100
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 Juni 1938.
De heer Posthuma heeft gezegd, omdat voor dezen
grond 3}^ wordt berekend en de erfpachters 6
betalen, dat een algemeene erfpachtsverlaging moet
plaats vinden.
Den heer Stobbe zegt spr., dat indertijd, toen de
gemeente zelf geld leende a 6 de erfpachtsrente
billijk was, doch thans leent zij voor zooveel minder,
zoodat ook de erfpacht verlaagd moet worden.
Den heer IJtsma antwoordt spr., dat hij de wensche-
lijkheid van erfpachtsverlaging zal propageeren, zoolang
hij dat wil en hij zal een voorstel doen, als het hem
goeddunkt en dan hoopt hij, dat de heer IJtsma daar
voor zal stemmen.
De heer Praamsma zegt, dat zijn vraag, of de vesti
ging van armlastigen uit de provincie niet te bezwaarlijk
voor de gemeente is, niet is beantwoord. Deze weten
zich eenigen tijd in krotwoningen op te houden en komen
uiteindelijk ten laste der gemeente. Heeft dit de volle
aandacht van het College In verband hiermede bepleit
spr. om tegelijk met dezen woningbouw een aantal krot
woningen af te breken, opdat niemand kans krijge deze
tijdelijk te betrekken en zoo Leeuwarden binnen te
sluipen.
Het verheugt spr., dat de wethouder heeft gewezen
op de bestaande contactcommissie. Spr. gelooft wel, dat
het ook de bedoeling van den wethouder is omtrent
deze verhuringen, welke door B. en W. en den Adm.
van het Woningbedrijf geschieden, overleg, te plegen
met deze commissie, waardoor de trek uit woningen der
gemeente en van bouwvereenigingen wordt voorkomen.
Spr. bepleit nogmaals een grooteren opzet, n.l. door
trekking van de zijstraten en gebruikmaking van den
achtergelegen grond voor goedkoopere woningen.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat Gem.-
werken, op grond van informaties bij de afd. Fin. en
andere inlichtingen, dat een annuïteitsleening naar
3J/2 we' te risqueeren zou zijn, bij den opzet hier
mede rekening heeft gehouden.
Als een onbewoonbaarverklaarde woning der ge
meente leegkomt, volgt direct afbraak. Binnenkort kan
een lijst van onbewoonbaar te verklaren woningen
tegemoet worden gezien en het is de bedoeling deze,
zoo mogelijk direct, af te breken.
Wat de contactcommissie betreft, de gemeente heeft
haar in het leven geroepen en het is logisch, dat zij
hierin gekend wordt.
De heer Botke (weth.) zegt, dat Gem.-werken ge-
ruimen tijd geleden bij de afd. Fin. heeft geïnformeerd,
of tegen 3J^ geld voor den bouw dezer woningen
was te leenen, waarop werd geantwoord, dat zulks zeer
zeker mogelijk was. Later heeft het College de kwestie
van de rente aan alle kanten bezien en ook B. en W.
meenden, dat zulks tegenwoordig best kan, gezien het
feit, dat Leeuwarden onlangs geld a 3J^ heeft geleend
en dat Arnhem en Haarlem obligatieleeningen tegen
3 hebben uitgeschreven, welke door emittenten zijn
overgenomen, al is dit verder geen succes geworden.
Spr. meent, dat geen hoogere rente te verwachten is
en dat het zeer wel mogelijk is voor deze woningen
geld a 3J^ te leenen, al is zekerheid natuurlijk niet te
geven. Als de kracht van het Beleggingsfront minder
wordt, is er misschien kans, dat tegen nog lagere rente
kan worden geleend. Kasgeld kan men op het oogen-
blik in ieder geval goedkoop krijgen, zoodat men dat
ook nog altijd voor 1 of 1J^ jaar kan doen. Men aan
vaarde dus gerust deze renteberekening.
