44 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. rapport over Gem.werken en Woningtoezicht pas nadat Ged. St. er om hebben gevraagd Een Raadslid kan onmogelijk aangeven, wat bij deze bedrijven kan worden bezuinigd, maar willen B. en W. onderzoeken, of door samenvoeging iets kan worden bereikt Spr. wijst in dit verband op inkrimping van personeel door afvloeiing, waardoor zoo weinig mogelijk slacht offers worden gemaakt. Dit zou misschien ook kunnen gebeuren t.a.v. het onderhoud van de plantsoenen; komt er dan te weinig personeel, dan kan men om te begin nen bijv. het onderhoud van het Rengerspark aanbe steden, enz. Ook het onderhoud van de gemeentewonin gen, schilderwerk, herstellen van schoolmeubelen, ruiten schoonmaken e.d. zou geleidelijk naar het particuliere bedrijf kunnen worden overgebracht, dat ook volgens de Commissie „uiteraard zooveel goedkooper werkt". Over de reorganisatie van den geneeskundigen dienst een vraagstuk met vele kanten valt in het huidige stadium niets te zeggen. Spr. zal nadere plannen af wachten en vertrouwt, dat het de volle aandacht van B. en W. heeft, dat deze reorganisatie geen verhooging van uitgaven mag medebrengen. Spr. dankt B. en W. voor de genomen maatregelen t.a.v. Beurs en Waag, maar zou, nu de waagafdeeling totaal is verloopen, gaarne in beginsel besluiten tot samenvoeging van dezen dienst met den Markt- en Havendienst, zoodra er een passende werkkring voor den Beursmeester is. Voorts zal spr.'s fractie voorstellen, dat de Raad zich uitspreke geen prijs meer te stellen op tervisieligging der stukken op Zondag. Nu Woensdagsavonds vergaderd wordt, behoeft niemand Zondags de stukken in te zien. Dat B. en W. spoedig opnieuw aandacht zullen schenken aan de boomen op den Eewal stemt dankbaar, maar zulks helpt niets, als er weer niets wordt gedaan. Is de centrale verwarming in het Paviljoen voor Be smettelijke Ziekten wel deugdelijk geweest nu de isolatie en de leidingen reeds moeten worden vernieuwd Valt deze vernieuwing ook onder de garantie Op vraag 64 van het Sectieverslag antwoorden B. en W., dat de berging van een deel van het archief op den zolder van school 4 evenmin brandvrij is als op den zolder van het Stadhuis. Is het dan niet urgent daarin deugdelijk te voorzien Het antwoord op vraag 69 is onbevredigend. Er wordt geen specificatie der kleine normale herstellingen gevraagd, maar van de groote onderdeelen. Zoo zou spr. nog gaarne een onderverdeeling van den post ont vangen, als b.v. de verbetering van het Ruiterskwartier en die van de Nieuweburen, welke in het afgeloopen jaar de meer belangrijke onderdeelen van dezen post zijn geweest. Dat B. en W. thans voor de panden, welke zij kwijt willen, openbaren verkoop overwegen, gaat in de goede richting. Op spr.'s vraag, waarom men bij de Gasfabriek t.a.v. de ziekte- en verlofgelden een systeem van verdeeling volgt, waardoor het bedrag niet in de begrooting is terug te vinden en het bedrag niet afzonderlijk noemt, zooals b.v. in de begrooting van Gem.werken, heeft hij geen antwoord ontvangen. Het is plicht het publiek omtrent de electriciteits- tarieven zoo goed mogelijk voor te lichten en dan kun nen B. en W. niet volstaan met den menschen op het kantoor inlichtingen te laten verstrekken, maar moeten zij de tarieven bijv. per circulaire populair maken. Daar de distributie van de leermiddelen (een ambte naar krijgt 945.en een vrouwelijk beambte 100. te veel kost in verhouding met het voordeel van het in magazijn hebben, vraagt spr., of niet tot openbare in schrijving kan worden overgegaan, met eventueele be palingen voor de distributie. Is voorts bij Sociale Zaken versobering mogelijk Uit de stukken blijkt, dat Zwolle 4 controleurs (2 vaste en 2 losse) heeft tegen Leeuwarden 10 (1 