34 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938.
hoe mej. Meijer wist, dat zij no. 1 op de aanbeveling
stond. Spr. heeft het haar niet gezegd.
De heer Rom Colthoff: Zij heeft positief gezegd, dat
zij als no. 1 op de aanbeveling stond.
De heer Van der Schoot heeft ook bezoek van mej.
Meijer gehad en spr. heeft haar gevraagd, of zij op de
aanbeveling kwam. Dat zij er als no. 1 op stond, heeft
zij niet gezegd.
De heer Rom Colthoff: Dan zal ik het verkeerd be
grepen hebben.
Op verzoek van mevr. Van DijkSmit doet de Voor
zitter de deuren sluiten.
Na heropening der openbare vergadering vraagt de
heer Rom Colthoff of het niet mogelijk is deze aanbe
veling terug te nemen en no. 2 van de aanbevolenen uit
te noodigen alsnog haar opwachting bij de Raadsleden
te maken.
Mevr. Buisman—Blok Wijbrandi (weth.) zegt, dat de
Raad dit punt van de agenda kan aanhouden. Maar B.
en W. kunnen moeilijk iemand verzoeken de Raads
leden te bezoeken.
De heer Rom Colthoff doet een voorstel tot uitstel
van dit punt.
Den heer IJtsma bevreemdt het, dat niet gemotiveerd
wordt, waarom uitstel gewenscht is. Zonder nadere toe
lichting zal een dergelijk voorstel spr.'s gevestigde mee
ning omtrent de aanbevolenen niet omverwerpen.
De heer Rom Colthoff bedoelt met zijn voorstel, dat
mej. Prinsen nog gelegenheid krijgt de Raadsleden te
bezoeken.
De heer IJtsma voelt niets voor uitstel tenzij de voor
steller aantoont, dat het een der aanbevolenen onmo
gelijk is gemaakt hier te komen, of dat zij verhinderd
was de Raadsleden te bezoeken, waarvan spr. echter
niets bekend is.
Overigens behoeft sollicitanten toch niet gevraagd te
worden om de Raadsleden te bezoeken, als zij zelf daar
toe geen moeite doen.
De heer Turksma vindt het argument van den heer
Rom Colthoff zwak. Het gaat over iemand, die de heer
Rom Colthoff prefereert; er zijn misschien nog wel meer
sollicitanten, waar andere Raadsleden voorkeur voor
hebben. Spr. wenscht er niet een soort „damesshow"
van te maken.
Het voorstel tot uitstel wordt met 23 tegen 2 stemmen,
die van mevr. Van Dijk—Smit en den heer Rom Colt
hoff, verworpen.
Benoemd wordt mej. Meijer met 20 stemmen (mej.
Prinsen 4 stemmen en 1 biljet van onwaarde).
Punt 4 (bijl. no. 44). De aanbeveling van B. en W.
luidt als volgt
1. a. I. van der Ploeg;
b. G. Ronner
2. a. E. Reitsma
b. A. Vroom.
Benoemd worden I. van der Ploeg met 24 stemmen
(Ronner 1 stem) en E. Reitsma met 22 stemmen (Vroom
1 stem en Ronner 2 stemmen).
Punt 5. Benoemd wordt de heer Muller met 24 stem
men (1 bilj. blanco).
Punt 6.
De heer Praamsma stelt er prijs op, waar in de Wo
ningstichting „Patrimonium" en de Woningvereeniging
„Leeuwarden" de gemeente door een Raadslid is ver
tegenwoordigd, dat ook in de Vereeniging voor Volks
huisvesting een Raadslid in het bestuur zitting zal nemen,
en geeft den Raad in overweging den heer Van der
Schoot, die uit hoofde van zijn beroep veel met woningen
te maken heeft, te benoemen.
De Voorzitter: Weth. De Boer vertegenwoordigt
daar de gemeente.
Benoemd wordt de heer W. F. J. Uffelie met 18
stemmen, de heer Van der Schoot 5 stemmen, Geerlings
1 stem, 1 bilj. blanco).
Punt 7 (bijl. no. 45). Met alg. stemmen wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 8 (bijl. no. 46) wordt door den Voorzitter, namens
B. en W„ van de agenda afgevoerd.
Punt 9 (bijl. no. 36).
De heer Praamsma vereenigt zich met het voorstel,
omdat ongeveer het geheele blok in erfpacht is uitge
geven, maar vindt het toch een gevaarlijk standpunt,
dat hiertoe wordt geadviseerd omdat erfpacht zooveel
voordeeliger voor de gemeente is dan verkoop. Erfpacht
maakt het bewonen duur en, hoewel er thans voldoende
ander terrein beschikbaar is om het bouwen te ani-
meeren, is het toch niet juist het rendement voor de
gemeente den doorslag te laten geven. Men moet ook
van de gemeente grond kunnen koopen.