De heer Westra (weth.) zegt, dat B. en W. moeilijk
kunnen opgeven, hoeveel personen zich hier zonder
middel van bestaan hebben gevestigd, doch feit is, dat
de toevloed van het platteland vrij belangrijk is en zeker
invloed heeft op het werkloosheidscijfer, zelfs zoo, dat,
hoewel het vorige jaar de werkloosheid afnam, dit niet
tot uitdrukking kwam in dit cijfer.
Het is echter zeer bezwaarlijk voor het College daar
tegen maatregelen te nemen en lastig tusschen de moei
lijkheden door te zeilen, omdat men eenerzijds rekening
moet houden met de Armenwet en anderzijds met de
belangen der gemeente. Men moet trachten zooveel
mogelijk den toevloed van buiten te keeren, maar er is
eigenlijk niets aan te doen.
Met 26 tegen 2 stemmen, die van mevr. Van Dijk
Smit en den heer Rom Colthoff, wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van B. en W.
Te 9.45 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 10 uur nam. wordt de vergadering voortgezet.
Punten 10 en 11 (bijl. no. 70). Met alg. stemmen wordt
besloten overeenkomstig de voorstel
len van B. en W.
Punt 12 (bijl. no. 78).
De heer Muller dacht, toen hij dit voorstel las en dat
over het bewaarschoolpersoneel ,,It skeelt in bult hwa
't docht Spr. is niet tegen een vergoeding voor de
schatters voor het vergunningsrecht van 2. maar
vindt het vreemd, dat B. en W. een geheel andere
houding aannemen dan tegenover de salarissen van
bovengenoemd personeel. Bovendien betreft het thans
een voorstel van B. en W. en toen een besluit van den
Raad. Alle angstvalligheid, toen zoo bijzonder groot,
is thans weg. Hoe komt het, dat B. en W., wetende dat
Ged. St. 2.per schatting te hoog achten en de
Minister dit standpunt deelt, dit handhaven, maar bij
de salarissen van het bewaarschoolpersoneel een tegen
gestelde houding aannemen
De heer Praamsma zal de zienswijze van hoogere
instanties volgen en stelt, mede namens den heer
Wiersma voor: „Ondergeteekenden stellen voor in art.
8 het cijfer 2.te veranderen in 1.
De Voorzitter zegt, dat de Raad verstandig doet deze
twee punten niet met elkaar te vergelijken, omdat zij
geheel verschillend zijn. Er zweven om de salarissen
van het bewaarschoolpersoneel veel meer dingen, dan
om dit punt, en spr. is ervan overtuigd, dat hoe minder
er over die dingen in het openbaar wordt gesproken,
hoe beter het voor de betrokkenen is.
Dit voorstel is geheel anders, omdat hierover geen
overleg met Ged. St. gaande is. Doch, al neemt de Raad
dit voorstel aan, B. en W. betalen voorloopig niet meer
dan 1.per schatting. De Raad neme het echter aan,
want wordt het goedgekeurd, dan krijgen de schatters
2.-.
T.a.v. de salarissen van het bewaarschoolpersoneel
hebben B. en W. getracht, in overleg met Ged. St., bij
de Commissie te bereiken, wat te bereiken is. Daarop
is nog geen antwoord ontvangen. Met de vaststelling
der verordening hebben zij daarop gewacht en intus-
schen een lager salaris, dan de Raad had aangenomen,
betaald. Ditzelfde passen B. en W. nu weer toe. In de
verordening komt 2.te staan, terwijl B, en W.
1.betalen; feitelijk zou niets mogen worden uitbe
taald. omdat de begrooting niet is goedgekeurd.
Ontwerp A wordt met alg. stemmen onveranderd
vastgesteld.
Ontwerp B artt. 17 worden met alg. stemmen
onveranderd vastgesteld.
Art. 8. Het amendement-Praamsma-Wiersma wordt
met 20 tegen 8 stemmen, die van de heeren Algera, Balk,
Praamsma, Buiël, Turksma, Wiersma, Stobbe en
Feitsma, verworpen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 Juni 1938.
101
Artt. 8 en 9 worden met alg. stemmen onveranderd
vastgesteld, waarna de geheele verordening met alg.
stemmen onveranderd wordt vastgesteld.
