80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 30 Maart 1938.
op de begrooting staande bedrag handhaven en het
subsidie voor de Chr. bewaarschool daarop korten.
Spr. wenscht die kans niet te loopen.
Overigens heeft spr. gezegd, dat zijn fractie de be
grooting in haar geheel wilde aanvaarden, daarbij af
stand doende van eigen wenschen; daarom kan zij niet
aan wenschen van anderen tegemoet komen. Dit is niet
bestreden.
De heer Van der Geest handhaaft zijn principiëele
standpunt. De heer Van der Schoot meende, dat spr.
tegemoet moest komen aan het voorstel om subsidie,
omdat hij voor zichzelf de openbare school eischte. De
openbare school is echter de school voor algemeene
opvoeding, waar het Christelijke en niet Christelijke
kind behoorlijk kunnen worden opgevoed. Met hetzelfde
recht, dat de Rechts-Prot. fractie een Christelijke school
meent te moeten eischen, zouden spr. c.s. een socialis
tische school mogen eischen. Zij eischen echter niets
voor zich zelf; de openbare school is geschikt voor alle
kinderen en spr. meent, dat kleine kinderen niet reeds
ondergeschikt gemaakt moeten worden aan de geestes
richting der ouders.
Laat de Rechts-Protestantsche fractie afstand doen
van haar wensch en meehelpen de openbare scholen
sterk te maken tot heil van het kind.
De heer Praamsma zegt, dat er omtrent de princi
piëele kwestie reeds in 1926 is beslist. Spr., en andere
leden, maakten toen echter niet deel uit van den Raad
en kunnen zich daarvan dan ook losmaken. Principiëel
is spr. echter tegen ieder onderdeel van het bijzonder
onderwijs.
De heer Stobbe dankt den heer Hellema, die het
eenig juiste standpunt heeft ingenomen. Ook de linker
zijde behoort dit in te nemen.
Spr. meent, dat het een zeer gelukkig oogenblik is
geweest, toen werd besloten tot de onderwijspacificatie-
wet-De Visser. Daardoor is de beslissing i.z. al of niet
Chr. scholen niet gelegd in handen van den Gemeente
raad, doch van den Rijkswetgever, om te voorkomen,
dat de schoolstrijd, welke gedurende 80 jaren het Ned.
volk in vijandige houding tegenover elkaar had doen
staan, zich zou verplaatsen naar den Gemeenteraad, en
het verwondert spr., dat juist de S.D.A.P. en Vrijheids
bond, die indertijd aan genoemde wet hebben medege
werkt, thans tegen dit subsidie zijn. Den heer De Vries
e.a., die zich in het algemeen tegen bijzonder onderwijs
verklaren, zegt spr., dat deze daarbij op verouderde
beginselen steunen en het wil spr. voorkomen, dat de
geest van wijlen minister Kappeyne van de Capello in
hen is gevaren; de ironie der feiten Het voorstel om
300.subsidie te geven, heeft de schoolstrijd hier in
volle felheid doen ontbranden. Het gaat spr, c.s. uit
eindelijk niet om de 300.-, maar om het feit, of aan
een deel der Leeuwarder burgerij recht zal worden
gedaan in den zin der wet, zooals dat geldt voor het
lager onderwijs.
Dat de heer Van der Geest zich tegen dit voorstel
verklaart, verwondert spr. niet zoo zeer, immers, van
de R.S.P. is in dezen niets te verwachten. Doch spr. c.s.
zullen er voor waken, dat de beginselen van die partij
geen kerk en geen godsdienst, niet in ons volk inwerken.
In 1933 heeft de Rechts-Prot. fractie gestemd tegen
het verzoek om subsidie voor het Ned. Herv. bewaar-
schoolonderwijs, op grond van den slechten financiëelen
toestand. Zij heeft toen den principiëelen eisch niet naar
voren gebracht, maar als dat geschied was, dan was
het gebeurd op dezelfde gronden als vanavond en ook
tot het einde doorgezet. Spr. c.s. hebben het toen niet
gedaan, doch hebben nu ten volle recht het wel te doen.
Zij staan er nu buiten, wat de fractie in 1933 heeft
gemeend te moeten doen.
