48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 29 Maart 1938.
Er is verder gesproken over de niet erg vriendelijke
bewoordingen van de correspondentie tusschen hoogere
instanties en B. en W. Ook spr. heeft daarin zinnen
gelezen, welke hem onaangenaam troffen, b.v., als B.
en W. t.a.v. de plantsoenen zeggen „Het publiek is
hier dus veel meer dan in alle genoemde plaatsen op
plantsoenen aangewezen, wil het niet in den loop van
den Zondagmiddag per ziekenwagen worden thuis ge
bracht.' Steller dezes maakt zich toch wel aan eenige
overdrijving schuldig, wat niet bevorderlijk is aan we-
derzijdsche vriendschappelijke verhoudingen.
Met hetgeen de heer Van der Meulen heeft gezegd
t.a.v. de fin. verhoudingswet kan spr. wel eenigszins
meegaan, maar hij wil er toch op wijzen, dat de S.D.
burgemeester van Zaandam heeft gezegd, dat men zich
gelukkig mag prijzen, dat deze wet er is al kleven
er fouten aan omdat daardoor een belangrijke nivel
leering op belastinggebied is tot stand gekomen.
Deze wijst er tevens op, dat het Rijk veel financiëele
moeilijkheden heeft te doorworstelen en dat men de uit
voering soms in dat licht moet bezien.
T.a.v. den geneeskundigen dienst kan het Volksblad
voor Friesland wel eens gelijk krijgen toen het schreef,
dat de tegenstemmers van het voorstel van B. en W.
tot benoeming van een directeur, gelijk zouden krijgen,
dat daardoor de weg tot vrije artsenkeuze veel moei
lijker is geworden.
Deze begrooting wordt beheerscht door de vraag of
Leeuwarden een extra-bijdrage krijgt en hoe groot deze
zal zijn. Het mag formeel juist zijn, dat de gemeente wet
telijk recht op een bijdrage heeft, de practijk is. dat de
gemeentelijke autonomie in het gedrang komt en hoogere
autoriteiten een onderzoek gaan instellen. Ook mag het
formeel waar zijn, dat de drie Ministers geen norm
hebben, waarnaar zij de extra-bijdrage vaststellen, prac-
tisch zullen de inkomsten van het Werkloosheidssubs.-
fonds een norm zijn. Worden de inkomsten van dat
fonds niet belangrijk opgevoerd, dan zal het ontoerei
kend zijn om aan alle aanvragen te voldoen.
Een deel van het tekort moet voor rekening der ge
meente blijven, wat men een vreemd standpunt van de
Commissie en Ged. St. vindt. Maar men vergete niet,
dat deze daartoe gedwongen zijn, omdat zij meenen, dat
B. en W. tot nu toe te weinig rekening houden met de
opmerkingen der Commissie. De normen, waarnaar de
extra-bijdrage wordt verleend, zijn bekend. Immers,
blijkens de gevoerde correspondentie zullen de bezuini
gingsmaatregelen t.o.v, de begrooting 1938 niet minder
streng worden doorgevoerd dan die voor 1937, ver
schillende bezuinigingsobjecten zijn aangegeven en
Leeuwarden behoeft voorshands niet te rekenen op een
hoogere bijdrage dan die voor 1937. Daar heeft men
voor onze gemeente reeds normen.
Het is niet juist te zeggen, dat, nu de gemeente een
maal in deze situatie verkeert, zij daar altijd in moet
blijven. Spr. wijst op de gemeente Ambt-Hardenberg, die
ook een extra-bijdrage heeft gehad en verschillende be
zuinigingen heeft moeten invoeren en thans weer zelf
standig wordt.
Daar het zelfs voor een Raadslid moeilijk is door te
dringen in alle interne aangelegenheden van de ge
meente-huishouding, hoe moeilijk moet dit voor andere,
vooral voor de Haagsche, instanties zijn. Is het dan
wonder, dat fouten worden gemaakt en wel eens on-
practische en ontactische wenken worden gegeven
Ook spr. c.s. gaan niet accoord met alle aanmerkingen
van hoogere instanties.
Spr. gelooft, dat de uitspraak, hier gedaan, dat de
Raad als één man het College moet steunen en deze
begrootingen onveranderd moet aannemen, zeer juist is.
Spr.'s fractie wacht echter het antwoord van B. en W.
af, alvorens haar standpunt te bepalen en dit zal mede
afhangen van het feit hoe de begrooting uiteindelijk zal
worden vastgesteld. Het is geen zwak punt in de rede
neering van spr.'s fractie, dat zij bij oppervlakkige £>e-
oordeeling geen kans zien 210.000.te bezuinigen.
