Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 Maart 1938. Hetgeen de heer Van Kollem over het aesthetische bezwaar heeft gezegd, onderschrijft spr. volkomen. Spr. stemt tegen het voorstel van B. en W. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat de door den Kanalendienst aan den Zuidkant aangebrachte grens wijziging niet van zooveel belang is, dat zij op den prijs invloed zou moeten hebben. Het spreekt vanzelf, dat bij verkoop de doorvaart naar het achterterrein, dat nog lang door de Reiniging kan worden gebruikt, vrij blijft, zoodat ook dit terrein, als het voorterrein wordt ver kocht, goed te bereiken blijft. De heer IJtsma wilde nader met de provincie onder handelen over gratis beschikbaarstelling, maar de pro vincie heeft de door de gemeente gestelde voorwaarden radicaal afgewezen, dus daarover viel niet meer te praten en daarna ging het alleen over verkoop. Of de provincie het terrein uit een oogpunt van voor deel wil koopen, is moeilijk te beoordeelen, maar de gemeente heeft het voorterrein niet meer noodig en daarom meenen B. en W., dat zij het wel van de hand kunnen doen. B. en W. hebben de zaak inderdaad nader onderzocht. Zij hebben n.a.v. de vorige discussies de Reinigingscomm. om advies gevraagd, maar verder kon den B. en W. niet gaan en cijfers kunnen niet worden gegeven, omdat die afhangen van onbekende factoren. Immers, men weet niet, wanneer het land in cultuur zal worden gebracht. Met de aesthetische factoren zal de provincie rekening houden; zij heeft, toen zij een stortplaats voor bagger specie zocht, overleg gepleegd met ,,It Fryske Gea", dat meent, dat storting op dit terrein, mits goed uitge voerd, niet ontsierend zal zijn. Als het terrein wat heuvelachtig wordt en met boomen beplant, kan het wel heel aardig worden. Dus dat het landschap zal worden bedorven, is geen argument om het voorstel te verwerpen. Den heer Praamsma antwoordt spr., dat het aanvan kelijk niet de bedoeling van B. en W. was deze zaak in de Reinigingscomm. te brengen, omdat het ging over terrein, dat niet meer bij de Reiniging in gebruik is. Na de bespreking in den Raad waren B. en W. echter onmiddellijk bereid het oordeel van de Commissie te vernemen en in het vervolg zullen zij er rekening mee houden, dat de Comm. er prijs op stelt gehoord te worden. Tweede storting op het voorterrein is mogelijk, maar zal met hooge kosten gepaard gaan; het achterterrein zal echter ook bij tweede storting gemakkelijk te be werken zijn, omdat men met de praam kan varen tot de plaats waar gestort wordt. Wil men de slikgelden terugontvangen, dan zal meer aan het terrein moeten gebeuren, dan dat de provincie er haar baggerspecie op brengt. Alleen met groote moeite en kosten een installatie zal noodig zijn om het geheele terrein met geschikte specie te bespuiten kan een goed resultaat worden bereikt. Spr. ziet dit terrein in de naaste toekomst nog niet in cultuur ge bracht. Het bod van 9000.is een vogel in de hand, terwijl de andere voorstellen vogels in de lucht zijn. Daarom handhaven B. en W. hun voorstel dat het voordeeligste voor de gemeente is. De heer Turksma trekt zijn voorstel in. Het voorstel van B. en W. wordt met 22 tegen 6 stemmen, die van de heeren Hellema, Rom Colthoff, Westra, mevr. Van DijkSmit, de heer Botke en mevr. BuismanBlok Wijbrandi, verworpen. Punten 8 en 9 (bijl. nos. 20 en 25). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voor stellen van B. en W. Punt 10 (bijl. no. 27). De heer De Boer (weth.) stelt namens B. en W voor, aan deze verhuring de voorwaarde te verbinden, dat de gemeente zich het recht voorbehoudt om, ingeval in den loop van het huurjaar wordt overgegaan tot wijziging van den toestand ter plaatse, ook den zich aan de zijde van de Oude Oosterstraat bevindenden toegang tot het verhuurde op te ruimen. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W„ aldus aangevuld. Punten 11 en 12 (bijl. nos. 23 en 28). