruik» baren staat zou worden gebracht, wat ook steeds de bedoeling van de gemeente is geweest. Thans wordt echter voorgesteld dezen grond, zijnde 8.24.60 ha, wel ken de gemeente indertijd 6000.plus 4300.voor het geschiktmaken voor stortplaats heeft gekost, te zamen met 1.66.45 ha te verkoopen voor 9000. d.i. 900.per ha. Deze prijs komt spr. laag voor, te meer, waar er 11.000.slikgelden op dit terrein rus ten, welke, als het in cultuur wordt gebracht, worden terugontvangen. Wel meent spr., dat, nu de provincie de baggerspecie ergens moet brengen, de gemeente een tegemoetkomende houding mag aannemen, maar hij gevoelt er meer voor de Provincie gelegenheid te geven de baggerspecie op Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Februari 1938. 21 dit terrein te brengen tegen een billijke vergoeding en onder bepaalde voorwaarden, doch het terrein zelf in eigendom te houden; het perspectief-voordeel in den vorm van de slikgelden moet de gemeente zich niet laten ontglippen. Het is bekend, welke gevoelens Ged. St. Leeuwarden toedragen en daarom mag men, nu de provincie Leeu warden noodig heeft, wel trachten dit uit te buiten. Den heer Praamsma bevredigt het verloop van de onderhandelingen niet. Hij ziet in deze transactie slechts nadeel voor de gemeente, en nadere toelichting is noodig alvorens het voorstel van B. en W. te kunnen steunen. Daar B. en W. de correspondentie vanaf 1 September hebben overgelegd, zijn den Raad alleen de onderhan delingen over eventueelen verkoop bekend. Voor een juist inzicht is echter kennis van de voorgeschiedenis noodig. Spr. is zoo vrij geweest zichzelf op de hoogte te stellen en is tot de conclusie gekomen, dat het eerste aanbod van B. en W., n.l. gratis afstaan in bruikleen, meer in het belang der gemeente ware geweest. Het is juist, dat dit terrein voorloopig niet voor vuilstorting kan worden gebruikt, maar dat het in de toekomst slechts tegen hooge kosten daarvoor dienstbaar kan worden gemaakt, is, naar spr. meent, niet juist. Wel zullen smalspoor en kipkarren noodig zijn, maar de te vervoeren hoeveelheden zijn grooter dan bij gebruik van kruiwagens, zoodat de tweede storting niet duurder zal zijn. Bovendien is geheel op tweede storting gerekend. Volgens het voorstel van B. en W. is een terrein, groot 9.90 ha, voor 9000.aangeboden, uit de stuk ken blijkt, dat de gemeente voor dien prijs aangeboden heeft het in Februari 1921 aangekochte terrein groot 8.25 ha. De provincie neemt echter 1.65 ha meer, en schrijft heel laconiek „hoewel de zuidelijke begrenzing eenige wijziging heeft ondergaan, meen ik dat Uw vraagprijs geen wijziging zal behoeven." B. en W. redeneeren blijkbaar voorloopig moet het land toch blijven liggen en 300.per 36% a „onland" is acceptabel. Daarbij wordt echter een belangrijke fac tor niet op de juiste waarde geschat, n.l., dat op deze terreinen slikgelden rusten, welke 1 Mei 1933 reeds 11.018.06 bedroegen en thans tot 13.000.zijn gestegen, rentende 2% Accepteert de Raad het voorstel van B. en W„ dan ontvangt de gemeente 9000. rentende 3 a 3En waar opnieuw stor ten geenszins is uitgesloten en er eventueel kansen zijn deze gronden gratis af te staan aan anderen voor het bergen van vruchtbare baggerspecie, is het ook mogelijk dit land zelf in cultuur te brengen. Misschien is aan een dergelijk werk als werkverschaffingsobject wel behoefte. De Directeur van Gem.werken schrijft zeer terecht „Zou adressant bij een particulier te biecht komen, dan zou ongetwijfeld geld moeten worden toebetaald.". Spr. weet, dat de Prov. dienst oorspronkelijk heeft voorgesteld, dat de gemeente de terreinen kosteloos ter beschikking stelt voor berging van grond, en dat de gemeente de noodige (met het oog op de bodemgesteld heid dure) perskaden legt tot een hoogte van 2 m. Dan stort de provincie, waarna de gemeente zoo noodig de kaden met 2 m moet verhoogen. Daarna stort de pro vincie nogmaals en laat Leeuwarden zitten met een zandige hoogvlakte midden in het watersportgebied. Men moet wel meer dan gewonen moed hebben om een dergelijk voorstel te doen. Dat