60 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. Voortzetting der vergadering op Woensdag 30 Maart 1938. het oude ijzer wat waarde, zoodat de arbeiders er iets voor krijgen; het heeft ook wel eens zoo goed als niets opgebracht. Het lijkt spr. beter, dat, als Raadsleden dergelijke z.g. fraudezaken ontdekken, deze onmiddellijk aan B. en W. worden gemeld en het zou ook beter zijn, dat de Arbeidsbeurs personen, als Huizinga, die in dezen spi- onnage verrichten, niet in gemeentedienst zond. Te 5.45 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Op Woensdag 30 Maart, te 10 uur voorm., wordt de vergadering voortgezet. Tegenwoordig 25 leden. Afwezig de heeren Posthuma, Van Kollem, Molenaar, Balk en aanvankelijk mevr. Busscher—Sjerp. Aan de orde is wederom volgno. 99 van Gemeente werken. De heer De Boer (weth.) kan mededeelen, dat het onderhoudsfonds van het Woningbedrijf op 1 Januari 1936 9503.53J^ bedroeg, op 1 Januari 1937 13.706.56s. Dit jaar zal er wel niets in gestort worden, omdat het overschot over 1937 miniem is nu minder per woning voor onderhoud beschikbaar is, terwijl de woningen ouder worden en meer onderhoud vereischen. Bovendien loopen de administratiekosten iets op. De heer Wiersma c.s. voelen zich verplicht een korte verklaring af te leggen. Aanvankelijk hebben zij den juisten weg bewandeld, n.l. bespreking met den Dir. van Gem.werken en later met het College, in de overtuiging, dat het gemeente belang eischte, dat in dezen iets werd gedaan. Daar de afloop hen niet bevredigde, hebben zij een beroep op den Raad gedaan. Zij erkennen unaniem, dat het wellicht beter ware geweest den uitdrukkelijken raad van een der sectie voorzitters op te volgen, om de feiten niet in het sectie rapport te laten opnemen, en nu zulks eenmaal was geschiedt, het beter ware geweest besloten vergadering te vragen. Een poging om verdere openbaarmaking te voorkomen heeft spr. gisteren aangewend door de pers te verzoeken om hieromtrent niets te publiceeren. Een deel van spr.'s fractie meent, dat erkend kan worden, dat dit twee fouten in de wijze van aan de orde stelling zijn geweest, unaniem meenen zij het thans aan de Raad te moeten overlaten of deze zaak nader in besloten, dan wel in openbare, vergadering moet worden behandeld. Zwijgen kunnen spr. c.s. niet, want hoewel duidelijk is gebleken, dat het door hen medegedeelde juist is, zijn zij scherp aangevallen. Zij willen thans niet ingaan op de buitengewoon scherpe bewoordingen van den aan val, doch ontkennen pertinent, dat er bij een van hen ook maar iets zou bestaan, dat zou wijzen op spionnage. De feiten zijn hun medegedeeld zonder eenige mede werking hunnerzijds. De heer Feitsma zegt. dat een deel zijner fractie het niet gewenscht acht deze zaak in het openbaar te be handelen en stelt besloten zitting voor. De heer IJtsma verbaast zich, dat men een zaak, eerst op alle manieren aan openbaarheid prijsgegeven, nu in besloten zitting wil behandelen. Daar er hier beschul digingen zijn geuit, waardoor de vrouw van den betrok kene reeds ziek is, zou het door de zaak in besloten vergadering verder te bespreken lijken, alsof er heel erge dingen zijn gebeurd. Men heeft deze zaak eenmaal aangepakt en moet er nu door heen. De heer Van der Geest begrijpt ook niet, dat men nu voorstelt de zaak in besloten zitting af te doen. Toen de heer Wiersma gisteren zeide, dat de pers het gesprokene niet moest overnemen, heeft spr. geïnterrumpeerd er is ook publiek. Deze ging echter door met het openbaar maken. Nu moet de zaak volledig in het openbaar worden behandeld. De heer