40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. De heer Turksma vervolgt. Het verlies van het Woningbedrijf is nog veel te hoog. Is het kleinere verlies een gevolg van de grootere huur- ontvangst of van de mindere uitgaven voor onderhoud Bezuiniging ziet spr. in het uitbesteden van zooveel mogelijk werk aan particulieren. Spr. wijst op de uitbe steding van de cokesbezorging, welke uitstekend voldoet. Volkomen sluit hij zich aan bij hem, die wees op het doen van karweitjes door gemeentepersoneel voor zich zelf in de gem.instellingen. Dat men daarbij zelfs bij Gem.werken inkoopen kan doen, is onhoudbaar. Het gaat spr. hier niet om het geld, dan wel om het beginsel, dat een Overheidsinstelling alleen in uiterste gevallen koopman mag spelen. Een gem.instelling neme niet de plaats in van den neringdrijvenden middenstand, die als belastingbetaler kan eischen, dat de Gemeente zich ont houdt van déloyale concurrentie. Het is een misstand, dat het gemeentepersoneel, dat voor een groot deel uit inkomsten uit het particuliere bedrijfsleven wordt be taald, gelegenheid heeft den winkelier te passeeren. Evenals bij het Rijk, mogen de gemeenteambtenaren geen particuliere bedrijfsonderneming hebben. Men zie toe, dat dit voorschrift nauwlettend in acht wordt geno men en dat dit niet via bepaalde relaties wordt ontdoken. De aansporing der Ver. v. Ned. Gem. tot centralen inkoop van schoolbenoodigdheden, papier enz. wijze het College af. Spr. zag gaarne, dat de Raad bij verhuringen te voren in kennis werd gesteld. Het voorstel tot verhuring van de boerderij bij het vliegveld b.v. kwam het vorige jaar zeer laat. Deze werd toen tot 5 Maart j.l. verhuurd. Thans is nog geen voorstel hieromtrent gedaan. Is het waar, dat B. en W. een accoord hebben aan gegaan omtrent het grasgewas van het vliegveld ten behoeve van een experiment voor machinale gras drogerij Blijft er dan nog land over voor verhuur aan particulieren, zooals indertijd is besproken Zou het, in verband met het toenemende drukke ver keer langs Kelders en Voorstreek, geen overweging verdienen tot demping of overkluizing van dit deel over te gaan Zulks geeft tevens werkverruiming. Het College blijve waken voor den bloei van Leeu warden als cultuurcentrum dezer provincie en speure daarbij naar werkverruiming, opdat de welvaart van Leeuwarden op peil blijve. Het toone ruggegraat t.a.v. de verdediging van het gemeentebelang, daarbij gesteund door den Raad. De heer Algera wil ingaan op hetgeen de heer Van der Meulen heeft gezegd, n.l. dat hij de voorkeur geeft aan een constructieve welvaartspolitiek in tegenstelling met de Regeering, wier bezuinigingspolitiek ad absurdum moet voeren tot den ondergang van ons volkopdat men niet den indruk krijge, dat spr. c.s. zich daarmede vereenigen. Spr. wijst er op, dat de constructieve wel vaartspolitiek in de Ver. Staten heeft gebracht loons- verhooging en verhooging van belastingen, veel groo tere staatsuitgaven, met het gevolg, dat het bedrijfsleven begon te kwijnen, waardoor de werkloosheid toenam. Ook in Frankrijk heeft men kunnen zien, waartoe het leidt als aan alle eischen, welke worden gesteld, wordt voldaan. Die politiek teert op de toekomst en voert tot een lager levensniveau en verarming van het volk. Komende tot de gemeentepolitiek zegt spr., dat er een wezenlijk verschil is tusschen de situatie bij de behan deling van de begrooting voor 1937 en die van heden. Toen de begrooting 1937 werd behandeld, was onbekend of zij kon dienen als basis voor het verleenen van extra- bijdragen uit het Werkloosh.subs.fonds. Thans hebben de hoogere instanties duidelijk verklaard: „Hierbij zullen de op- en aanmerkingen der laatste beide jaren en over de rekeningen der jaren 1934 en 1935 gemaakt, tot richtsnoer kunnen en de eischen der voormelde Comm. tot richtsnoer moeten dienen.welke waarschuwing wordt