Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 Maart 1938.
autoriteiten, maar spr. heeft bij de stukken niet kunnen
vinden, hoe het oordeel van B. en W. over de sollici
tanten is geweest, met wie persoonlijk kennis is ge
maakt en die niet op de voordracht voorkomen. Meestal
treft men een dergelijk rapport bij de stukken aan. Mis
schien kunnen B. en V/. den Raad over die personen
inlichten. Spr. wil gaarne weten, hoe het persoonlijke
contact van enkele opgeroepenen met B. en W. is ge
weest. No. 2 van de voorgedragenen heeft de Raads
leden niet bezocht. Het wil spr. oppervlakkig voor
komen, dat onderscheidene sollicitanten met no. 1 kun
nen concurreeren. Spr. vraagt, hoe B. en W. denken
over de personen, omtrent wie even goede inlichtingen
zijn binnengekomen en waarom B. en W. die niet" op
de voordracht hebben gezet. Er ontbreekt ook een
rapport van dr. Tuntler. Spr. vindt deze zaak onvolledig.
De Voorzitter zegt, dat de gang van zaken bij deze
sollicitatie gelijk is aan andere gevallen. Men plaatst
een oproep en wint inlichtingen in. Deze weegt men
tegen elkaar af en de personen, die men oogenschijnlijk
wel geschikt acht, worden in het College nader be
sproken daaruit wordt een voordracht van twee of
drie personen opgemaakt. Het is nooit zoo geweest, dat
B. en W. of een Commissie, die de voordracht opmaakt,
bij het advies aan het benoemend lichaam, van de ove
rige sollicitanten zeggen deze is hierom niet geschikt
en die daarom niet.
Om deze zaak voldoende te beoordeelen, is het advies
van dr. Tuntler, intusschen door dr. Muntendam op
gevolgd, gevraagd. Met dezen hebben B. en W. alle
sollicitanten besproken en uit die bespreking is deze
voordracht voortgekomen.
De heer Buiël zegt, dat het toch niet geheel juist is,
dat de Raad vroeger geen rapporten over de sollici
tanten, waaruit uiteindelijk de voordracht werd opge
maakt, ontving. Wel zijn de ingevulde vragenlijsten
overgelegd, maar verder kan de Raad toch weinig oor-
deelen. Spr. had graag gezien, dat omtrent de meer in
aanmerking komende sollicitanten een korte verklaring
was overgelegd.
De Voorzitter antwoordt, dat over alle sollicitanten
inlichtingen zijn gevraagd en dat alle stukken ter inzage
zijn gelegd.
De heer Buiël zegt, dat het gaat over degenen, over
wie men verder niets meer hoort. Twee candidaten
hebben zich teruggetrokken.
De heer Praamsma heeft de inlichtingen gelezen en
vereenigt zich volkomen met het voorstel van B. en W..
te meer, waar deze aanbeveling gevolg is van een be
spreking met dr. Muntendam. Spr. c.s. uiten den wensch,
de infunctietreding zoo veel mogelijk te bespoedigen,
opdat de reorganisatie spoedig ter hand worde genomen.
Uit de begrootingsstukken blijkt, dat de hoogere instan
ties niet willen, dat de gereorganiseerde geneeskundige
dienst duurder wordt dan nu het geval is. Is dit met den
nieuwen functionnaris besproken
De Voorzitter antwoordt, dat de bedoeling is, de in
functietreding zoo spoedig mogelijk te doen zijn.
De kosten kunnen bij de begrotingsbehandeling wor
den besproken. Na reorganisatie zullen de totale kosten
van dezen dienst zeer zeker niet hooger worden.
De heeren Stobbe en Wiersma vormen het stem
bureau.
Benoemd wordt B. A. Geerlings met 25 stemmen (3
bilj. blanco).
Punten 4, 5 en 6 (bijl. nos. 21, 24 en 29). Met alg.
stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van B. en W.
Punt 7 (bijl. nos. 14 en 31).