hoofdarmbezoe ker, 1 controleur en 8 armbezoekers). Bovendien ver dient in noodlijdende gemeenten zoon controleur 1000.a 1200. hoogstens 1500. terwijl hier een controleur 2160.verdient. En heeft het de aan dacht van B. en W., dat bij een crisisdienst de aan stellingen op arbeidscontract behooren te zijn, omdat anders bij eventueele inkrimping nog jaren wachtgelden moeten worden betaald Hetzelfde geldt ook voor het kantoor-personeel. Heeft voorts bij de bedrijven wel voldoende uitwisseling van personeel plaats en kan op dit punt nog niet meer worden bespaard In het uitstekende rapport i.z. de algemeene kosten voor het Woningbedrijf, waarin de Directeur uitlegt, dat het Woningbedrijf zelfs profiteert van de winst van Gemeentewerken, wordt o.m. gezegd, dat het meer des kundige toezicht en dus ook de meer deskundige uitvoe ring tot verlaging hebben geleid, maar spr. gelooft, dat er wel goede opzichters zijn, maar minder goede uit voerders. T.a.v. de straatbelasting sluit spr. zich bij den heer Turksma aan; de thans verstrekte becijfering is totaal onvolledig, doordat de inkomsten aan marktgelden, parkeergelden, rioolbelasting e.d. er niet tegenover zijn geplaatst. Afschaffing van deze hoogst onbillijke be lasting zal thans niet gaan; het College overwege echter een billijker verdeeling. Het verheugt spr., dat B. en W. t.a.v. het Chr. be- waarschoolonderwijs niet het verouderde standpunt van den heer Rom Colthoff innemen. Overigens sluit hij zich bij den heer Algera aan. Spr. laakt het, dat de heer Turksma spreekt van een zekere mentaliteit van Ged. St. n.a.v. het niet antwoor den op den brief van 12 Juli, omdat zulks de verhouding verscherpt. Ged. St. kunnen overigens heel goed hierop zeggen, dat het beter is geen antwoord te geven, dan, zooals B. en W. doen, wèl te antwoorden en beloften te doen, welke niet worden nagekomen men denke daarbij aan de belofte t.a.v. de O.W. reserve. Het is hier geen kwestie van mentaliteit, maar van verschil van inzicht. Niemand heeft slechte bedoelingen, B. en W. zeggen alleen, de patiënt is wat verkouden, wij zullen het met een drankje wel klaarspelen, terwijl Ged. St. meenen, dat het om het leven gaat en chirurgisch ingrijpen noodzakelijk achten. Dat, als de vaststelling der begrooting met veron achtzaming van het inzicht van hoogere instanties ge schiedt, zulks kan leiden tot financiëele consequenties, welke den Raad voor de noodzaak van herziening van zijn besluiten kunnen stellen, heeft spr.'s volle instem ming en hij is ervan overtuigd, dat, gezien de begroo ting, dit straks een feit wordt. De heer Balk spreekt liever thans over de reorgani satie van den Geneeskundigen dienst, dan wanneer het betreffende voorstel van B. en W. in behandeling komt, omdat dat nog wel even zal duren. Vooral omtrent de vrije artsenkeuze zal wel geen eenheid, ook in het Col lege, bestaan. Spr. vraagt voor invoering daarvan de bijzondere aandacht van B. en W. De toenemende Overheidsbemoeiing i.z. de volksgezondheid, de voort schrijdende ontwikkeling der medische wetenschap, de belangrijke opvoering der outillage der ziekenhuizen en de crisis, zijn oorzaak van de stijging der kosten van den geneeskundigen dienst. De ziekenfondsen, van wier ontplooiing het grootendeels zal afhangen of de genees kundige hulp van gemeentewege kan worden beperkt, zien door de crisis hun ledental terugloopen. Wel tre den velen, die vroeger zelf geneeskundige hulp konden betalen, toe, maar naarnaast kunnen velen hun contri butie niet meer betalen, waardoor zij op hulp der ge meente zijn aangewezen. Toch zijn ziekenfondsen de aangewezen lichamen voor de geneeskundige verzor ging van hen, die niet in staat zijn deze zelf geheel te betalen. Verandert de toestand echter niet, dan zal de Overheidszorg steeds grootere offers vragen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. 