92 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 11 Mei 1938.
den later met de wijziging van de verordening te komen.
Daardoor komt men in moeilijkheden.
Spr. vraagt, of de betrokkene op de conditie is aan
gesteld, dat, indien hoogere instanties het besluit van
den Raad niet zouden goedkeuren, zij dan minder salaris
zou krijgen. Het bevreemdt spr., dat men een salaris
verlaging met terugwerkende kracht toepast.
Den heer IJtsma verbaast de gang van zaken, omdat
aan de orde is het voorstel van B. en W. om deze zaak
uit te stellen tot een volgende vergadering en het ver
zoek van den heer Muller, dat spr. steunt, of dat de
volgende vergadering kan zijn. Wordt dit voorstel ver
worpen, dan kan men over de zaak zelf spreken.
De heer Wiersma vindt deze wijze van behandeling
ook eigenaardig. Het is wellicht moeilijk thans iets vast
te leggen, maar er moet een nieuwe verordening komen
en was dit niet het geval, dan hadden B. en W. waar
schijnlijk praeadvies voorgesteld. Het bevreemdt spr.,
dat thans reeds over het indienen van een voorstel be
treffende het salaris wordt gesproken en hij sluit zich
voorloopig bij den heer IJtsma aan.
De Voorzitter zegt, dat het adres zelf feitelijk niet
aan de orde is. Dat kan beter bij de wijziging van de
verordening worden behandeld. Het is logisch, dat
B. en W. hebben willen wachten op het antwoord van
de Commissie. B. en W. willen gaarne op spoed aan
dringen en hopenlijk kan de verordening in de volgende
vergadering worden behandeld.
De heer Muller wil juist niet wachten op het ant
woord van de Commisie, dat niets met deze zaak te
maken heeft. Ged. Staten kunnen de gewijzigde ver
ordening goedkeuren of verwerpen, maar de Commissie
staat er buiten.
Op 26 Januari jl. stelden B. en W. voor de salarissen
van het in dienst zijnde bewaarschoolpersoneel met
10 te verlagen, en de salarissen van het nieuw aan
te stellen personeel op bepaalde bedragen vast te stellen.
Op spr.'s voorstel besloot de Raad een deel van het
voorstel niet te aanvaarden, waardoor voor het nieuw
aan te stellen personeel de oude verordening bleef
gelden.
De Voorzitter zegt nogmaals, dat die zaak niet aan
de orde is. B. en W. hopen, dat voor de volgende ver
gadering antwoord uit Den Haag komt en indien niet,
dan zullen zij overwegen of de wijziging der veror
dening den volgenden keer aan de orde kan worden
gesteld.
De heer Muller kan zich met deze toezegging veree
nigen als het antwoord van de Commissie er buiten
wordt gelaten. B. en W. hebben een standpunt inge
nomen, dat strijdt met het besluit van den Raad. De
Raad heeft de perspectiefloonen voor het nieuw aan te
stellen personeel niet aanvaard, waardoor dit personeel
hooger zou moeten worden bezoldigd dan het in dienst
zijnde. B. en W. verwachtten hierdoor moeilijkheden,
maar hadden, rekening houdende met de bedoeling van
den Raad, ook 10 op die salarissen kunnen korten.
Zij hebben echter rekening gehouden met den wensch
van hoogere instanties, inplaats van met den wil van
den Raad, wat zij hadden moeten doen en dan kunnen
hoogere autoriteiten het besluit verwerpen of goed
keuren. Spr. hoopt, dat de Voorzitter alsnog definitief
toezegt, dat de verordening in de volgende vergadering
aan de orde komt.
De Voorzitter meent, dat thans genoeg over deze
zaak is gesproken. Hij zegt toe, dat de zaak in het Col
lege zal worden behandeld en, als het antwoord van
de Commissie komt, in de volgende vergadering zal
worden behandeld. Komt het antwoord niet, dan zullen
B. en W. overwegen wat te doen. De heer Muller wil
alleen rekening houden met den wil van den Raad,
maar B. en W. moeten wel degelijk rekening houden
met hoogere instanties, omdat zij geen machtiging heb
ben deze uitgaven te doen, welke niet zijn toegestaan;
anders moeten B. en W. ze zelf misschien betalen.
B. en W. zullen ernstig overwegen deze zaak den vol
genden keer te behandelen.