De heer Turksma vraagt, waarop de veronderstelling
van den Prov. Dienst berust, dat, hoewel de grens van
het oorspronkelijk voor 9000.— aangeboden terrein
wijziging heeft ondergaan, de prijs geen wijziging be
hoeft, en hoeveel land er bij komt. Men kan toch moeilijk
grooter terrein voor denzelfden prijs vragen. Bovendien
krijgt de provincie het waardevolste gedeelte en zal het
achtergelegen, door een nauwen doorgang te bereiken,
terrein, moeilijker te bewerken zijn als de gemeente het
voorterrein niet bezit. Ook bedenke men, dat de slik-
gelden, volgens den heer Praamsma opgeloopen tot
13.000. alleen op het voorterrein rusten. Deze
doen, naar 2\Z^ 325.rente, terwijl de rente van
ƒ9000.— a 3 slechts ƒ270.— bedraagt.
Ook de Reinigingscomm. ontraadt het voorstel van
B. en W., voor spr. een bewijs, dat zij met den prijs
niet tevreden is. (De heer Van Kollem De prijs heeft
op de beslissing van de Comm. geen invloed gehad.)
Volgens brief van den Dir. van Gem.werken, d.d. 7
Augustus 1937, kan door ophooging met baggerspecie
een bruikbaar terrein worden verkregen, dat later in
cultuur kan worden gebracht. Dan kunnen dus de slik-
gelden worden terugontvangen en het opgehoogde ter
rein zal altijd nog wel iets opbrengen. Denken B. en W.
het in cultuur brengen in werkverschaffing uit te voe
ren Het antwoord hierop zou eenigen invloed op spr.'s
houding kunnen hebben.
Voorts wijst de Dir. van Gem.werken er op, dat de
provincie bij een particulier ongetwijfeld geld zou moeten
toebetalen, terwijl de gemeente het terrein gratis in
bruikleen wil afstaan, onder voorwaarde, dat het werk
door en voor rekening van de provincie wordt uitge
voerd, de gemeente recht heeft werkloozen ter beschik
king te stellen en dat, zoo mogelijk, de bovenste laag
uit vruchtbare baggerspecie moet bestaan. Spr. vindt
deze voorwaarden niet zóó, dat er niet aan kan worden
gedacht daarop in te gaan. zooals de provincie schrijft.
Hij verwondert zich trouwens over de arrogantie, welke
uit de geheele correspondentie spreekt en meent, dat
toch zeker een bespreking had kunnen plaats hebben
om tot overeenstemming te komen. De Dir. der Gem.-
reiniging stelt zich terecht achter den Dir. van Gem -
werken, o.m. er op wijzende, dat het beschikbaar stellen
van het terrein door de gemeente voor de provincie van
zooveel belang is, dat de gemeente geen groote uitgaven
in dezen voor de provincie kan doen. De provincie wil
niets betalen, zelfs niet de kosten van het maken van
de perskaden. Maar wèl wil zij het terrein koopen.
Waarom Men koopt niet iets, als men er geen voor
deel in ziet, en de provincie zal in koop wel degelijk
een perspectief-voordeel zien.
Ook bedenke men, dat, hoewel de Dir. van Gem-
werken schrijft, dat een deel van den op het voorterrein
gespoten grond eventueel later kan worden gebruikt
voor dekking van het achterste terrein, zulks moeilijk
zal gaan, als de gemeente het voorterrein niet meer
bezit.
Houdt men echter aan verkoop vast, waartegen spr.
zich niet pertinent verzet, dan behoort de prijs met 20
van de slikgelden te worden verhoogd. Spr. stelt voor
„Ondergeteekende stelt voor den verkoopprijs te
bepalen op 11.500.
De heer IJtsma wijst er op, dat, terwijl de provincie
oorspronkelijk op hetzelfde standpunt stond als een deel
van den Raad, n.l. den grond in bruikleen geven, B. en
W. de daarop betrekking hebbende stukken niet direct
hebben overgelegd. Thans zijn ze overgelegd en is het
advies van de Reinigingscomm. gevraagd, maar B. en
W. hebben tot spr.'s verwondering niet aan het in zijn
voorstel gedane verzoek om nader te onderzoeken of
verhuur dan wel verkoop voorkeur verdient, voldaan,
zoodat de Raad thans nog niet de financiëele mogelijk
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 Maart 1938.