Als men zou kunnen doordringen in alle interne aan
gelegenheden van de gemeentehuishouding, zou het
misschien gelukken er meer uit te halen dan nu.
Spr. c.s. onderschrijven niet, dat de Raad hier alleen
zit voor de Leeuwarder belangen en de zaak niet alge
meen mag stellen. Bij de beoordeeling van deze belan
gen moet men ook rekening houden met den toestand
van het land. Immers, het Rijk moet de extra-bijdrage
geven en dus moet deze ook gezien worden in het raam
der moeilijkheden, waarin land en volk verkeeren. Dat
men niet met den algemeenen toestand rekening moet
houden, is in lijnrechten strijd met de fin. verhoudings
wet, welke beoogt een zoo gelijk mogelijke verdeeling
over alle gemeenten en waarbij niet het belang van één
gemeente, doch dat van het geheele land op den voor
grond staat.
Er is gezegd, de bijdrage van het Rijk aan het fonds
moet worden verhoogd, te meer, nu het Rijk profiteert
van de verbeterde conjunctuur. Dit laatste is niet juist.
Wel vielen de Rijksmiddelen het vorige jaar mee, maar
de uitgaven waren belangrijk gestegen en de inkomsten
te laag geraamd. De eerste 2 maanden van 1938 geven
daarentegen een tekort van 5 millioen gulden.
Hopelijk zal de verbeterde conjunctuur in 1937, welke
al weer voorbij schijnt te zijn, terugkomen, omdat het
Rijk dit zeker noodig zal hebben om aan zijn verplich
tingen te voldoen.
Opgemerkt is, dat hoogere instanties een vergelijk
hebben getroffen t.a.v. de diensten van Soc. Zaken in
Zwolle en Leeuwarden. Spr. heeft slechts kunnen lezen,
dat de Commissie zegt, dat deze dienst in Zwolle min
der personeel heeft dan die te Leeuwarden.
De heer Buiël heeft de zaak wel heel simpel gesteld,
toen hij zeide, dat het geheele College den moed moest
hebben om af te treden en af te wachten, wat hoogere
instanties dan zeiden. Deze schijnt te denken, dat hoo
gere instanties zouden bezwijken voor een dergelijken
druk. Als dat zoo was, behoefde de Raad niet langer
te spreken over deze begrooting, doch af te treden en
men was zeker van de bijdrage van 4 ton Hij sprak
verder van blij ten strijde te trekken. De Rechtsche
fractie heeft nog nimmer de strijdbijl neergelegd
Spr.'s fractie zal zich, indien geen post gewijzigd
wordt, ernstig beraden over haar uiteindelijke houding
tegenover de begrootingen.
De heer IJtsma zegt, dat men hier als Raadslid zit
en als zoodanig de belangen van Leeuwarden heeft te
beoordeelen. Als men andere belangen daar boven gaat
stellen, komt men tot eigenaardige conclusies. Men zou
hier kunnen discussieeren over allerlei landbelangen.
maar ten slotte moet men trachten voor Leeuwarden
een begrooting samen te stellen.
Volgens den heer Algera zou een constructieve wel-
vaartspolitiek zeer verwerpelijk zijn, maar wat verstaat
men eigenlijk daaronder In een Anti-Rev. blad kan
men lezen, dat deze politiek zeer uit den booze is, maar
even verder staat, dat de politiek van Colijn de meest
constructieve ter wereld is Men zij voorzichtig in zijn
beweringen.
Het verbaast spr., dat Rechts durft te beweren, dat
de houding van hoogere colleges t.a.v. de extra-bijdrage
niet zoo onbillijk is, terwijl hun orgaan „De Magistra
tuur" op hetzelfde standpunt staat als de heer Hellema.
Men tracht uit te buiten met citaten wat die of die zegt,
zooals b.v. hetgeen de S.D. burgemeester van Zaandam
t.a.v. de fin. verhoudingswet heeft gezegd, maar ver
geet, dat in elke partij verschil van meening bestaat.
Spr. herhaalt, dat men het gemeentebelang voor oogen
moet houden, daarbij de grootst mogelijke voorzichtig
heid betrachtend.