De heer Posthuma zegt, dat het adres toch zeker mag
worden besproken. Nu is het voorstel van B. en W.
om dit adres later te behandelen en dat van den heer
Muller om het in de volgende vergadering te doen. Een
definitieve toezegging hiertoe heeft de Voorzitter niet
gedaan. En intusschen betalen B. en W. een salaris,
dat absoluut strijdt met 's Raads bedoeling. Dat mag
toch wel worden besproken. De Raad weet op deze
wijze niet waar hij aan toe is, want als dit personeel
zonder 's Raads goedkeuring een te laag salaris wordt
uitgekeerd, kan dat ook t.a.v. andere salarissen gebeu
ren. Spr. wordt hierdoor genoodzaakt voor te stellen
„Ondergeteekende stelt voor de kweekelingen met
akte bij het voorbereidend onderwijs en de oppasster
bij dit onderwijs, die na 26 Januari jl. zijn aangesteld,
te beloonen naar de belooning, die thans voor be
doelden geldt, n.l. voor de kweekelingen met akte
450.en de oppasster 300.
De Voorzitter zegt, dat bij de wijziging van de ver
ordening dit adres ook aan de orde komt. Blijkt, dat
betrokkenen te weinig hebben ontvangen, dan kan dat
later worden bijbetaald, maar de Raad moet er toch op
het oogenblik rekening mee houden, dat de Commissie
is voorgesteld niet meer dan 400.aan een kweeke-
linge met akte te betalen. B. en W. zullen ernstig over
wegen in de volgende vergadering de verordening aan
de orde te stellen. Dan kan de geheele zaak in extenso
worden besproken en er is niets verloren.
De heer Posthuma handhaaft zijn voorstel.
De heer Buiël zegt, dat men in de eerste plaats heeft
te doen met het geval als zoodanig. Hoe kan men deze
onderwijzeres, die op arbeidscontract is aangesteld, een
salarisverlaging met terugwerkende kracht geven Als
de Raad besluit tot verlaging van een salaris, dat bij
verordening is vastgesteld, dan is daardoor feitelijk de
verordening gewijzigd, zoodat het advies van B. en W.
om de behandeling van deze zaak uit te stellen totdat
de verordening formeel wordt vastgesteld, onbegrij
pelijk is. De Raad staat niets anders te doen dan af te
wachten of het besluit wordt goedgekeurd.
De heer IJtsma begrijpt niet, dat het voorstel-
Posthuma, als zijnde niet aan de orde, is ingediend.
Alleen is aan de orde het voorstel van B. en W„ om
dit adres eerlang tegelijk met de herziening van de
verordening te behandelen.
Is inhoud en strekking van het adres zoo, dat het
absoluut moet worden behandeld tegelijk met de her
ziening van de verordening Spr. meent van niet, om
dat het adres ten eerste beoogt de verordening in over
eenstemming te brengen met het besluit, dat t.a.v. deze
zaak reeds door den Raad is genomen en ten tweede
daarin aan de orde is, of de handeling van B. en W.
in dezen in overeenstemming is met het genomen be
sluit. Het adres komt in ieder geval in een volgende
vergadering aan de orde, doch laten B. en W. zeggen
in de volgende vergadering, anders stelt spr. het voor.
De Voorzitter zegt, namens B. en W. toe, dat, als
de wijziging van de verordening niet in de volgende
vergadering aan de orde kan worden gesteld, zij dan
praeadvies op dit adres zullen uitbrengen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 11 Mei 1938.
93
De heer Posthuma trekt zijn voorstel in.
De heer Rom Colthoff meent, dat de door hem ge
stelde vragen toch kunnen worden beantwoord.
De Voorzitter: B. en W. zullen in het praeadvies de
zaak geheel onder oogen zien; dan kan ze later verder
besproken worden.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het bij monde van den Voorzitter gedane voorstel.
d. dat B. en W.
1. aan straten, aangelegd of in aanleg bij het plant
soen aan de Swammerdamstraat, de namen hebben
gegeven van Pasteurweg en Robert Kochstraat
2. het maken van een asfaltverharding Van den
weg tusschen Noorderbrug en Hoeksterpoortsbrug
hebben gegund aan de N.V. ,,De Geruischlooze Weg"
voor 28.800.
Voor kennisgeving aangenomen.
e. dat de e.v. Raadsvergadering waarschijnlijk zal
worden uitgeschreven tegen Woensdag 25 Mei a.s.
De heer Turksma: Mag ik weten waarom
De Voorzitter antwoordt, dat de datum is vervroegd
in verband met een verzoek van Ged. St. om de be-
grootingswijzigingen 1937 zoo spoedig mogelijk te doen
behandelen.
