46
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938.
met een bijdrage van onderstand. De Raad verzette zich
tegen het laatste en meende zijn verantwoordelijkheid
te moeten behouden, maar B. en W. hielden voet bij
stuk. Hier ligt een groot gevaar. Het is beter met hulp
van de extra- en belasting-bijdrage zijn eigen financiëel
beheer te trachten te houden,, dan een voortdurende
controle van het Rijk, hoewel spr. zich kan voorstellen,
dat men zegthet gaat niet langer met die ongewisheid.
Als Leeuwarden niet meer dan 190.000.krijgt,
omdat het vorige jaar tot grondslag wordt genomen,
en men zou dat consequent doorvoeren, dan zou het
aantal steuntrekkende gemeenten niet vermeerderen.
Dit gebeurt echter wel. Voor 1938 kan dus alleen dat
jaar tot grondslag voor de bijdragen dienen en niet
1937. Bovendien is het buitengewoon gewenscht, dat
Ged. St. machtiging zullen geven tot het doen van uit
gaven op grond van deze begrooting, omdat anders
evenals in 1937 alles moet worden verschoven naar het
einde van het jaar, een methode, welke op den duur
de gemeentelijke diensten desorganiseert. Of Leeuwar
den dit jaar 400.000.aan extra-bijdragen moet ont
vangen, is dus alleen afhankelijk van de vraag, of de
uitgaven werkelijk op de juiste wijze worden geraamd
en dan is het merkwaardig, dat dingen zijn aangevoerd,
welke bij nadere bestudeering anders bleken te zijn dan
bij oppervlakkige beschouwing. Zoo b.v. t.a.v. de Gas
fabriek en de Reiniging. Thans zou er te veel hooger
personeel bij Gem.werken zijn. Uit het rapport van den
Directeur blijkt echter, dat deze dienst goed en deug
delijk is georganiseerd en zoo moet blijven, wil men niet
op hooge uitgaven komen. Spr. verwijt het niemand, dat
deze dienst onjuist is beoordeeld, want, daar het voor
de Raadsleden reeds moeilijk is de juiste beslissing te
nemen, hoe moeilijk moet zulks dan voor Den Haag
zijn Ingrijpen van buitenaf, zonder kennis van zaken,
zou bij een bedrijf als Gem.werken leiden tot desorga
nisatie. Bekijkt men de groote diensten als Gasfabriek,
Reiniging en Gem.werken goed, dan blijkt, dat deze nog
zoo slecht niet zijn ingericht en komt men tot de con
clusie, dat deze begrooting een rechtmatige vraag om
subsidie in zich draagt en men daarop zal moeten kun
nen rekenen. De Raad kan dan ook niet beter doen dan
het College steunen in dezen eisch, zou spr. haast willen
zeggen. Argumenten moeten worden aangevoerd en met
bescheiden moet worden aangetoond, dat de toestand,
zooals die in Leeuwarden is gegroeid, niet anders kan
worden gefinancierd en dat de bijdragen uitgekeerd
moeten worden. Mocht, evenals in 1937, het fonds ech
ter niet toereikend zijn, dan moet een, liefst zoo klein
mogelijk, deel van het tekort worden overgeboekt op
den Kapitaaldienst, met het uitzicht, dat het Rijk zal
bijspringen, zoodra het fonds beter gefinancierd is.
Wie hebben de bijdrage toe te kennen? Uiteindelijk
moeten de drie Ministers beslissen en nu is men op een
punt gekomen, dat den gemeenten buitengewoon moet
interesseeren, n.l., dat men elkaar den bal toekaatst. De
Commissie van Overleg stuurt via Ged. St. brieven,
bevattende de eischen voor de extra-bijdrage. Nu is
gebleken, dat argumentatie tegen die eischen is toege
laten en dat de eindbeslissing anders kan zijn. In de
Eerste Kamer heeft zich de vraag toegedaan wie heeft
het uiteindelijk te zeggen, met het oog op het toezicht
op de gemeenten. Dit belangrijke punt hebben hoogere
instanties te beslissen. Als wordt gezegd aan de drie
Ministers is de beslissing, maar de Comm. van Overl.