geconcretiseerd door de mededeeling, dat voors hands niet valt te rekenen op toekenning voor 1938 van hoogere bijdragen dan die voor 1937, d.w.z. 190.000. En voorts zeggen Ged. Staten, dat de gewone uitgaven niet op den kapitaaldienst mogen worden gebracht. Thans is de toestand moeilijker dan het vorige jaar, omdat toen nog moest worden afgewacht wat komen zou en er nu een conflict is, dat alleen kan worden op gelost als één der partijen toegeeft. B. en W. kunnen de begrooting niet anders sluitend maken dan met extra-bijdragen ad 410.000. Het verschil ad 220.000.moet worden weggewerkt, wat volgens B. en W. onmogelijk is. Spr. wil enkele uitlatingen bestrijden. Juist is, gelijk is opgemerkt, dat de autonomie der gemeenten beperkt wordt, maar de oorzaak daarvan ligt in de moeilijke financiëele omstandigheden van het geheele land en wat in 1937 is gebeurd, is niets anders dan een werkmethode, waarmede men een bepaald gevolg wil bereiken. Om trent die werkmethode kan men van oordeel verschillen; de waarde van het doel is evident, want het gaat om het fundamenteele landsbelang. Liet men de gemeenten vrij ter wille van de autonomie, dan zouden de tekorten of de belastingen sterk toenemen. Zonder druk van boven zal men vaak niet komen tot de gewenschte in perking van uitgaven. Ten eerste krijgt men dan het verschijnselvlucht uit de verantwoordelijkheid. Niet ieder durft impopulaire maatregelen te nemen en daar van de verantwoordelijkheid te dragen. En zeker staan principieel zwak zij, die zich beschouwen als uitvoerders van den wil van het volk, dat eigen omstandigheden vaak neemt als criteria voor wat algemeen moet gelden. In de tweede plaats is de autonomie niet vertrouwd in handen van hen, voor wie de autonomie middel is om te komen tot de uitvoering van een dieper-liggend be ginsel, dat streeft naar uitzetting van de Overheidstaak. Naar spr. meent, moet de autonomie daar worden beperkt, waar handhaving strijdt met het levensbelang van het geheel. De Rijksbegrooting 1938 heeft een tekort van 85 millioen daarbij mogen niet nog nieuwe milli- oenen komen voor nieuwe tekorten van de gemeenten. Hoe eerder een soliede financiëele grondslag wordt ver kregen, des te gauwer kan den gemeenten meer vrijheid worden gegeven. Daarom is beperking noodzakelijk. B. en W. nemen het begrip „gemeentebelang" soms te eng; het gemeentebelang kan identiek zijn met het landsbe lang. Dat de door B. en W. aangelegde maatstaf hieraan altijd voldoet, kan spr. niet beweren. Speciaal trof spr. in de Mem. van Antw. de zin „na immers jaar in, jaar uit te hebben nagegaan, op welke onderdeden nog kon worden bezuinigd, zelfs daar waar ons dat niet in het belang der gemeente scheen, is voor ons College wel vast komen te staan, dat er van een verlaging der ge wone uitgaven geen sprake kan zijn.". Het criterium van B. en W. is in dezen minder juist, want het gaat er niet om, wat wenschelijk is, maar wat noodig is. En dat overwegende, acht spr. een scherpere beoordeeling van sommige posten mogelijk. Spr. kan zich het standpunt, dat B. en W., gesteund door den Raad, aan de ingediende begrooting moeten vasthouden, indenken, maar men neme dit verlangen niet als algemeen principe voor deze begrootingsbehan- deling. Zou er bij alle, door spr.'s fractie bij vorige begrootingsbehandelingen gedane voorstellen nu niet één zijn geweest, dat had kunnen worden verwezenlijkt? Het scheen, dat was afgesproken om de begrooting er ongewijzigd door te slepen. Spr. hoopt, dat het thans anders is, doch meent men zoo krachtig mogelijk aan de ingediende begrooting te moeten vasthouden, dan noemt spr. dat machtsmisbruik, onderdrukking der min derheid. Ook meende men niet aan de wenschen van de Com missie te moeten voldoen, omdat reeds zoovele cultureele dingen zijn afgebroken. Dit is niet juistmen moet er naar zoeken wat door ingrijpen van hoogerhand in Leeuwarden is afgebroken. De Muziekschool is ver Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. 