Van der Schoot zegt, dat, nu ridderlijk in het openbaar wordt bekend, dat de weg, gisteren t.a.v. deze zaak bewandeld, niet juist is geweest, men aan den anderen kant ook ridderlijk moet zijn en, nu dit wordt gewenscht, de zaak in besloten zitting verder behan delen, wat in het belang van betrokkenen en gemeente is. De heer Algera acht het, gezien art. 49 der Gem.wet, niet de juiste methode om in het publiek te beraden of deze zaak in besloten dan wel in openbare zitting ver der moet worden behandeld. De Voorzitter zegt, dat, nu deze zaak eenmaal in het openbaar is aangebracht, B. en W. er niets voor voelen haar in besloten zitting te behandelen. Het College is voldoende op de hoogte en ziet in openbare behandeling geen bezwaar. Het betreft hier iemand, die is verdacht en die in het openbaar gerehabiliteerd moet worden. De heer Buiël: Er is meer gebeurd De Voorzitter: Dat moet U dan maar bewijzen. De heer Buiël: Ik weet er niet genoeg van. De Voorzitter: Dan is het een insinuatie. Ik ben over tuigd, dat de man absoluut onschuldig is. Mevrouw Van Dijk—Smit zegt, dat eenigen tijd ge leden een dergelijke aangelegenheid aan de orde is geweest, als gevolg waarvan in het Nieuwsblad van het Noorden een verslag verscheen met als hoofd Schan dalen aan de Gasfabriek te Leeuwarden. Laat de Raad vermijden, dat ook in dezen weer ongegronde conclusies worden getrokken en deze zaak in besloten zitting behandelen. De heer Muller wil, n.a.v. de interruptie van den heer Buiël: er is meer gebeurd, dezen gelegenheid geven in het openbaar mede te deelen, wat hij weet. In besloten zitting zal zijn fractie niets zeggen. De Voorzitter doet, daar 5 leden besloten zitting vragen, ingevolge art. 49 der Gem.wet de deuren sluiten. Na heropening van de openbare vergadering zegt de heer Van der Schoot dat hij zooeven het verzoek om deze zaak niet verder openbaar te behandelen, heeft ondersteund. In zijn fractie heerscht verschil van mee ning, waarom spr. niet aan deze discussie zal deelnemen. De heer Buiël heeft met zijn interruptie niet bedoeld, dat de betrokken opzichter meer zou hebben gedaan, dat niet door den beugel kan, doch dat de Rechtsche fractie niet tevreden was met de behandeling, welke haar afgevaardigde had ondervonden toen hij deze zaak aanhangig maakte, en dacht daaromtrent nader te kun nen worden ingelicht. De heer Wiersma zegt, dat de heer Van der Schoot niet aan de discussies wil deelnemen, omdat hij tegen openbare behandeling is. Over de zaak zelf bestaat in hun fractie geen verschil van meening. Het eerste geval werd spr. ongevraagd, zonder eenige medewerking zijnerzijds, medegedeeld. Hij gaf den Di recteur daarvan mondeling kennis, die in spr.'s bijzijn den betrokken opzichter opbelde. Deze ontkende, dat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. 61 Voortzetting der vergadering op Woensdag 30 Maart 1938. op bedoelden middag materiaal was afgegeven, terwijl bij de boekhouding niets ter betaling bleek opgegeven te zijn. De Directeur zeide een onderzoek toe. Na twee of drie weken telefoneerde deze spr., dat de opzichter de juistheid van het medegedeelde had erkend. Spr. brak dit gesprek af met de woorden, dat hij de zaak gaarne persoonlijk wilde bespreken. Bij die bespreking zeide de Directeur, dat de opzichter eerst nogmaals had ontkend, en pas, nadat hij hem op den ernst van de zaak had gewezen en had gezegd, dat er inderdaad materiaal van de werf was verdwenen, had hij het erkend; hoe en onder welke omstandigheden deelt spr. maar niet mee. O.a. had hij gezegd, dat hij dien middag niet op de werf was