Leeuwarden dit terrein later voor zomerhuisjes of begraafplaats zal kunnen exploiteeren is franje. Het heeft spr. dan ook verheugd, dat de Dir. van Gem.werken 7 Augustus adviseerde niet op dit voorstel in te gaan. 28 Augustus d.a.v. deden B. en W. een billijk tegenvoorstel, hou dende voorwaarde, dat het terrein gratis voor berging wordt afgestaan; het werk door en voor rekening van adressant wordt uitgevoerd met inbegrip van het risico; als de uitvoering in werkverschaffing geschiedt, de gemeente het recht heeft werkloozen ter beschikking te stellen, en dat, indien eenigszins mogelijk, de bovenste laag dient te bestaan uit vruchtbare baggerspecie. Dit voorstel was billijk, want op ander terrein moet de provincie ook zelf kaden maken en bovendien nog een vergoeding betalen. Bij schrijven van 1 September, het eerste stuk dat ter visie lag, wijst de Prov.dienst dit aanbod af. Spr. heeft den indruk, dat B. en W. zich daardoor wel wat hebben laten intimideeren. De aantrekkelijke zijde, n.l. om on bruikbaar land in bruikbaren grond te veranderen, is de provincie toch blijkbaar te machtig, en zij tracht nog een schikking te treffen. Zij vraagt echter niet eens óf het land wel te koop is, alléén wat de prijs is. Spr. neemt dezen brief met een korreltje zout. Hij moet, na bestu deering van de ter inzage gelegde correspondentie en na kennisneming van de voorgeschiedenis, den Raad het voorstel van B. en W„ als zijnde niet in het belang van de gemeente, ontraden. De Voorzitter merkt op, dat de heer Praamsma zich moet bepalen tot de stukken, welke bij dit voorstel be- hooren. Wat deze verder heeft aangehaald, heeft hij vermoedelijk uit de stukken van de Gem. Reiniging. De heer IJtsma heeft met belangstelling geluisterd naar de aanhalingen van den heer Praamsma uit stuk ken, welke den Raad niet bekend zijn. De Voorzitter heeft reeds verklaard hoe zulks mogelijk is. Spr. vraagt zich af, of het goed is, dat men aan den Directeur van de Reiniging inlichtingen vraagt. Bij het afstaan van dit terrein voor grondberging doen zich twee mogelijkheden voor en de vraag is, wat is het voordeeligste voor de gemeenteden grond te verkoo pen of in huur af te staan. Spr. heeft geen berekeningen opgezet, wat voordeeliger zou zijn en zulks zou een grondig onderzoek vereischen, want deze zaak heeft vele kanten. Men houde echter in het oog, dat bij verkoop een stuk natuurschoon blijvend wordt bedorven, doordat dit terrein geheel wordt opgehoogd met baggergrond. Spr. zou zulks betreuren en ziet liever, dat B. en W. deze zaak alsnog in studie nemen om te zien, of het niet mo gelijk is het terrein in huur af te staan voor grondber ging en welke voordeelen er in zitten om dergelijke ter reinen later naar eigen goeddunken in orde te maken. Er komt niet anders op dan zand, is hier gezegd. Dat hangt er van af, waar de baggergrond vandaan komt. Als de terreinen in Wartena ooit in cultuur zullen wor den gebracht, dan is de vraag, hoe krijgt de gemeente het meest geschikt grond daarheen. Dien kan men daar nu krijgen en staat de gemeente de terreinen in huur af, dan kan zij ze later gebruiken voor het doel, waarvoor zij ze noodig heeft. Daarom lijkt het spr. overweging waard, dat de Raad beide stelsels verkoop of verhuur tegenover elkaar kan stellen en ziet, welke voordeelen er in zitten. Het verbaast spr„ dat de Dir. der Gem.-Reiniging adviseert over den grondprijs. Hij kan zich voorstellen, dat deze advies uitbrengt of de gemeente de terreinen kan missen. Spr. hoopt, dat de Raad deze zaak nog eens aan alle kanten kan bezien en doet het voorstel „Ondergeteekende stelt voor punt 9 van de agenda af te voeren en B. en W. te verzoeken een onderzoek in te stellen of verhuur voor grondberging aan de Provincie voorkeur verdient boven verkoop, om te zijner tijd met nieuwe voorstellen bij den Raad te komen.". De Voorzitter zegt, dat de gemeente het terrein aan de provincie in huur heeft aangeboden. Deze heeft het aanbod echter verworpen. Toen is er verder over ver koop onderhandeld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 3