De heer Algera bewondert mevr. Buisman voor de
wijze waarop zij hem van repliek heeft gediend, al is
hij het er niet mee eens.
Het debat heeft grooter omvang aangenomen dan
gedacht was en verschillende, niet ter zake dienende,
argumenten zijn gebruikt, waarop spr. dus niet wil in
gaan. Evenmin op de kwestie, of bepaalde bezuinigingen
geen zoden aan den dijk zetten, waarover de Voorzitter
sprak.
Men late buiten geding, hoe in 1933 de stemming
omtrent de subsidie-aanvrage is uitgevallen deze
mag niet van invloed zijn op de dezen avond te nemen
beslissing en bepale zich tot de hoofdzaak.
Het criterium van den heer Van der Meulen, dat men
wil vasthouden aan de ingediende begrooting, is staats
rechtelijk onjuist. Als de Raad de aangeboden cijfers als
een axioma beschouwt, waarvan men niet wil afwijken,
dan zouden wezenlijk B. en W. en niet de Raad de
begrooting vaststellen, wat niet in overeenstemming
met de Gemeentewet is. De overzijde heeft echter wel
medegewerkt om te komen tot den cursus tot opleiding
van leerkrachten bij het N.O. Deze is midden in het
jaar tot stand gekomen, maar het mag toch geen prin
cipiëel verschil maken of een zaak in Augustus of in
het begin van het jaar in den Raad komt. Als deze sub
sidie in September in den Raad was besproken en er
was geen formeele begrootingswijziging, dan zou de
heer Van der Meulen er dus in mee kunnen gaan Als
dat zoo is, wil spr. deze zaak uitstellen.
De heer Van der Meulen en Muller spraken van de
vele offers, door hun partij gebracht. Is dat een reden
om niet mede te werken, dat een ander iets krijgt Als
er offers zijn gebracht, dan zijn ze gemeenschappelijk
gebracht. Immers, de offers, welke zij op het oog heb
ben, betreffen het vervolgonderwijs, vakonderwijs enz.
en gelden evenzeer voor het bijzonder onderwijs. Dit
argument mag hier dus niet gelden.
De heer Van der Meulen vindt het standpunt van
spr.'s fractie wonderlijk zij streeft steeds naar bezuini
ging en dit voorstel beoogt verhooging van uitgaven.
Spr. c.s. willen bezuinigen op het bewaarschoolonder-
wijs en het wel geheel los maken van de gemeente, doch
blijft het van gemeentewege gehandhaafd, dan vragen
zij recht voor allen. Uit begrootingsoogpunt kan men
daartegen geen bezwaar maken.
Als het College werkelijk van goeden wil was ge
weest, was het mogelijk subsidie toe te staan. De post
voor den cursus N. O. is vervallen en van de daardoor
beschikbare 1365.kon 300.voor het Chr. be-
waarschoolonderwijs worden aangewend.
De heer Praamsma stelde de zaak zeer scherp door
te wijzen op den post voor het plaatsen van grafzerken
in de Oldehove. Het voornaamste is, dat ook het College
tot de overtuiging kome, dat het subsidie belangrijker
is dan het plaatsen van grafzerken.
De kern van de zaak is, wat B. en W. en de heer
Hellema toegeven, dat principiëel de Raad ten gunste
van het bijzonder bewaarschoolonderwijs heeft beslist
dan komt niet meer in aanmerking de vraag of het
noodig is, maar staan de verschillende vereenigingen
gelijk in haar recht op subsidie en moet dit worden ge
geven, als er om wordt gevraagd, tenzij geheel wordt
opgehouden te subsidieeren. Het is niet anders dan
rechtvaardig, dat men ook het Chr. bewaarschoolonder
wijs subsidieert, zooals ook de R. K. scholen. De princi
piëele beslissing is gevallen, dus gelijk recht voor allen
De heer IJtsma heeft het ook zoo gesteld, dat de
Rechtsche fractie vertrouwen in B. en W. zou hebben.
Vóór 1933 stond Rechts op het standpunt, dat het
kleuteronderwijs uit den booze was. In 1933 meende zij,
dat wel kleuteronderwijs moest worden gegeven, maar
zij koppelde het beginsel aan het geld en offerde het
beginsel daaraan op. Thans is haar houding weer anders.