heeft het te zeggen, dan wordt het toezicht en de be
slissing van Ged. St. in dezen twijfelachtig. De Regee
ring meent echter, dat de Commissie een commissie van
advies is en dat het zwaartepunt blijft bij Ged. St.,
zooals de Gem.wet dat zegt. Daartegen zouden, blijkens
de pers, de Ged. St. van sommige provincies zich heb
ben verzet, meenende, dat zij niet verantwoordelijk
kunnen zijn, want uiteindelijk beslissen volgens hen de
Ministers of de Commissie. Spr. meent zich in dezen te
mogen refereeren aan de Gem.wet, welke Ged. St. het
toezicht op de begrooting oplegt. De gemeente moet
blijven aannemen, zooals ook B. en W. het vorige jaar
hebben gedaan, dat het zwaartepunt bij Ged. St. ligt
en dus moet er alles op gezet worden om dezen te over
tuigen van de juistheid dezer begrooting en B. en W.
moeten met alle kracht er op aandringen om op deze
cijfers de machtiging van Ged. St. te krijgen, en de Raad
doet niet beter, dan zich unaniem achter deze begroo
ting te scharen.
Het is spr. den laatsten tijd opgevallen, dat er velen
bij het beoordeelen van het gemeentebelang spreken
over het algemeene landsbelang, doch de Raad zit hier
alleen voor de belangen van Leeuwarden. Andere in
stanties zullen het algemeene landsbelang wel behar
tigen. Deze Raad heeft uit te maken wat voor Leeu
warden noodig is. Zijn er andere regelingen noodig,
dan zullen die door de bevoegde instanties wel worden
gemaakt. Armenzorg en werkloosheidsbestrijding kosten
steeds meer geld, zoodat wij moeten zorgen de bijdragen
te krijgen, waarop wij recht hebben. Daartoe zal het
wellicht noodig zijn, dat het Rijk de bijdrage aan het
fonds verhoogt, wat spr. zeer wel mogelijk acht, omdat
het Rijk de beschikking heeft over andere heffingen,
welke nauwer rekening houden met den algemeenen toe
stand, zooals invoerrechten, omzetbelasting, enz., terwijl
de bijdragen van de gemeenten berekend zijn naar belas
tingen, zooals personeele- en inkomstenbelasting, die
niet zoo snel meegaan en nog steeds een nadeeligen
invloed ondervinden van den economischen toestand.
Bovendien hebben de Rijksmiddelen over 1937 een be
langrijk overschot gegeven, zoodat het niet onredelijk
is, dat de bijdrage van het Rijk aan het fonds wordt
verhoogd, om de gemeenten tegemoet te komen.
Verschillende gemeenten, waarmede de Commissie
Leeuwarden heeft vergeleken en waar de maatregelen
zijn genomen, welke ook voor Leeuwarden worden ge-
ëischt, blijken er toch niet beter, zelfs wel slechter, voor
te staan. Men zou veronderstellen, dat zij het nu zonder
Rijkssteun zouden kunnen stellen, wat echter niet het
geval is. En daaruit blijkt al weer, dat elke gemeente
haar eigen eischen en verlangens heeft en uniformiteit
onbereikbaar is.
Het verheugt spr., dat B. en W. voortgaan met het
omzetten van kasgeldleeningen in leeningen op langen
termijn. Sedert 1936 is de vlottende schuld, toen
3.500.000. ingekrompen tot 1.800.000. en thans
wordt ze weer met 350.000.— verminderd. Spr. hoopt,
dat B. en W. op dezen weg zullen voortgaan. Nu de
rente laag is, lijkt het misschien voordeelig op korten
termijn te leenen, maar de situatie kan elk oogenblik
veranderen, waardoor de gemeente in moeilijkheden kan
komen.
Het antwoord op de vragen omtrent de kanalen-
plannen heeft spr. eenigszins onthutst. B. en W. zeggen
niets meer te kunnen mededeelen, buiten hetgeen uit de
dagbladen als bekend mag worden verondersteld. Maar
B. en W. zeggen verder, dat de meerderheid van het
College de voorkeur geeft aan een kanaal ten Zuiden
van de stad. Hieruit blijkt, dat er toch meer is, dat B.
en W. aanleiding heeft gegeven zich voor een kanaal
ten Zuiden uit te spreken. Nu zij zulks in hun
antwoord hebben aangeroerd, wat spr. betreurt, ziet hij
gaarne den Raad vollediger ingelicht. Direct rijst de
vraag, hoe komt Leeuwarden aan het kanaal te liggen.
Niet is van overwegend belang daarbij hoe het kanaal
t.o.v. het doorgaande verkeer zal loopen, maar wel is
het voor de bestaande fabrieken van groot belang, dat
Leeuwarden een goede aansluiting aan dit kanaal krijgt,
wat voor de stad van direct voordeel is. Het heeft spr.
daarom verontrust, dat B. en W. de voorkeur aan een
kanaal ten Zuiden geven, omdat daarmede niet is ge
zegd, hoe Leeuwarden aan het kanaal komt te liggen.