45 De in het destijds geheime rapport van dr. Tuntler genoemde cijfers zijn belangrijk lager dan die uit het verslag van M.H. over 1936. Op welk jaar zijn deze gebaseerd De Voorzitter: Dit rapport is niet aan de orde. De heer Balk meent thans over den geneeskundigen dienst te mogen spreken, met het oog op de financiëele belangen voor de gemeente. De Voorzitter zegt, dat daarover kan worden gespro ken als de reorganisatie aan de orde is. B. en W. zullen gaarne aandacht schenken aan de vrije artsenkeuze. De heer Balk bedoelt geen vrije artsenkeuze voor allen, maar speciaal voor hen, die vroeger zelf hun ge neeskundige hulp bekostigden. Te 3.40 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 4 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. De heer Balk vervolgt, dat hij er indertijd op heeft gewezen, dat in Bussum de gasafname zooveel hooger was door de lage tarieven, o.a. het gezinstarief, waarop de wethouder antwoordde, dat dit zijn oorzaak in de industrie vond. Spr. meende, van den wethouder een antwoord te mogen verwachten, dat hout sneed, maar thans is hem gebleken, dat de industrie in Bussum wei nig gas afneemt. Spr. wil niet op gezinstarief aandrin gen, omdat hij weet, dat deze Raad een voorstel daartoe niet zal aannemen, maar er wel op wijzen, dat in Bus sum, ondanks de crisis, het gasverbruik is toegenomen. Dat dit een gevolg is van het gezinstarief wil spr. niet beweren, maar wel blijkt daaruit, dat, hoe goedkooper gas, hoe grooter omzet. Voorts is spr. opgevallen, dat het gebruik van gasolie voor de bereiding van waterstofgas zeer verschillend is. Heeft zulks ook invloed op de hoedanigheid van het gas? Spr. zal ditmaal geen kindertoeslag verdedigen, maar is in de loonnormen hier een kindertoeslag, als de Rijks regeling kent, a.h.w. verdisconteerd De heer Hellema zegt, dat de samenstelling van deze begrooting, welke spr. niet heelemaal vreemd is, veel tijd heeft gekost. De tactiek van het samenstellen en indienen heeft veel belangstelling gehad, gezien hetgeen daaromtrent in het sectierapport is gezegd. Op het oogenblik zeggen B. en W., het is toch misschien beter en formeel juister de begrooting eerst in den Raad te brengen. Dit laatste kan waar zijn, maar het is onprac- tisch. Immers, daar het reeds einde Augustus 1937 was voor de aanmerkingen der Commissie over de begroo ting 1937 bekend waren en nu nog niet definitief is beslist over de bijdrage 1937, was het absoluut juist voor 1938 een anderen weg te willen bewandelen. De kern blijft het vragen van de extra-bijdragen. Op welken grond worden die gevraagd? Ingevolge de Wet Voorzieningen ter zake van gemeentelijke kosten van werkloosheidszorg is een fonds tot een bepaald bedrag gevormd, waarin Rijk en gemeenten bijdragen, en daar uit zullen de gewone bijdragen aan de gemeenten in de kosten van werkloosheidsbestrijding worden bestreden, berekend naar algemeene normen. Is die bijdrage niet voldoende om de begrooting sluitende te krijgen, dan kan de gemeente een extra-bijdrage uit dat fonds ont vangen en is dat nog onvoldoende, dan nog een belas- tingbijdrage. De regeling omtrent de extra-bijdrage is neergelegd in een algemeenen maatregel van bestuur, volgens welke zij kan worden gevraagd bij verstoord begrootingsevenwicht en wordt verstrekt tot het be drag, dat voor herstel van het evenwicht noodig is. Nu krijgt men wel eens het gevoel, dat, als een extra- bijdrage wordt gevraagd, men een gunst vraagt. Het vragen van de extra-bijdrage rust echter op een reëele en goede basis en men geve niet toe aan de gedachte, dat het ellendig is, dat wij die bijdrage moeten vragen. Spr. meent, dat, waar het begrootingsevenwicht is ver stoord, de