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 13 (bijl. no. 32). De heer Buiël vraagt of, nu sedert het aangaan van deze leening (9 Mei 1934) nog geen 5 jaar zijn ver streken, de gemeente ook 1 boete moet betalen, zoo als gewoonlijk is bepaald. Het ware beter geweest dat, inplaats van de oude leening af te lossen en een nieuwe aan te gaan, met de Indische Pensioenfondsen was over eengekomen de rente van de bestaande leening een voudig van 4 tot 3)^ te verlagen. (De Voorzitter: Dat doen de geldgevers niet.) Voorts meent spr., dat B. en W. in hun schrijven aan de Directie der Indische Pensioenfondsen het Be leggingsfront niet in het geding hadden moeten brengen. Hij begrijpt zulks niet, omdat dit front toch de bedoeling heeft de rente op een zeker peil te houden, thans op 3J/2 Ingewijden in de financiëele wereld hebben echter reeds verklaard, dat dit front binnen 4 weken zijn kracht zal hebben verloren. En wat ziet men in andere gemeenten? Dat verschillende leeningen worden uitgeschreven tegen 3 en sommige gemeenten weten een 2^ leening te plaatsen. (De Voorzitter: U moet koers en looptijd noemen.) Spr. wijst o.a. op de leening van Zuid-Holland tegen 3 koers 100 looptijd 34 jaar. Ook Leeuwarden zou gemakkelijk een leening tegen 3 kunnen plaatsen en bovendien zou kunnen worden nagegaan, aangezien de gemeente zeker ook nog kasgeldleeningen in een vaste leening moet omzetten, of in combinatie daarmede niet een groote leening kan worden aangegaan tegen voordeeliger condities dan thans wordt voorgesteld. Aanhouding is derhalve gewenscht. De heer Hellema brengt hulde aan B. en W., die er in geslaagd zijn de rente van deze geldleening te ver lagen. Het mag waar schijnen, wat de heer Buiël zegt dat het leeningsgeld maar voor het opscheppen ligt, doch de leeningen, welke deze bedoelt, tegen een lagere rente, zijn conversies van obligatieleeningen, waarop hooge kosten vallen en die korter loopen. Tot nu toe is echter niet gebleken, dat er geld te krijgen is op langen termijn beneden 3Yi rente. Als dat mogelijk was, zou Leeuwarden het doen. Het groote voordeel van dit voorstel is, dat er geen kosten op komen en geen boete behoeft te worden betaald. Deze leening is in 1934 gesloten met een zeer aan merkelijk disagio. Nu de rente kan worden verlaagd tot 3H en men °P oogenblik niet kan aannemen, dal de rentestandaard nog meer zal terugloopen, moet dit voorstel z.i. worden aangenomen. De heer Botke (weth.) zegt, dat de leening in 1934 werd aangegaan tegen den koers van 97J/£ en toen is geen boetebepaling gemaakt. De heer Buiël vraagt, of het niet beter was geweest eenvoudig de rente van 4 op 3Y2 te brengen. Dat gaat niet. De leening moet geheel worden afgelost en Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 Maart 1938. 29 an, onder dezelfde voorwaarden, opnieuw worden angegaan. B. en W. hebben de bepaling gemaakt, dat eze conversie zonder kosten voor de gemeente zal ge- chieden en daarom meenen B. en W., dat deze trans- ctie voordeelig is. Spr. wijst er op, dat verschillende uitgeschreven bligatieleeningen feitelijk zijn mislukt, zoo b.v. die van otterdam a 3 gedurende de eerste 15 jaren en later 3H De gemeente krijgt de leening a pari tegen 3Yi n daar men voor obligatieleeningen steeds terugkee- rende kosten voor provisie, aflossing, advertenties enz. heeft, hebben B. en W. gemeend, dit voorstel te moeten doen, na zich te hebben laten voorlichten door deskun digen. Als de gemeente deze leening opzegt, zal er moeilijk nieuw geld op langen termijn tegen een lagere rente dan 3]/2 zijn te krijgen, nu men als gevolg van het ,,Be- leggingsaccoord' aan gemeenten alleen geld wil ver strekken tegen 3x/2 gedurende de eerste 10 jaar en later a 4 Dit is later uitgegroeid tot het z.g. „Beleg gingsfront', dat 85 van alle geldgevers omvat. Of zij het volhouden, weet spr. niet, maar op het oogen blik hebben zij iets te zeggen. De 3]/2 gemeente- leeningen op langen termijn slagen dan ook niet, want de groote geldgevers gaan er niet op in. De conversies van obligatieleeningen slagen gemakkelijker, omdat daar kleine spaarders hun afgeloste obligaties inwisselen tegen nieuwe, al is het tegen lager rente. De voorgestelde leening loopt 36 jaar, kosten voor de gemeente zijn er niet en de rente is billijk, zoodat deze zeer gunstig is voor de gemeente. De heer Buiël noemt het een verkeerde voorstelling van zaken, dat, als een uitgeschreven leening mislukt, de gemeente het geld niet zou krijgen. Die krijgt het natuurlijk wel van de bank of combinatie van banken, welke de leening hebben overgenomen, want die hebben er verder voor te zorgen, als de leening z.g. mislukt. Het is niet juist te zeggen, dat leeningen voor „nieuw'' geld niet mogelijk zijn; spr. gelooft niet, dat zulks met deze leening eenig verschil maakt. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 14, 15 en 16 (bijl. nos. 22, 26 en 30). Met alg. stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 3