Punt 13 (bijl. no. 75). Met alg. stemmen wordt be
sloten overeenkomstig het voorstel van B. enW.
Punt 14 (bijl. no. 71).
Den heer Muller staat de houding van B. en W. t.o.v.
dit punt niet aan. De Voorzitter zeide, dat men den
gang van zaken wist, doch de Raad weet ook, dat hij
op 26 Januari jl. de perspectiefbezuiniging niet heeft
aanvaard en er was geen bevel van hoogere instanties,
dat niet meer mocht worden uitgegeven. B. en W.
hadden gevoegelijk aan het besluit kunnen vasthouden
en afwachten, hoe de zaak zou loopen, toen zij een
kweekelinge met akte moesten benoemen. Hoewel er
niet met zooveel woorden over gesproken was, wist
men de zienswijze van den Raad en men had die
moeten huldigen. (De Voorzitter: Er was geen cent
voor op de begrooting.)
Deze 400.ook niet. (De Voorzitter: Dat durfden
wij aan.)
Bij punt 12 zeide de Voorzitter, dat B. en W., zoolang
zij de goedkeuring niet hadden, 1.per schatting
zouden uitbetalen. Dat kan men hier toch ook doen.
B. en W. hadden bij de aanstelling van de betrokkene
moeten zeggen de Raad heeft het salaris op minstens
ƒ450.gesteld, doch wij betalen niet meer dan ƒ400.
maar zoodra de goedkeuring afkomt, heeft U recht op
450. Dat was beter geweest dan 2 dagen later aan
Ged. St. te schrijven, de Raad wil anders dan wij: wat
zegt U daarvan Dan was de zaak op zijn beloop ge
laten en was er hier nu geen adres gekomen van de
betrokken organisatie, die terecht den Raad vraagt het
genomen besluit te doen eerbiedigen.
Het spijt spr., dat B. en W. ook in het praeadvies
niet op hun schreden zijn teruggekomen, te meer, nu
zij ook t.a.v. de belooning van de schatters een afwij
kende houding hebben aangenomen en den Raad een
beslissing hebben laten nemen, welke, naar men weet,
Ged. St. en de Commissie niet zullen goedkeuren zij
hadden dit ook t.a.v. dit punt kunnen doen. Dan waren
B. en W. er niet verantwoordelijk voor geweest, dat
er eventueel te veel betaald zou zijn en was het besluit
niet goedgekeurd, dan was het bedrag ook goed
geweest.
De Raad kan dit praeadvies niet aanvaarden. Wat
gebeurt er dan? (De Voorzitter: Niets.)
Dat is niet de schuld van den Raad; die heeft de
verdere uitvoering van zijn besluiten niet in de hand.
Toen de Raad indertijd de perspectiefbezuiniging ver
wierp, hadden B. en W. moeten voorzien, dat de zaak
verkeerd liep en zij nu volgens de bestaande verorde
ning, dus zonder toepassing van de korting, moesten
benoemen. De thans aangenomen houding van B. en W.
lijkt spr. niet bevorderlijk aan een goeden gang van
zaken. Hij stemt dan ook tegen het praeadvies.
De heer Van der Geest meent ook, dat B. en W. niet
een andere houding mochten aannemen, dan die de
Raad had gewild. B. en W. weten toch niet of het
Raadsbesluit niet goedgekeurd zal worden of dat de
belooning niet nog meer verlaagd zal worden Bij de
stukken althans is niets, waaruit men dat zou kunnen
concludeeren. Daarom was het juister geweest, dat
B. en W. de houding van den Raad hadden gedekt,
door de kweekelinge het tegenwoordige salaris uit te
betalen. Ook spr. stemt tegen het praeadvies.
Mevrouw Van DijkSmit heeft indertijd het amen
dement-Muller gesteund. Nu deze poging is mislukt en
er onder de tegenwoordige omstandigheden, naar spr.
meent, niets meer aan te doen is, stemt zij voor het
voorstel van B. en W.