De heer De Boer (weth.) acht het vanzelfsprekend,
dat de gemeente vooral in den tegenwoordigen tijd doet
wat voor haar het voordeeligste is, ofschoon B. en W.
niet het standpunt innemen, dat uitsluitend grond in
erfpacht moet worden uitgegeven. Kan een bepaald ter
rein voor verkoop in aanmerking komen, dan kan dat.
indien dat wordt verlangd, ook gebeuren, maar klaar dit
terrein ligt in een blok, dat geheel in erfpacht is uitge
geven en erfpacht voor de gemeente thans het voor
deeligste is, is er geen reden dit terrein te verkoopen.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Punten 10, 11 en 12 (bijl. nos. 37, 39 en 42). Met alg.
stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 49).
De heer Turksma vraagt, waar Smit het land voor 1
jaar in huur vraagt, B. en W. voorstellen voor 2 jaren
te verhuren, en Smit volgens het voorstel met de voor
waarden accoord gaat, voor hoeveel jaren wordt ver
huurd.
De Voorzitter zegt, dat Smit na onderhandeling met
den deskundige voor de gem.landerijen met een huurtijd
van 2 jaren accoord gaat.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Punt 14 (bijl. no. 41). Hierbij is tevens aan de orde
het adres van D. A. Dirks.
De Voorzitter zegt, dat de tegenwoordige huurder
het pand, waarvan de huur 12 November a.s. afloopt.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938.
wilde overdragen aan Dirks. Deze wilde het pand wel
tot 12 Mei 1941 huren, waartegen B. en W„ overeen
komstig het advies van den Adm. van het Woning
bedrijf, geen bezwaar hebben. Thans vraagt de nieuwe
huurder verlaging van huur.
De heer Turksma verwondert zich over dit verzoek
om huurverlaging, omdat de Raad het pand nog niet
aan Dirks heeft verhuurd. Dirks heeft echter den winkel
niet alleen reeds overgenomen zonder toestemming
van den Raad maar hij heeft zelfs een „goodwill
betaald voor de overname. Waarom zijn anderen niet
in de gelegenheid gesteld de huur over te nemen, nu het
bestaande huurcontract nog slechts een half jaar loopt
Aanhouding ware beter.
De heer Praamsma onderschrijft tot op zekere hoogte
wat de heer Turksma zegt. Het kan echter in het belang
der gemeente zijn, bijv. als men huurschade kan ver
wachten, om de huur over te doen. Op grond daarvan
heeft de wethouder machtiging gegeven de huur over
te dragen. Bij den tegenwoordigen huurder toch ging
de betaling moeilijk.
Met den heer Turksma meent spr., dat formeel de
Raad over deze overdracht moet beslissen.
Spr. verwondert zich telkens over de methode van
waardeering van den Adm. van het Woningbedrijf om
trent dit, zoowel als andere, panden der gemeente, als
bij de huurbepaling wordt gesproken over den omzet
in het pand, welke in dit geval zóó was, dat de vorige
huurder, die een gezin had, er geen bestaan in vond.
De Raad heeft bij de beoordeeling van de huur alleen
te maken met stand, grootte, enz. van het pand. Het
ligt lang niet altijd aan den stand als in een zaak geen
omzet is, doch veel aan den huurder, die als zakenman
meer of minder geschikt kan zijn. Blijkens het advies
zou de nieuwe huurder, omdat hij ongehuwd is, er wel
een bestaan in kunnen vindenover huurverlaging
wordt daarin niet gesproken.
De Raad keure alsnog de overdracht goed, maar
houde het nadere adres om huurverlaging aan. Van
huurverlaging zou eventueel toch pas 12 November a.s.
sprake kunnen zijn en de Raad kan, na advies over de
werkelijke huurwaarde, daarover nog nader spreken.
De heer Van der Schoot vereenigt zich met deze on
derlinge huuroverdracht, maar vindt het eigenaardig,
dat de nieuwe huurder nu huurverlaging vraagt. Spr.
is daartegen. Men kan per slot van rekening in dit pand
ook wel iets anders beginnen.