In verschillende toonaarden is gefulmineerd tegen de
straatbelasting, maar men noeme een belasting, welke
wél billijk is. Men houde niet alleen een referendum over
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 Maart 1938. 49
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 29 Maart 1938.
de straatbelasting, maar ook over de personeele belas
ting, er op wijzende, dat die niet door den Raad is vast
gesteld. Spr. vindt het gevaarlijk één onderdeel van de
belastingen er uit te lichten en beneden zijn stand om
er dan op te laten volgen, dat men er toch eigenlijk ook
geen raad mee weet.
Men geeft den belastingbetalers, die klagen over deze
onbillijke belasting, op deze wijze wel eenigen voet,
maar dan is men ook zedelijk verplicht andere bronnen
aan te wijzen. Men zegge of deze belasting is noodig
in het belang van Leeuwarden, of make deze bron van
inkomsten ongedaan. Het is voor anderen een klein
kunstje de geheele arbeidersbevolking op stang te jagen
door te wijzen op de onbillijke verhouding tusschen in
directe en directe belastingen en dan te zeggen wij
kunnen er niets aan doen.
De heer Wiersma zeide voorts, dat zijn fractie haar
houding zal laten afhangen van de discussies. Ieder
ernstig Raadslid zal zulks doen. Spr. vindt het onvoor
zichtig dergelijke dingen te zeggen, omdat zulks bij de
burgerij de gedachte kan wekken, dat, waar de Raads
leden de dingen slechts oppervlakkig kunnen zien, de
noodige bezuinigingen niet worden aangebracht. Laat
men de dingen ronduit zeggen. Ditzelfde geldt voor den
heer Turksma, die hier over de electriciteitstarieven
sprak, terwijl de Lichtcommissie, waarvan de heer Turk
sma lid is, en B. en W. dezelfde argumenten hebben be
handeld, zonder tot een oplossing te komen. Wil de
heer Turksma den kleinen winkeliers de gedachte bij
brengen, dat, als zij maar geen electrisch licht en straat
belasting behoefden te betalen, er dan op alle 12 gezinnen
wel een winkel in stand kan worden gehouden, en dat
de werkloosheid daardoor wordt opgeheven Natuurlijk
kan een kleine winkelier elke tegemoetkoming gebruiken,
maar ook weten de winkeliers, dat zij er belang bij heb
ben, dat Leeuwarden geen plaats wordt, waar de men-
schen niet meer naar toe gaan, omdat alle leven er uit
is. En de neringdoenden weten ook, dat zij eerst een
dubbeltje moeten uitgeven voor zij een kwartje kunnen
verdienen. Beter ware het daarop de aandacht te ves
tigen.
Wil de een de begrooting aannemen, zooals zij is
aangeboden, de ander wil eerst afwachten wat tijdens
de vergadering gebeurt. Ziet men, wat er is gebeurd,
dan blijkt dat Rechts veel critiek heeft op het beleid van
B. en W. Maar de toestand is toch eigenlijk zoo, wij
hebben onze vertrouwensmannen in het College
(De heer Wiersma: Wij ook?). Spr. sprak over de
Rechts-Prot. fractie, waarin hij in dezen meer vertrou
wen heeft dan in den heer Wiersma. Elke fractie toch
beoogt het gemeentebelang(De heer Wiersma:
Dan moet U niet spreken van onze vertrouwensmen-
schen.).
Voor den heer Wiersma bestaan geen vertrouwens-
menschen, maar voor zijn fractie zullen B. en W. toch
ook vertrouwensmenschen zijn. Spr. hoopt ten minste
niet, dat de Rechts-Prot. fractie haar wantrouwen tegen
over B. en W. zal uitspreken.
De Raad heeft, na aandrang van hooger hand, ge
tracht te bezuinigen en als men dan zonder meer zegt
in Leeuwarden wordt nog met geld gegooid en er is veel
geld uitgegeven, dat meer schade dan voordeel heeft
gebracht, zooals de heer Rom Colthoff doet, dan toone
men zulks aan, en kan men de begrooting een gunstiger
aspect geven, spr. ziet zulks met belangstelling tegemoet.
Meent men echter, dat, wat wordt gevraagd, noodig
is, dan is het onjuist als Raadslid tot hoogere instanties
te zeggen „Jullie wilt er nog wat afnemen, goed, wij
wijzen wel wat aan, hier is nog een lekje", in plaats van
beschermend om de begrooting heen te gaan staan. De
Rechterfractie moet ook eens wat toegeven, zooals spr.'s
fractie reeds zooveel heeft toegegeven, ook thans weer,
en soms met verwijt van menschen uit eigen kring. Ieder
Raadslid hebbe echter moed tegen zijn partijgenooten te
zeggen wij zenden de begrooting zoo naar de hoogere
instanties, omdat Leeuwarden de daarin geraamde bij
dragen minimaal noodig heeft.