Spr. neemt haar zulks niet kwalijk, want men kan in den
loop der tijden van inzicht veranderen, en men behoefde
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. 81
Voortzetting der vergadering op Woensdag 30 Maart 1938.
hier niet steeds zoo lang te praten als het niet de be
doeling had invloed op elkaar uit te oefenen.
De pacificatiewet 1920 slaat alleen op het lager on
derwijs en toen meende Rechts nog, dat er geen kleuter
onderwijs behoorde te zijn.
Den heer Algera zegt spr., dat zijn fractie de begroo-
tingscijfers niet als een axioma aanneemt en dat de door
haar afgelegde verklaring alleen op deze begrooting
slaat, omdat aan de hand van de cijfers van 1937 nauw
keurig is nagegaan hoever men kan gaan.
Spr. meent, dat men door de gedachte van den heer
Hellema op een gevaarlijk pad komt. Uitdrukkelijk is
gezegd, dat het openbaar en Katholiek bewaarschool-
onderwijs er geen nadeel van zullen hebben, maar als
het voorstel-Algera wordt aangenomen, zal de Com
missie ten slotte uitmaken, hoe de zaak verder zal wor
den geregeld en dan is het logisch, dat de commissie
geen hooger subsidie toestaat, maar het bestaande sub
sidie verdeelt. Spr. betreurt het standpunt van den heer
Hellema, ook omdat deze niet geheel vreemd is aan de
samenstelling dezer begrooting en zelf zeide, dat men
niet aan deze moest tornen, maar haar bezien als een
geheel. Spr. hoopt, dat B. en W. unaniem achter deze
begrooting blijven staan en de heer Hellema zal na de
ontvangen pluimpjes van Rechts wel voelen, dat hij
verstandig zal doen zijn oorspronkelijke standpunt te
handhaven.
De heer Hellema zegt, dat noch pluimpjes, noch af
keuringen hem er van weerhouden in dezen zijn eigen
standpunt te bepalen.
Principiëel was uitgemaakt, dat subsidie aan bijzon
der bewaarschoolonderwijs zou worden verleend als aan
de algemeene voorwaarden werd voldaan dus geeft
men het den een, dan moet men het ook den ander
geven. Toen kwam er een subsidieaanvraag voor het
Chr. bewaarschoolonderwijs, om dit onderwijs een deel
van het totale bedrag voor het openbaar en Katholiek
onderwijs te geven en daar was spr. tegen, omdat dat
onderwijs de laatste jaren reeds zooveel klappen heeft
gehad. Was er toen een voorstel geweest als de heeren
Algera en Feitsma thans doen, dan was spr. daar vóór
geweest, maar dat was toen niet aan de orde. (De heer
Muller: De Commissie staat geen verhooging van sub
sidie toe.)
Spr. is voor subsidieering van het Chr. bewaarschool
onderwijs, als niet aan het openbaar bewaarschool
onderwijs wordt getornd.
De heer Botke (weth.) zegt, dat de heer Hellema
indertijd heeft medegewerkt aan het afwijzende prae-
advies op het verzoek om het Chr. bewaarschoolonder
wijs een subsidie te verleenen gelijk aan dat van het
Kath. bewaarschoolonderwijs. Toen was er een kwestie
van afbreuk doen aan het openbaar bewaarschool
onderwijs en waren B. en W. van plan geweest sub
sidie te verleenen, dan hadden zij de beslissing moeten
uitstellen tot de begrooting in plaats van een afwijzend
praeadvies uit te brengen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi (weth.) be
strijdt, dat er tusschen de meening van mevr. Van Dijk
en de hare slechts een gradueel verschil zou bestaan.
Spr. heeft duidelijk aangetoond, waarom zij thans geen
Chr. bewaarschoolonderwijs kan voorstaan, maar zij
zag liever 90 kinderen op de Chr. bewaarschool, dan
dat zij op straat rondloopen. Op grond, dat in 1920
5000.voor bijzonder bewaarschoolonderwijs be
schikbaar is gesteld, waarvan niemand gebruik maakte
en later subsidie aan het St. Lucia Gesticht is verleend,
kan men thans niet zeggen, dat dit geen nieuw sub
sidie is.