De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. volgens het
huurcontract bevoegd zijn den huurder toestemming te
geven het pand aan een ander over te dragen, zoolang
de huurtijd loopt, i.e. tot 12 November 1938. B. en W.
hadden geen bezwaar tegen den nieuwen huurder. Nu
wilde deze echter huren tot 12 Mei 1941, zoodat het
hier dus eigenlijk een ontbinding van de loopende huur
tot November 1938 en een nieuwe verbintenis tot
12 Mei 1941 betreft. Op het desbetreffende verzoek,
door de beide verzoekers onderteekend, heeft de Adm.
van het Woningbedrijf geadivseerd. De heer Praamsma
zal zich herinneren, dat B. en W. reeds eerder hebben
gezegd, dat zij de motiveering van den Administrateur,
die bij de huurbepaling rekening houdt met den omzet,
désavoueeren. B. en W. hebben diens motiveering dan
ook niet overgenomen, doch alleen diens conclusie om
de huur over te dragen. Toen de overdracht had plaats
gehad, kwam het adres van Dirks om huurverlaging.
Iemand kan natuurlijk achteraf denken, de huur kan
misschien minder worden, maar daarmede verandert
voor de gemeente de geheele situatie. Laat de gemeente
het pand dan tot November 1938 aan Dirks overdragen
en het nadien voor ieder te huur beschikbaarstellen.
Spr. begrijpt de redeneering van den heer Praamsma
niet. De Raad heeft eigenlijk geen vrijheid tegen iemand
te zeggen Ik verhuur je het pand, en later zullen we
nog wel eens over huurverlaging spreken. Of de Raad
gaat in op het verzoek, door beiae heeren onderteekend.
om de huur op de bestaande voorwaarden over te
dragen, of men laat het thans geldende contract afloo-
pen en ziet dan wat er verder met het pand gebeuren
moet.
De heer Buiël zegt, dat het niet de bedoeling van
Dirks is, als de Raad het verzoek om verlaging niet
innwilligt, het pand tot 12 Mei 1941 niet te accepteeren.
Dirks is met den vorigen huurder deze overdracht over
eengekomen en daar kan hij ten slotte ook niet van
terug. Dat hij nadien om huurverlaging heeft gevraagd,
is een andere bijkomende kwestie.
De Voorzitter meent, dat de Raad, na de mededee-
ling van den heer Buiël, wel geen bezwaar zal hebben
tegen deze overdracht.
De heer IJtsma vraagt zich af, of de mededeeling van
den heer Buiël invloed moet hebben op de beslissing van
den Raad, zooals de Voorzitter zegt. Spr. voelt er meer
voor om de overdracht tot 12 November te laten loopen
en dan tot een nieuwe verhuring over te gaan.
De Voorzitter prefereert het oorspronkelijke voorstel
van B. en W., n.a.v. het verzoek om overdracht, zooals
dat door de beide heeren was ingediend. Het meest
logische is, dat de Raad dat aanneemt.Mocht de Raad
dit niet doen, dan kan de verlaging van huurprijs niet
worden besproken; dan loopt deze huur op 12 Novem
ber af en kan de Raad verder zien, wat er met het pand
moet gebeuren.
De heer IJtsma gaat met het voorstel van B. en W.
accoord, maar dan ligt het adres van Dirks er nog.
(De Voorzitter: Dat wordt dan afgewezen.)
De Raad moet uitspreken, dat het adres voor kennis
geving is aangenomen.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Het adres van Dirks wordt voor kennisgeving aan
genomen.
Punt 15.
Den heer Praamsma is gebleken, dat voor de school-
voeding 17000 brooden zijn geleverd. De totale kos
ten voor de openbare scholen bedragen 1700.
Hierbij komt 815.57, dus bijna 50 voor het snijden
en smeren van 11000 brooden. In Heerenveen en
Ooststellingwerf, waar ook schoolvoeding plaats heeft,
worden daarentegen bijna geen kosten voor het snijden
gemaakt. Waardoor ontstaat dit groote verschil? Wordt
daar misschien een andere methode toegepast? Ook is
het opmerkelijk, dat alleen aan de openbare scholen
deze kosten worden gemaakt.
Het aanschaffen van klompen kost 1449. Daarbij
komt echter 270.voor alg. kosten, 200.voor
toezicht en 314.voor diverse onkosten, in totaal
784. of ruim 50 Spr. ziet gaarne het bedrag
voor schoolvoeding en -kleeding zooveel mogelijk be
steed voor het beoogde doel, dus dat de onkosten zoo
veel mogelijk worden beperkt. Ook hoogere instanties
hebben hierop gewezen.
De heer Botke (weth.) zegt, dat in den loop van 1937
veel is veranderd. Was vroeger aan 7 scholen een
broodsnijdster verbonden omdat het personeel meende
dat het te veel werk was om het brood zelf te snijden
en te smeren, na een aanmerking van Ged. St. op het
bedrag van schoolvoeding en -kleeding heeft het per-