en zijn vrouw zonder zijn weten materiaal aan zijn zwager had afgegeven. Spr. zeide de zaak in zijn fractie te zullen bespreken, waarna een onderhoud met den heer Terpstra, den Directeur en spr. volgde. Volgens den heer Terpstra was er te veel tijd verloopen tusschen het moment, dat het geval ter kennis van den Directeur was gebracht en het verhoor van betrokkene. Zoo kon moeilijk meer worden nagegaan of de opzichter dien middag werkelijk afwezig was en of hij niets van het geval heeft geweten. De Directeur zeide daarop: Ik ben geen rechercheur, maar om te toonen, dat ik een streng onderzoek wenschte, zal ik den boekhouder laten spre ken. Deze verklaarde, dat de Directeur aanvankelijk meende het geval door de Justitie te moeten laten onder zoeken. De Directeur vond een en ander dus ook ernstig genoeg. Waarom is geen kennis aan de Justitie gege ven Over de bespreking daarna van den heer Feitsma en spr. met het College, welke niet zeer welwillend was, waren eerstgenoemden niet bevredigd, waarna zij zich ten slotte op den Raad moesten beroepen. De betrokken opzichter heeft spr. uitdrukkelijk verzocht, zoo eenigs- zins mogelijk, te voorkomen, dat de zaak verder open baar werd gemaakt, met het oog op zijn vrouw. De heer Van der Meulen zegt, dat de opzichter volgens B. en W. vrij uit gaat. Men stelle zich ter beoordeeling de situatie juist voor. Als Bijlsma van het geval niets wist, moet men concludeeren, dat niet alleen familie, maar ook anderen bij de werf om materiaal kunnen komen, en dat dit bij zijn afwezgiheid door zijn vrouw wordt afgegeven, zonder betaling of kennisgeving aan de boekhouding. Dat is de gunstigste gedachte, want anders moet het zijn afgegeven, omdat het een zwager van den betrokkene betrof en het materiaal bestemd was voor de eigen woning, welke die zwager van hem huurt. Eigenaardig is overigens, dat opzichter niets wist van wat bij zijn huis stond te gebeuren. Zijn deze veron derstellingen juist, dan is het feit zeer af te keuren. Zijn ze onjuist, dan kan dus ook bij afwezigheid van Bijlsma materiaal aan ingezetenen worden verstrekt. Staat dit geval op zich zelf en is er nooit eerder iets dergelijks gebeurd? In geen geval gaat de opzichter vrij uit. Als de werf Zaterdagsmiddags gesloten is, behoort de vrouw van den opzichter geen materiaal aan particu lieren, dus ook niet aan familie, af te geven, wat in dit geval ook nog niet werd betaald. Een groote fout is geweest, dat de opzichter niet direct zijn vrouw heeft gevraagd, of ook materiaal was afgegeven. Ook de andere gevallen werden spr. zonder aanwij zing zijnerzijds medegedeeld. Hem werd gevraagd, of het schrijven van te veel uren juist was. Hij is toen niet over een nacht ijs gegaan, maar heeft gezegd: Wij gaan samen naar den Directeur. In spr.'s bijzijn is aan de hand van de ingeleverde werkbrieven gebleken, dat iemand per week 3 a 3J^ uur te veel schreef, wat de wethouder trouwens gisteren erkende. De Directeur zeide, dat de betrokkene onmiddellijk werd ontslagen, waar spr. overigens niet op aandrong, wel op maat regelen, om dergelijke dingen tegen te gaan. Eenige weken later deelde de Directeur mede, dat de betrok kene niet werd ontslagen, doch het te veel ontvangen loon zou terugbetalen. Wat heeft den Directeur, dien spr. als absoluut betrouwbaar beschouwt, van stand punt doen veranderen Later belde de Directeur spr. zelfs op, of degene, die deze mededeelingen deed aan de hand van wat hij, zelf in gemeentedienst zijnde, zag, wel kon worden gehandhaafd, aangezien hij misschien bij een voor Overheidspersoneel verboden organisatie