Ook is gezegd, dat het slechts een klein bedrag be
treft, maar spr. meent, dat dit wel spoedig verhoogd
zal moeten worden en bovendien kunnen andere bijzon
dere scholen subsidie vragen.
De heer IJtsma heeft reeds gezegd, dat de pacificatie
niet gold voor het voorbereidend onderwijs. Er is toen
wel over dit onderwijs gesproken, maar het wetsontwerp
daaromtrent is ingetrokken, omdat Rechts er geen prijs
op stelde. Voor het L.O., is het trouwens ook iets
anders, omdat dat verplicht is.
Ten einde ieder recht te doen, hebben B. en W.
dezen post pro memorie uitgetrokken. Het principe is
aanvaard, maar de omstandigheden kunnen zoo zijn,
dat daaraan niet kan worden voldaan. Ook de heer
Wiersma zeide in 1933, dat hij zich bij den heer Terp
stra aansloot, die meende op grond van de moeilijke
tijdsomstandigheden met het voorstel van B. en W. tot
afwijzing van het subsidie te moeten meegaan.
De uitdrukking „school voor luie moeders" is wel van
mevr. Van Dijk afkomstig, al heeft zij deze misschien
niet in den Raad gebruikt. Als men ziet hoeveel moeite
de ouders zich getroosten om de kinderen naar school
te brengen en weer te halen, dan kan dat niet alleen
zijn om van de kinderen af te zijn. Telkens zeggen de
ouders, dat hun kinderen op de bewaarschool zoo ver
anderen en dat ze lang zoo lastig niet meer zijn. Dit
onderwijs is dus niet in het belang van de moeder, maar
van het kind.
Misschien was de zaak anders geloopen als dit voor
stel eerder ter tafel was gebracht, zooals de heer Hel
lema meent, maar op het oogenblik kunnen B. en W.
niet van de begrooting afwijken en geen subsidie toe
staan.
Het voorstel (II) wordt met 15 tegen 11 stemmen,
die van de heeren Praamsma, Buiël, Hellema, Westra,
Balk, Wiersma, Stobbe, Feitsma, Turksma, Algera en
Van der Schoot, verworpen.
Volgnos. 453459 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 460. Verstrekking van gemeentewege van
voeding en kleeding aan schoolgaande kinderen
f 9.980.-.
De heer Bos betreurt het, dat de schoolvoeding half
April wordt stopgezet. Daar, naar spr. meent, het be
schikbare bedrag het vorige jaar niet geheel is opge
bruikt, moet de schoolvoeding nog doorgaan tot den
gewonen datum. Er is gezegd, dat het aantal kinderen
tegen de vacantie minder wordt, doch te meer reden
is er de kinderen, die dan nog deelnemen, voeding te
blijven verstrekken. Op zijn vraag omtrent de school-
kleeding heeft spr. geen antwoord ontvangen. Blijkens
het verslag van de desbetreffende commissie kan aan
lang niet alle aanvragen worden voldaanook de
schoolarts heeft in haar verslag een stukje ellende
blootgelegd.
In 1936 hebben Ged. St. tegen den wil van den Raad
het subsidie voor voeding en kleeding 10 verlaagd.
Spr. verzoekt B. en W. of, als de toestand zoo blijft,
zij middelen willen beramen dat in de behoefte aan
kleeren wordt voorzien. Ook de Commissie tot wering
van schoolverzuim constateert vermeerdering van
schoolverzuim als gevolg van armoede. Laten B. en W.
in dergelijke gevallen voorzien.
De heer Praamsma vraagt, in aansluiting aan de
gisteren ontvangen inlichtingen, dat, waar hetzelfde
bedrag als het vorige jaar voor schoolvoeding is gevo
teerd en de Raad toezegging heeft gekregen, dat er
minder noodig is voor het gereedmaken van die voe
ding, of het meerdere geld ten goede zal komen aan
het eigenlijke doelde voeding en kleeding.
De heer Van der Geest sluit zich hierbij aan. Spr.
meent, dat de verstrekking van voeding en kleeding
voor alles taak der gemeente is, om daardoor de ellende
weg te nemen, waarvan het rapport van de Comm. tot
wering van schoolverzuim sprak, en dat is met eenigen