Ook thans is er op aangedrongen de straatbelasting
billijker en meer naar draagkracht te doen zijn. Deze
belasting houdt geen rekening met de draagkracht,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. 47
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 29 Maart 1938.
welke van geheel andere factoren afhankelijk is. Ook
zal classificatie van de straten geen oplossing brengen.
Spr. heeft de resultaten in andere gemeenten gezien en
heeft geconstateerd, dat moeilijk een betere basis denk
baar is, omdat de grondbelasting toch ook reeds met
allerlei factoren rekening houdt.
Ook spr. heeft den indruk, dat de speelgelegenheid
voor de jeugd den laatsten tijd is ingekrompen, nu ieder
stukje grond is bebouwd en hij zou gaarne zien, dat
B. en W. aan de behoefte daaraan tegemoet kwamen.
Ten slotte heeft het spr. getroffen, dat zoo spoedig
na het belangrijke onderzoek in 1935 naar de wensche-
lijkheid van de Midd. Meisjesschool, dit instituut, dat
buitengewoon gewaardeerd wordt en waarmede Leeu
warden zeer gebaat is, weer in debat is geweest. Men
late dit instituut toch voor wat het is en voere het op
tot de grootst mogelijke hoogte, tot heil van de op
groeiende jeugd.
De heer Buiël heeft matige belangstelling voor deze
begrooting, waarvan men weet, dat zij toch weer in den
Raad terugkomt.
Wat de verantwoordelijkheid betreft, meent spr., dat
geen enkele wijziging is gebracht in het systeem, neer
gelegd in de Gemeentewet, dat de Raad omtrent de
begrooting beslist, Ged. St. deze moeten goedkeuren en
dat beroep op de Kroon openstaat. Dit is vertroebeld
door administratieve wetten, welke bij de regeling van
de bijdrage uit het Werkloosheidssubs.fonds te berde
zijn gebracht. Wettelijk heeft de Raad de verantwoor
delijkheid voor de begrooting en als deze een begrooting
krijgt aangeboden met een ongedekt tekort van 2 ton,
dan past den Raad tweeërleióf de zaak aan B. en W.
terugsturen met de opmerking, dat de Raad deze be
grooting niet kan aannemen, omdat Ged. St. haar niet
zullen goedkeuren, óf te zeggen dit zijn onze cijfers
en wij houden daaraan vast. De drukke werkzaamheden
van den heer Hellema maakten diens bedanken als
wethouder aannemelijk, maar het staat voor allen vast,
dat de behandeling van zaken door hoogere instanties
voor hem een min of meer geheimzinnige reden is ge
weest om heen te gaan. Spr. had zich kunnen voorstel
len, dat ook de andere leden van het College hadden
gezegd wij hebben de begrooting aan alle kanten be
keken; aanvaarden Ged. St. haar na alle besprekingen
met hoogere instanties niet, dan nemen wij de verant
woordelijkheid niet langer op ons en leggen wij het
bijltje er bij neer. En als de Raad zich daarmede veree-
nigde en zeide wij houden aan deze cijfers vast en wij
zijn bereid ten strijde te trekken, spr. gelooft, dat aan
deze begrooting kracht was bijgezet en dat Den Haag
zich wel eens zou bedenken.
Spr. is het ook niet met B. en W. eens, dat hier en
daar niets te bezuinigen of te veranderen zou zijn: Spr.
waarschuwt echter tegen het systeem van de Rechts-
Prot. fractie, die zegt, dat kan wel zus en dat wel zoo.
Dat zijn voor de Commissie aanwijzingen om in de
toekomst de aandacht te vestigen op dingen, waarop
toch geen bezuiniging mogelijk is. Ondanks den ernsti-
gen toon, welke de Rechts-Prot. fractie hier deed hoo-
ren, gelooft spr. niet, dat, als de Raad deze begrooting
onveranderd zou willen aannemen, deze daartegen zou
zijn.
Spr., en hij gelooft geen enkel Raadslid, gevoelt er
iets voor deze begrooting hier nog 10 keer te behan
delen. De tijd is gekomen om te zeggen nu is het uit;
wij houden vast aan onze cijfers. Dat zij de kern van
de debatten.