aangesloten zou zijn. De Directeur kende dezen persoon echter niet persoonlijk en spr. heeft den indruk, dat zulks hem door zijn omgeving is medegedeeld. Betrok kene was intusschen lid van geen partij en vroeger aan gesloten bij de S.D.A.P. Hier bestond dus blijkbaar het plan om door, van S.D. zijde dikwijls fel aangevochten, maatregelen der Regeering, een element weg te werken, dat lastig kon worden en waardoor dingen openbaar werden, die voor het ietwat socialistische regime in Leeuwarden onaangenaam werden. Iemand, die weigert aan verkeerde practijken mee te doen, deze brengt waar ze behooren, n.l. bij den Directeur, past niet in die „sfeer" en moet dus broodeloos gemaakt worden Een dergelijke handelwijze wenschen spr. c.s. niet nader te kwalificeeren. Wat het derde geval betreft, heeft spr. toegegeven, dat de baggermolen inderdaad is versleept naar een plaats, v/aar geen toezicht noodig was, maar dit had vorige jaren ook reeds moeten gebeuren. Dat bij dezen baggermolen toch 3 dagen wachtdienst is gedaan, ter wijl hij vlak bij de Gasfabriek lag, bewijst, dat meer zuinigheid had kunnen worden betracht. Spr. heeft gisteren reeds gezegd, dat de opbrengst van het oude ijzer minstens 54.— is geweest. Sor teering had niet plaats, zoodat de gemeente dit geld ook had kunnen krijgen. Dit feit is echter niet ernstig, nu dat blijkbaar bij dergelijke werken gewoonte is. Wel is onjuist, dat de Directeur hieromtrent niet is geraad pleegd. Deze zeide terecht, niet overal zelf achteraan te kunnen loopen. Al zou het worden goedgekeurd, de Directeur moet deze dingen weten. Waarschijnlijk was de zaak niet zoo geloopen, als het personeel, dat zich het opgebaggerde toeëigende, zich niet tot de Justitie had gewend, omdat daarvan iets was ontvreemd. Toen rees de vraag, óf het vervreemde wel van het personeel was. Een en ander is vermoedelijk mede oorzaak ge weest, dat geen vervolging heeft plaats gehad. Er is gezegd, dat men een dergelijke oppositie als zoodanig was het overigens niet bedoeld niet ver wachtte en beneden critiek vond. Spr. c.s. hebben echter eerst alles gedaan om de zaak anders op te lossen. Na te zijn teleurgesteld, hebben zij een beroep op den Raad gedaan. De heer IJtsma heeft gedoeld op de Gasfabriek, maar waren daar geen onjuistheden en hebben door de be sprekingen geen veranderingen plaats gehad? Wat daar is gebeurd heeft spr. en den heer Balk in het gelijk ge steld en daarover behoeven zij zich niet te schamen. Voorts ontkent spr., dat zou worden gespionneerd. Als ingezetenen spr. echter mededeelingen in het belang der gemeente doen spr. c.s. ontvangen velen van ver schillende richting brengt hij ze waar zij behooren. En dat spr. deze eerst zooveel mogelijk aan de waarheid toetst is wel gebleken. Maar moet er volgens spr. c.s. meer aandacht aan worden geschonken, dan zullen zij niet voor felle critiek, van wie ook, terugdeinzen. En spreekt men van oppositie, men leze de Hande lingen van jaren geleden. Toen was de oppositie ook niet zoo malsch (De heer Muller: Maar niet op deze manier.) Waarom mogen dergelijke dingen in het vervolg niet meer bij den Directeur worden gebracht Heeft deze de zaken niet juist behandeld Hopenlijk zal deze zich niet aan de woorden van den wethouder houden. Spr. heeft sterk den indruk, dat de Directeur zeer betrouwbaar is en er absoluut geen rekening mee houdt tot welke politieke partij zijn ondergeschikten behooren. Spr. c.s. hebben er meermalen op gewezen, dat de ge- meentelijke bemoeiingen vooral door den sterken S.D.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 15