De heer Posthuma betoogt, dat, daar de Voorzitter
bij punt 12 zeide, dat men voorzichtig moest zijn er hier
veel van te zeggen, omdat dit betrokkenen wel eens zou
kunnen schaden, zulks het spreken over dit punt tot
een moeilijk probleem maakt; immers is het juist spr.'s
en ook anderer bedoeling, de belangen van de betrok
kenen te behartigen.
Aanneming van het praeadvies van B. en W. be-
teekent de handeling van B. en W. in dezen goed
keuren, wat spr. niet kan, omdat er tegen de uitdruk
kelijke bedoeling van den Raad is gehandeld. Nu is
het eisch voor den Raad zich daartegen te verzetten,
immers, doet hij dat niet, dan beteekent het niet alleen,
dat wordt goedgevonden, dat een Raadsbesluit niet
geëerbiedigd wordt, doch tevens, dat met de te lage
belooning van 400.accoord wordt gegaan. Spr.
vreest, dat de misleidende titelkweekeling met akte,
een rol heeft gespeeld en de Commissie niet weet, dat
het hier volwaardige arbeidskrachten betreft met een
volledige klasse en eigen verantwoordelijkheid, waar
voor een belooning van 450.reeds te laag is.
De Minister heeft gezegd, dat Ged. St. de hoogere
instantie zijn, die het heeft te zeggen en dat de Com
missie alleen adviseert. Er kan dus alleen een conflict
met Ged. St. ontstaan. Laten die de verantwoording
voor de te lage belooning van 400.maar dragen,
spr. doet het niet.
Spr. overweegt voor te stellen, dat de Raad besluit
het adres in te willigen. Als de Raad dat voorstel aan
neemt, wat gebeurt er dan
De Voorzitter: Wij betalen het toch niet uit, tenzij
de Raad art. 248 Gem.wet wil toepassen, als zijnde een
geval van dringenden spoed, maar dan zijn zij, die
daaraan medegewerkt hebben, persoonlijk aansprakelijk.
De heer Posthuma zegt, dat uitgemaakt moet worden,
wie de zaak heeft te beslissen. Waarom doet men niet
zooals t.a.v. punt 12? Op deze manier is het moeilijk
de zaak behoorlijk te doen draaien.
De Voorzitter: Zorgt U voor een goedgekeurde
begrooting.
De heer Posthuma: Dat kunt U van mij niet eischen.
Is het dus zoo, dat de Raad alles heeft te aanvaarden,
óók, dat een raadsmeening i.z. een te laag salaris geheel
wordt genegeerd
De Voorzitter: De Commissie wilde 200.geven,
De heer Posthuma: Dat is een gevolg van de ver
keerde benaming. De Commissie kan niet meenen, dat
iemand met een volledige betrekking 200.belooning
moet hebben. Er moet sprake van een misverstand zijn.
Spr. is tegen het praeadvies.
De heer Stobbe zegt, dat, als B. en W. verder gaan
dan is toegestaan, zij persoonlijk aansprakelijk kunnen
worden gesteld. Als spr. achter de groene tafel zat, zou
hij dezelfde houding aannemen als B. en W. Daar deze,
blijkens den Raadsbrief, stellig overtuigd zijn, dat een
nog hooger salaris dan 400.voor het nieuw aan
te stellen personeel buitengesloten is te achten, meenen
zij, dat verdere pogingen om daartoe met medewerking
van Ged. St. en de Commissie te geraken, geen nut
zullen hebben. Hieraan moet aandacht worden ge
schonken, omdat men met de practijk te doen heeft.
Men kan de houding van B. en W. wel laken, maar
dan wijze men den weg waarlangs zij aan de moeilijk
heden kunnen ontkomen. B. en W. stonden voor de
keuze óf met de betrokkene een salaris overeenkomen,
dat waarschijnlijk niet gehandhaafd zou kunnen wor
den, voor de uitbetaling waarvan zij aansprakelijk
zouden kunnen worden gesteld, óf het salaris te regelen