Mevrouw Van Dijk—Smit zegt, dat, volgens B. en
W„ waar mogelijk, bij de begrooting rekening is ge
houden met de wenschen van hoogere instanties. Dit
geschiedde echter niet bij alle posten, o.a. bij den cursus
voor opleiding van bewaarschoolonderwijzeressen. Im
mers, met Ged. St. was afgesproken, dat zij, die verleden
jaar in de eerste klasse zaten, nog gelegenheid zouden
krijgen de tweede klasse te volgen en examen te doen,
en dat niet opnieuw een eerste klasse zou worden ge
vormd.
Voorts zou voor drankbestrijding geen subsidie meer
worden gegeven.
Dat Ged. St. de voorontwerpen van de begrooting
terugzonden om ze eerst in den Raad te doen behandelen,
verwonderde B. en W. Spr. had niet anders verwacht.
De gang van zaken toch was altijd, na de begrootings-
behandeling van den Raad opzending naar Ged. St. om
goedkeuring of om op- en aanmerkingen te krijgen. Daar
men daarvan hier meestal niets wil weten, is het niet
vreemd, dat Ged. St. den ouden gang van zaken weer
volgen.
B. en W. kunnen de begrooting slechts sluitende krij
gen met extra-bijdragen ad 212.355.en een belasting-
bijdrage van 198.550.(dus samen ruim 410.000.
en meenen, dat aan bijdragen in uitzicht behoort te
worden gesteld wat werkelijk tekort is. Wil men dan
maar uitgeven naar behoefte zonder rekening te houden
met de beschikbare Rijksmiddelen? Het is onbegrijpelijk,
dat men zich steeds beroept op het Rijk, zeggende, het
Rijk heeft geld genoeg. Leeuwarden had indertijd ook
geld genoeg en kon alles. Nog in 1935 verklaarde de
toenmalige wethouder van Fin. de toestand van Leeu
warden is kerngezond. En thans Een groot tekort on
danks een straatbelasting ad 204.000. een omzet
belasting op gas en electriciteit ad 14.000.en on
geacht de tekorten van de jaren 1935, '36 en '37 En
toch zegt men hier nog steeds wij willen dit en wen
schen dat. Meent men, dat het Rijk belastingen van de
bewoners van Mars beurt Men vergete toch niet, dat
gemeentefondsbelasting en rijksbelastingen óók door de
Leeuwarder bewoners moeten worden opgebracht.
Gelukt het de bijdrage te krijgen, welke Leeuwarden
beweert noodig te hebben, dan is men voor een jaar
gedeeltelijk uit de ellende, maar verder zal de financi-
eele positie van Leeuwarden wankeler dan ooit zijn. Er
zijn misschien Raadsleden zoo naïf te denken, gelegen
heid te krijgen uit de Rijkskas te strooien Den Haag
zal wijzer zijn en zijn geldzaken niet door den Raad van
Leeuwarden laten behandelen. Ook daarom komt spr.
op tegen het hier aanbevolen systeem bezuinigt niet en
vraagt zooveel mogelijk.
Als ten slotte de Rijksschatkist ook niet meer heeft,
tot wien moet men zich dan wenden
Er is maar een uitweg in teruggaande tijden beper
king van Overheidsbemoeiingen, verwijdering van luxe
en zorgen dat uitgaven en inkomsten in evenwicht zijn.
Hoe meer de belastingbetaler moet opbrengen, hoe min
der er overblijft voor andere doeleinden. Er kan dan
minder gekocht worden. Gevolg schade voor den win
kelier. Er wordt dan minder aan onderhoud besteed, dus
meer werkloosheid.
Bij de behandeling der posten komt spr. nog op de
tarieven der straatbelasting terug.
Spr. vraagt, waarom B. en W. in den Aanbiedings
brief voorstellen een centrale verwarming in het Gym
nasium aan te leggen, ondanks dat zij vinden, dat de
school ook verder niet aan te stellen eischen voldoet
(ruimte enz. in verband met groote klassen) en daarna
op de gemaakte opmerkingen in de secties antwoorden,
dat het niet hun voornemen is tot dien aanleg over te
gaan, voordat een eventueele uitbreiding van het gym
nasium onder oogen is gezien.