41 dwenen, maar dat beteekent geenszins de verdwijning van cultureele dingen, alleen, dat een bepaalde vorm, waarin men zich cultureel kan ontwikkelen, niet meer bestaatde ontwikkeling zelf kan doorgaan op een andere wijze. Daarentegen bouwt het Rijk op, bijv. het nam de gem. cursus bij de Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool over en zelfs werd de instandhouding van de Chr. Industrie- en Huishoudschool bevorderd tegen den wensch van den Raad in. Te spreken van afbraak is sterk overdreven. B. en W. ontkennen de mogelijkheid om 220.000. in de begrooting te vinden en maken haar sluitend met een maximale extra-bijdrage en een deel der belasting- bijdrage. Dit is echter in strijd met het inzicht van hoogere instanties. Maar hoe is deze houding van B. en W. te rijmen met wat zij in de Mem. van Antw. schrijven, n.l. „Uit den aard der zaak is de Raad staat- rechtelijk geheel vrij om de begrooting vast te stellen, zooals hem goeddunkt. Geschiedt dat echter met ver onachtzaming van het inzicht van bedoelde instanties, dan kan zulks in de huidige omstandigheden tot finan ciëele consequenties leiden, welke den Raad voor de noodzaak van herziening van zijn besluiten kunnen stellen." Hoe is nu het standpunt van B. en W. tegenover de hoogere colleges, want het is natuurlijk niet mogelijk dat B. en W. deze algemeene waarschuwing geven en zelf anders handelen. Tenzij men een principiëel onder scheid maakt tusschen een voorstel van B. en W. en een besluit van den Raad, maar dat acht spr. nog minder mogelijk. Aan den Raad is thans het vinden van de 220.000. Belastingverhooging komt niet in aanmerking, niet slechts uit economische overwegingen, maar omdat de wet daartoe geen vrijheid laat. Eigenaardig is het daarom, dat een lid het toejuicht dat geen belasting verhooging wordt voorgesteld. In theorie zou men de opcenten op de personeele belasting kunnen verhoogen, maar gezien de klasse, waarin Leeuwarden is geplaatst, zit men aan het plafond. Ook zou men een woonforen- senbelasting kunnen hebben, maar vermoedelijk zouden de onkosten de opbrengst overtreffen. Hetzelfde geldt voor de belasting op logeergasten, door geen gemeente geheven, en de belasting op openbare aankondigingen, die in ons land 13.000.oplevert, en voor de belas ting op de verzekering tegen brandschade. Evenmin zal het recht op de mijnen hier veel opleveren. Bij den huidigen stand van zaken komt vermindering van de straatbelasting natuurlijk niet in aanmerking, want het Rijk zal zoodanige belastingvermindering ver bieden. Bezuiniging komt dus alleen in aanmerking. Voor een goede beoordeeling der mogelijkheden is noodig een volledige uiteenzetting en verschaffing van inlichtingen van B. en W. en wat dit betreft gaat het College niet steeds vrij uit, al liggen er vele stukken ter inzage, waaronder een rapport van den Dir. van Gem. werken over de personeelsbezetting, waarvoor spr. alle waardeering heeft, maar dat een paar jaar te laat komt. Dit had moeten zijn opgemaakt, toen er vanuit den Raad opmerkingen werden gemaakt, en niet pas toen men van hoogerhand wilde ingrijpen. Het eerste zou ongetwijfeld gunstiger hebben gewerkt. Spr.'s indruk was, dat voor het schoonhouden van het Stadhuis te weinig werd uitgetrokken in vergelijking met andere gebouwen. Daar spr. niet definitief wilde oordeelen zonder kennis van zaken, vroeg hij een ver gelijkend overzicht, waaruit de verhouding blijkt met betrekking tot grootte, aantal lokalen, stoken e.d. En hoe luidt het antwoord B. en W. stellen zich in een gevechtspositie en zeggen: „Zooals in den Aanbiedings brief is medegedeeld, hebben wij de kosten van het schoonhouden van scholen en andere gemeentegebou wen verlaagd. Bij het vaststellen van de nieuwe bedra gen is met grootte