27
heden van afstand in bruikleen kan overzien. Het heeft
spr. onaangenaam getroffen, dat den Raad slechts één
kant van deze zaak is voorgelegd. Het gevolg van een
dergelijke handelwijze is, dat over voorstellen, welke
eigenlijk niet van zoo groot belang zijn, meermalen moet
worden vergaderd. De Reinigingscomm. verklaart zich
in meerderheid tegen het voorstel van B. en W. op de
hier den vorigen keer geuite gronden en ook omdat een
stuk natuurschoon zal worden bedorven. B. en W. be
strijden zulks en meenen, dat, als niet op dit terrein
wordt gestort, een ander terrein daarvoor zal worden
gebruikt, maar dat is voor spr. geen motief om voor
verkoop te zijn, en ook zakelijk lijkt spr. dit onjuist.
Door het ontbreken van financiëele details, kan men op
het oogenblik alleen voor of tegen verkoop zijn en dan
doet de Raad verstandig het advies van de Reinigings
comm. te volgen, maar het is niet juist een hoogeren
prijs te vragen.
De heer Buiël vraagt, of B. en W. met dezen verkoop
de provincie ter wille hebben willen zijn, omdat zij heb
ben gedacht, dat door dezen verkoop de kanalen beter
verzorgd zouden worden.
De VoorzitterMisschien komt het kanaal hier heele-
maal niet.
De heer Posthuma spreekt niet van de voorgeschie
denis van deze aangelegenheid, doch uit zijn verbazing
er over, dat het Hoofd van den kanalendienst deze
zaak op zoo onsympathieke manier, niet vrij van arro
gantie, heeft ingeleid. Als deze zoo doorgaat, dan zal
hij met de berging van den baggergrond nog heel wat
onaangenaamheden ondervinden.
Deze transactie biedt, ook omdat op dit terrein slik
gelden rusten, de gemeente weinig of geen voordeel.
Er moeten dan ook andere, algemeene belangen gelden,
wil men de provincie in dezen ter wille zijn. Deze moet
ergens berging voor haar baggerspecie hebben, maar
er staat tegenover dat dit terrein ligt te midden van een
stuk natuurschoon, waar in het bijzonder de bewoners
van onze stad druk gebruik van maken. Nu daar een
soort zandheuvel zal ontstaan en de gemeente boven
dien geen enkel financiëel belang bij dezen verkoop
heeft, moet de Raad daartoe niet besluiten.
Mevrouw Van Dijk—Smit wijst als minderheid in de
Reinigingscommissie er op, dat h.i. het voorstel van B.
en W. in alle opzichten aannemelijk is. Zij hoopt dan
ook, dat de Raad dit voorstel thans zal aannemen. Het
terrein in kwestie werd 12 jaar gebruikt voor vuilstorting
en ligt thans voor de gemeente waardeloos, daar het
daarvoor niet meer benut kan worden, 9000.kan de
gemeente krijgen voor 10 ha onland, een zeer accep
tabel bod. De andere Comm.leden en ook sommige
Raadsleden zien meer perspectief in het in eigendom
behouden van dit terrein en zij meenen met de steeds
aangroeiende slikgelden wonderen te kunnen doen. Voor
spr. is de kwestie van de slikgelden zóó, dat men deze
eenige malen zal moeten besteden voor men een mooi
stuk land heeft. Het is gelijk een lot in de loterij, met
veel kans op een nietDe Raad neme het wisse voor
het onwisse en besluite tot den verkoop van het terrein.
Den heer Turksma antwoordt spr., dat de 9000.—
toch ook rente oplevert. Men heeft de provincie niet
noodig, maar de provincie heeft ons noodig is gezegd.
Voor 9000.is echter onland genoeg te krijgen.
Nu is men plotseling zoo bezorgd, dat het natuur
schoon zal bederven. De natuur zal zelf wel zorgen, dat
het stukje zand er weer behoorlijk uit gaat zien.
De heer Van Kollem meent, daar mevr. Van Dijk
hier een verkeerden indruk vestigt van de discussies in
de Reinigingscomm., dit te moeten rechtzetten. De meer
derheid der Comm. is niet tegen het voorstel van B. en
W. om het motief, dat de prijs niet hoog genoeg is, maar
het was haar onbegrijpelijk, dat de provincie, die zoo
veel belangstelt in natuurschoon, dat het verboden is
in de provincie reclameborden te plaatsen, een werk
doet, dat een stuk natuurschoon zal bederven, als daar
een verhooging van 3 m zand komt. Dat is het hoofd
motief van de Reinigingscomm. geweest.