gemeente wettelijk recht heeft op de bijdrage en zij verplicht is als zelfstandig, publiekrechtelijk lichaam deze te vragen tot 99 van haar gewone uit gaven voor werkloosheidsbestrijding. En als belasting- bijdrage mag zij vragen tot het maximum, wat de ge meente stort in het fonds. Verder zal de begrooting vol ledig moeten voldoen aan de voorwaarden, gesteld door de drie ministers, die als beheerders van het fonds op treden. Deze zullen, na overleg met Ged. St., uitmaken hoeveel de gemeente kan krijgen. Nu is het jammer, dat voor de laatstgenoemde bijdrage de normen ontbreken; de gemeenten moeten zelf trachten uit te maken, wat de voorwaarden zijn. Leeuwarden heeft daarmede zeer eigenaardige en droevige ervaringen gehad. Over 1936 werd geen bijdrage verleend om het formeele bezwaar, dat eerst een sluitende begrooting was opgemaakt en dat eerst later bleek, dat zij niet sloot. Dat was een der onbekende voorwaarden, waarom de bijdrage werd ge weigerd, en het tekort moest op den Kapitaaldienst worden geboekt. Door ondervinding moet men wijs worden en door van anderen te hooren, wat men moet weten. Het verkrijgen en het vaststellen van de bijdra gen is dus afhankelijk van inzichten, welke de gemeente niet voldoende kan weten. Voor 1937 is een zekere bijdrage gevraagd, maar het is nog onbekend, waarop precies kan worden gerekend. Wel weten wij, de voor 1937 gevraagde bijdrage niet te zullen krijgen en dat een deel daarvan op den Kap.- dienst moet worden gebracht. Dat het bedrag, noodig om het gestoorde begrootings evenwicht te herstellen, niet geheel wordt toegezegd, komt, omdat het fonds reeds begint met een tekort. Het zal niet mogelijk zijn aan alle aanvragen te voldoen, heeft de Minister reeds gezegd, en een deel der tekorten zal voor rekening der gemeenten moeten blijven. Spr. gelooft, dat die opzet niet juist is en strijdt met den alg. maatregel van bestuur. Het eenig mogelijke is. dat de bijdrage van het Rijk aan het fonds, die niet vaststaat, wordt verhoogd; de bijdragen van de gemeente staan vast. Nu staan wij voor de vaststelling van de begrooting 1938. De laatste brief van Ged. St. bevat enkele punten, waarmede rekening moet worden gehouden, o.m., dat voor alle uitgaven machtiging van Ged. St. noodig is, en de begrooting 1938 sluitend moet worden gemaakt met even groote extra-bijdragen, als voor 1937 zullen worden toegestaan. Dit is echter absoluut onmogelijk, want hoe kan men de begrooting sluitend maken met een bedrag waaromtrent geen gegevens bekend zijn en naar dien onbekenden factor inrichten Voorts mogen uitgaven, buiten de begrooting gedaan, niet op den Kapitaaldienst worden gebracht. Men voelt in welke moeilijke positie de gemeente wordt geplaatst; aan den eenen kant weet men niet wat men krijgt en aan den anderen kant mag het tekort niet op den Kapitaaldienst worden geboekt! Voor 1937 is echter bepaald, dat een deel van het tekort voor rekening van de gemeente zou blijven en dat dit tekort wel op den Kap.dienst mocht komen. Dit is een tegenstrijdigheid en spr. meent, dat die niet houdbaar zal blijken te zijn. De gemeente staat hier voor raadsels, waardoor het bijna ondoenlijk wordt een zuiver beheer te voeren Voortdurend leeft men onder druk, en de bestaande regeling van hooger hand, oogenschijnlijk juist, zal op deze wijze uiteindelijk een averechtsche werking hebben en kan er toe leiden, dat de gemeenten zeggen: wij weten niet meer waar we aan toe zijn en wij zouden wel van deze te groote verant woordelijkheid willen worden ontslagen. In de practijk is dit reeds voorgekomen. Zoo boden B. en W. van een stad den Raad de begrooting aan, sluitend gemaakt niet alleen met een extra- en een belastingbijdrage, maar ook

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 7