en indeeling van die scholen en ge bouwen rekening gehouden." M.a.w. de zaak is goed geregeld en houd je nu maar stil. Maar in de overge legde bijlage heeft spr. de gevraagde opgave niet ge vonden. Gaarne zal hij deze nog voor afloop der alge meene beschouwingen ontvangen. Door bezuiniging het gevraagde bedrag te vinden, is naar spr. meent, niet mogelijk en hij verwacht, dat de hoogere instanties niet aan hun eisch zullen vasthouden en dat o.a. de stijging der grondstoffenprijzen een ele ment kan zijn om de begrooting opnieuw te bezien. Daarnaast verwacht spr., dat de toon van B. en W. tegenover de hoogere instanties zal toenemen in vrien delijkheid. En tenslotte is spr. overtuigd, dat sommige begrootingsposten aan scherpe criteria kunnen worden onderworpen, waardoor nog bezuiniging mogelijk zal zijn. Hij dankt B. en W. voor de moeite aan de beoor deeling van de subsidieering van het Chr. bewaarschool- onderwijs besteed. Spr.'s voorstel beoogde het totale bedrag voor bewaarschoolonderwijs zoo te verdeelen. dat ook het Chr. bewaarschoolonderwijs subsidie zou krijgen. Geen bepaald bedrag is genoemd, om B. en W. gelegenheid te geven én den toestand te beoordeelen bij vaststelling van dat bedrag op het oude getal èn bij vaststelling op dat getal plus het nieuwe subsidie. Om de situatie zoo zuiver mogelijk te kunnen beoordeelen, trekken spr. c.s. hun voorstel in en stellen zij voor, om aan de Vereeniging voor Chr. Bewaarschoolonderwijs voor 1938 subsidie te verleenen, berekend volgens de zelfde normen als voor het R.K. bewaarschoolonderwijs. Het bedrag kan eerst worden genoemd, wanneer de datum bekend is, waarop het aantal kinderen van 4 jaar en ouder wordt beoordeeld. Dit aantal is de laatste maanden meer dan 90, zoodat, wanneer 1 Januari 1938 als teldatum wordt genomen, het subsidie 300.'moet zijn. Spr. stelt voorop dit in verband met de houding van zijn fractie tegenover bezuiniging dat het be waarschoolonderwijs van gemeentewege kan worden afgeschaft. Maar als het blijft, dan vragen spr. c.s. gelijk recht voor allen, niet alleen, zooals B. en W. doen, de iure, maar ook de facto. Er is hier geen sprake van een nieuw subsidie, zooals B. en W. zeggen. In 1919 toch werd op de begrooting een bedrag uitgetrokken voor eventueele subsidies aan bijzondere bewaarscholen, niet dus een bepaald subsidie aan een bepaalde school, maar een algemeen subsidie. Enkele jaren later verscheen één aanvrage. Thans beoordeelt de Raad weer een aan vrage. Er is één subsidie, thans 300.per bevoegde leerkracht bedragende, en meerdere gegadigden. Maar beschouwt men dit als een nieuw subsidie, dan make men geen onderscheid. Er is n.l. op deze begrooting een nieuw subsidie aangebracht voor den cursus voor op leiding van leerkrachten bij het nijverheidsonderwijs. Dat dit niet werd verleend, ging buiten B. en W. en den Raad om en heeft geen waarde bij de beoordeeling van de vraag, of dezen geen nieuwe subsidies willen accepteeren. B. en W. kunnen, nu het principe is aan vaard, niet anders dan medewerken om een bepaald bedrag uit te trekken, en spr. heeft wel zooveel ver trouwen in hen, dat zij zullen medewerken nu hun het eenige argument tegen subsidieering is ontnomen. De heer Balk is intusschen ter vergadering gekomen. De heer Rom Colthoff zegt, dat uit de bewering van B. en W., dat als extra-bijdrage in uitzicht behoort te worden gesteld hetgeen de gemeente werkelijk tekort komt om haar begrooting sluitende te kunnen krijgen, af te leiden zou zijn, dat de begrooting, hoe hoog ook opgezet, te allen tijde sluitend gemaakt moet worden met die uitkeering. Spr. wil hieraan toevoegen, wat ook de bedoeling van B. en W. zal zijn, „na toepassing van alle mogelijke, zelfs drastische bezuiniging". Hiervan is in Leeuwarden echter nog geen sprake, terwijl de reeds

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 5