De gemeente ontvangt 9000. wat, zegt mevr. Van
Dijk, 270.per jaar voordeel geeft. Maar, naar spr.
meent, is het problematisch, of de gemeente of het Rijk
het krijgtvoorloopig heeft de gemeente het nog niet
op tafel
Op het oogenblik, aldus de Comm., ligt dit terrein
ongebruikt, daar het volgestort is. Het is niet in cultuur
gebracht, zoodat geen aanspraak op de slikgelden kan
worden gemaakt. Is het niet mogelijk, dat de gemeente
van dit en de daarbij liggende terreinen een werkobject
maakt en in cultuur brengt De slikgelden met de rente,
welke de gemeente over vele jaren te goed heeft, konden
dan worden besteed voor het in orde brengen van het
land. De gemeente zou dan ook mooi land krijgen, dat
financiëele perspectieven oplevert.
Den heer Praamsma verheugt het, dat de Comm. voor
de Reiniging alsnog is gehoord, doch het wekt geen
bewondering, dat zij om advies is gevraagd, terwijl
reeds een concreet voorstel aan den Raad was gedaan.
Persoonlijk verheugt het hem te meer, omdat hij nu in
de Comm. recht kon zetten, hoe hij wel diverse gegevens
had en anderen niet. Daarbij is vastgesteld, dat noch
den Directeur der Gem.reiniging, noch spr. in dezen iets
onbehoorlijks kon worden verweten. Van de redenee
ring van den Voorzitter, terstond tot een vaststaand
feit verheven, over het gebruikmaken van macht, welke
een Raadslid niet toekomt, is weinig overgebleven,
omdat spr. niet anders heeft gedaan dan gevolg geven
aan de uit den treure tot hem gerichte uitnoodiging,
om zich toch vooraf aan het bedrijf op de hoogte te
stellen van diverse zaken, wat spr. in het belang der
gemeente in dezen heeft gedaan. Ook nu heeft spr. van
den betreffenden wethouder weer twee uitnoodigingen
ontvangen om aan de bedrijven om inlichtingen te
komen
Het advies der Comm. sluit geheel aan bij spr.'s stand
punt. In tegenstelling met mevr. Van Dijk hoopt hij, dat
de Raad het voorstel van B. en W. niet zal aannemen.
Het gaat hier over verkoop of niet-verkoop en naar
spr. meent, had de heer Turksma niet moeten voor
stellen het voor een hooger bedrag te verkoopen. Door
dezen verkoop verdwijnt het gunstigst gelegen gedeelte
en de gemeente blijft zitten met de achtergelegen ter
reinen. Voor de toekomst ware het beter het complex
als een geheel te houden.
In het voorstel staat,,nu dit gedeelte niet meer als
stortplaats wordt gebruikt"; dit beteekent echter niet,
dat het niet meer als zoodanig gebruikt kan worden.
Zeer zeker is voor dit terrein ook op tweede storting
gerekend. Onbekend is, gelijk B. en W. zeggen, of en
wanneer de grond in cultuur wordt gebracht, maar dat
het onbekend zou zijn, zooals B. en W. meenen, of
alsdan het slikgeld zal worden uitgekeerd, is, naar spr.
meent, onjuist. Immers, als het land in cultuur is ge
bracht, hetzij in werkverschaffing, hetzij anders, dan
moet het uitbetaald worden het geld is ervoor aan
wezig.
De vraag is gerezen, of de hier bedoelde slikgelden
wel op het te verkoopen gedeelte rusten. In de brieven
van den Dir. van de Reiniging van 17 Augustus en
15 September wordt in dit verband telkens gesproken
over dit terrein (de beide acht Madden). De slik- en
turfgelden, per 1 Mei 1933 11.018.06 bedragende, nu
aangegroeid tot 13.000. rusten zonder twijfel op dit
terrein.
Voorts wijst spr. er op, dat men ook vruchtbaren
grond kan krijgen, enkel door de storting van huisvuil,
als men er later een vruchtbaren grond op brengt.