De heer Muller wil ook ditmaal spreken over den
bouw van arbeiderswoningen. Was bij vorige gelegen
heden het antwoord niet altijd bevredigend, verkeerd
was het niet, want inderdaad was voorheen het bouwen
van arbeiderswoningen een zeer moeilijk vraagstuk,
omdat men ze niet zoo kon bouwen, dat de huur de
uitgaven dekte. Nu goedkoop geld te krijgen is, de prij
zen der bouwmaterialen neiging tot dalen vertoonen,
is het tijd met het oog op de schaarschte aan goede
arbeiderswoningen en op werkverruiming, zich over het
bouwen daarvan te beraden. Spr. doet zulks, ondanks
deze begrooting, vrijmoedig, omdat het z.i. mogelijk is
met kapitaal, dat grootendeels ongebruikt ligt en met
arbeidskracht, welke onbenut is, Leeuwarden met een
aantal goede arbeiderswoningen te verrijken. Zij, die
20.a 25.per week verdienen, kunnen geen
goede woning vinden van 3.50 a 4.Als men ziet,
dat per jaar 175 huwelijken worden gesloten door
hen, wier inkomen onder deze categorie valt, dan zullen
er zeker ieder jaar 70 a 75 woningen bijgebouwd moeten
worden, zal er geen tekort ontstaan. De woningruimte,
ontstaande door vertrek en sterfte, wordt ongeveer
opgeheven door de vestiging van inwoners.
Voor eenige jaren zijn complexen gebouwd aan Olde-
galileën, Dokkumer Ee en bij het Molenpad, welke alle
zijn betrokken. Bouwt men ieder jaar niet 70 wonin
gen bij, dan is de kans groot, dat velen zeer zeker te
recht komen in een slechte woning of een slecht milieu,
en willen zij dat niet, dan gaan zij te duur wonen, beide
even verderfelijk. Spr. gelooft, dat men op het oogen
blik zonder steun van Rijk of gemeente woningen kan
bouwen, welke door de huur gedekt worden. Mocht
zulks B. en W. na onderzoek blijken, dan moet er een
voldoend aantal woningen gebouwd worden. Dit zal
werkverruiming geven en de volksgezondheid ten goede
komen. Immers, op het oogenblik zijn alle krotwoningen
weer bezet en de eigenaren daarvan kunnen aan huur
vragen wat zij willen.
Met 16 tegen 9 stemmen, die van de heeren Rom
Colthoff, De Boer, Hellema, mevr. BuismanBlok Wij-
brandi, mevr. BusscherSjerp, mevr. Van Dijk—Smit,
de heeren Turksma, Westra en Buiël, wordt besloten
geen avondvergadering te houden.
Te 5.30 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Op Dinsdag 29 Maart, te 10 uur voorm., wordt de
vergadering voortgezet. Tegenwoordig 23 leden. Af
wezig de heeren Hellema, Posthuma, Stobbe, Mole
naar, Van Kollem en Turksma.
De heer Wiersma verheugt zich, dat de Raad, nu
de begrooting niet eerst in ontwerp naar hoogere in
stanties gaat, formeel althans zeggenschap houdt. Deze
blijft verantwoordelijk voor de begrooting en heeft
grootendeels zelf in de hand of zij de goedkeuring van
hoogere instanties zal verkrijgen.
Hoewel gister is getracht aan te toonen, dat het
uiterst moeilijk is bij de straatbelasting rekening te
houden met de draagkracht, blijven spr. c.s. meenen, dat
het mogelijk is verschillende tarieven in te voeren, zoo
als in Amsterdam en Den Haag. Dit jaar doen zij geen
voorstel in die richting, omdat de financiëele conse
quenties niet te overzien zijn en in de huidige omstan
digheden niet aan de inkomsten moet worden getornd.
Nu hier eenmaal een straatbelasting van 6/ °/c is, is
verlaging moeilijk, maar dit percentage zou nooit zijn
vastgesteld, als B. en W. indertijd niet hadden gezegd,
dat hierdoor de gemeentelijke zelfstandigheid kon wor
den bewaard. Was toen de financiëele toestand vol
komen bekend geweest, dan had men geweten, dat deze
belasting de gemeente niet uit het slop had kunnen
houden.
Over kindertoeslag zal spr. geen principiëel debat uit
lokken, maar overwogen wordt, indien het antwoord
van B. en W. onbevredigend is, terug te komen op het
ten vorigen jare door den heer Balk en spr. ingediende
voorstel.
Het verheugt spr., dat de verordening betreffende
den rechtstoestand van het politiepersoneel in ontwerp
gereed is en binnenkort zal worden vastgesteld. Is deze
gereed gekomen in overleg met de desbetreffende orga
nisaties of worden deze nog gehoord