De heer Turksma is dan verhinderd de vergadering
bij te wonen. Wat het motief der vervroeging, de haast
bij de wijzigingen betreft, zegt spr., dat deze voorgaande
jaren steeds in het laatst van Juni zijn behandeld. Spr.
zag de vergadering graag op den gewonen datum ge
houden, omdat men daarop rekent. Bovendien scheelt
het maar een week.
Mevrouw Van DijkSmit heeft bezwaar tegen den
vervroegden datum, zijnde juist de dag voor Hemel
vaartsdag.
De heer Posthuma sluit zich bij den heer Turksma
aan; ook hij is dien dag verhinderd de vergadering bij
te wonen en verzoekt B. en W. haar op den gewonen
datum te houden.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. mededeelen, dat
zij de volgende vergadering waarschijnlijk op 25 Mei
zullen uitschrijven.
De bezwaren van den Raad zullen den Burgemeester
worden medegedeeld en in het College worden be
sproken en dan kan nader worden besloten.
Voor kennisgeving aangenomen.
De heer Rom Colthoff merkt op, dat de schriftelijk
beantwoorde vragen ook bij de stukken lagen.
De Voorzitter antwoordt, dat over deze vragen nooit
gediscussieerd wordtdan zou het een interpellatie
worden.
f. dat den leden een corrigendum van de Hande
lingen van 26 Januari 1938 is toegezonden.
Besloten wordt de daarop aangegeven aanvulling
van de notulen goed te keuren.
Punten 25 (bijl. nos. 63, 67, 64 en 66). Met alg.
stemmen wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van B. en W.
Punt 6 (bijl. no. 65).
De Voorzitter zegt, dat Ged. St. denkelijk bezwaar
tegen deze leening zullen hebben, omdat zij slechts 25
jaar loopt; Ged. St. meenen, dat die tijd te kort is en
de begrooting daardoor te veel wordt belast. Naar
B. en W. hebben vernomen, zouden Ged. St. accoord
kunnen gaan met een looptijd van 33 jaar. Bij informatie
bij den geldgever, of deze leening 33 jaar zou kunnen
loopen tegen een rente van 3J4 is medegedeeld, dat
deze de leening wel wil aanbieden voor 33 jaar, doch
tegen 3% rente.
Spr. meent, dat de Raad het voorstel, zooals B. en W.
doen, moet aannemen, want het kan zijn dat, als Ged.
St. hooren, dat door verlenging van den looptijd de
rente met wordt verhoogd, zij de leening wel
goedkeuren, en indien niet, dan kan in de volgende
vergadering eventueel een voorstel tot een leening van
33 jaar worden gedaan.
Den heer Turksma lijkt het gevaarlijk het voorstel
van B. en W. thans aan te nemen.
De Voorzitter herhaalt, dat B. en W. hoop hebben,
dat Ged. St., gezien de renteverhooging van J/g de
leening zullen goedkeuren.
De heer Hellema zegt, dat de looptijd van deze lee
ning, 25 jaar, wel kort lijkt, maar men vergete niet, dat
de huizen, waarvoor zij geldt, reeds 17 jaar staan. Voor
deze huizen is 42 jaar een goede berekening en B. en W.
moeten probeeren deze leening goedgekeurd te krijgen.
De Voorzitter is het met den heer Hellema eens, dat
42 jaar voor deze huizen lang genoeg is. Ged. St. mee
nen, gerekend naar het bedrag dat jaarlijks op deze
woningen wordt afgeschreven, dat het wel 60 jaar zou
kunnen worden; B. en W. vonden dien tijd te lang en
hopen dat Ged. St. hun meening zullen wijzigen.
De heer Buiël zegt, dat de gemeente destijds deze
„strop" van de Coöp. Woningbouw heeft overgenomen.
Toen was er door die vereeniging al op afgeschreven.
Het lijkt spr. daarom niet zoo onredelijk, dat de aflos
sing nu sneller gaat dan in het begin.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 7.
De Voorzitter zegt, dat voor het bijzonder l.o. en
u.l.o. nog enkele bedragen zijn binnengekomen, waar
door het totaal bedrag 1562.70 wordt.
De heer Buiël vraagt, hoe het met de kosten komt.
De Vorzitter: Misschien zijn die er wel bij gerekend.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 8 (bijl. no. 62).
De heer Wiersma mist in de nieuwe verordening sub
XVI van art. 3 van de oude verordening „voor het
hebben in gemeentegrond van een buis voor den afvoer
van huis- en hemelwater, voor elk gebouwd eigendom,
waarvoor de buis dienst doet, voor een jaar 0.50."
De Voorzitter verwijst naar de toelichting.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 9 (bijl. no. 61). Met alg. stemmen wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.