156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 October 1938.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 13 October 1938.
Spr. meent, dat men geen medelijden met deze firma
behoeft te wekken, maar dat zij recht heeft op een bil
lijker behandeling. Er liep een contract tot 1940 en, zou
de Vedeha dit contract tusschentijds opzeggen, om welke
reden doet niet ter zake, dan was zij verplicht den stroom
gedurende den looptijd van het contract te vergoeden.
Op verzoek van de firma is echter een artikel opge
nomen, dat tusschentijdsche opzegging mogelijk maakt
met een opzegtermijn van 6 maanden. De Dir. van het
G. E. B. nu meent, dat als deze voorwaarde niet in het
contract had gestaan, de firma zou hebben kunnen vol
staan met het betalen van de winst, welke de gemeente
bij niet-afname zou derven tot het einde van het con
tract. In dat geval wilde men dus coulant zijn, maar nu
er een opzegtermijn van 6 maanden is, wil men niet
coulant zijn en den geheelen stroom laten betalen, terwijl
de firma dacht met deze bepaling goed af te zijn. Spr.
meent niet, dat een contract niet ernstig moet worden
genomen, maar, na lezing der stukken, vindt hij het
aanbod van de Vedeha volkomen redelijk.
De heer Van Kollem komt ter vergadering.
De heer Westra (weth.) zegt, dat het hier over het
gemeentebelang gaat. Er is een contract voor levering
van stroom voor 5 jaar. Bij de prijsbepaling is rekening
gehouden o.a. met de hoeveelheid af te nemen stroom,
den tijdsduur en het gelijktijdig afgenomen vermogen.
Toen voorzag de Vedehaschoenfabrieken de mogelijk
heid, dat het bedrijf tusschentijds zou worden geliqui
deerd de verkoop van de gebouwen enz. was toen
waarschijnlijk al in overweging en is op haar verzoek
ingelascht, dat in dat geval het contract met 6 maanden
kon worden opgezegd. Het gaat hier niet om een vast,
bij reglement bepaald, tarief, maar om een speciaal con
tract, waarbij voor elk geval prijscalculatie plaats heeft,
waarop alle artikelen van een contract invloed hebben.
Nu doet zich inderdaad het geval voor, waarin art. 6
voorziet en nu is het toch logisch, dat dit artikel, in het
belang van afneemster opgenomen, wordt toegepast.
De Vedeha wil nu echter liever een nog gunstiger be
paling hebben en op nog korteren termijn opzeggen.
Dit had zij dan echter eerder moeten verzoeken en dan
had zulks invloed op den prijs gehad. Dat is niet ge
schied en daarom moet de gemeente thans aan het con
tract vasthouden. Bovendien is dit zeer redelijk, omdat
het afneemster volkomen bekend was, dat, als zij haar
gebouwen verkocht, zij nog 6 maanden stroom moest
betalen. Men mag trouwens veronderstellen, dat de
directeuren dezer fabriek handige kooplieden zijn en in
den verkoopprijs die omstandigheid hebben verrekend.
De gemeente heeft dus geen enkele reden om van het
contract af te wijken. Had deze gunstige bepaling niet
in het contract gestaan, dan zou de afkoopsom pl.m,
2500.— hebben bedragen, terwijl de firma er nu met
pl.m. 800.af is. Bovendien is de stroomafname van
de Vedehafabrieken niet geweest als verwacht en heeft
zij er een gewoonte van gemaakt te verzoeken om van
het contract af te wijken. Ook thans volgt zij die ge
woonte, maar voor afwijking bestaat geen enkele reden.
De heer Turksma is het niet met den wethouder eens.
Den factor medelijden heeft hij niet in het geding ge
bracht, maar gezegd, dat de fabriek niet floreerde en
daarom werd overgeplaatst. De weth. doet, alsof het
kwade trouw is geweest, dat de firma deze bepaling er in
heeft gezet, wetende, dat de zaak verkocht zou worden.
Dat behoeft echter geenszins zoo te zijn de resultaten
waren in den laatsten tijd slecht. Bij deze zaak past
geen medelijden een commerciëele zaak behoort com-
merciëel beschouwd te worden.
De wethouder acht toepassing van de betreffende
bepaling vanzelfsprekend. Bij verhuring van een terrein
wordt toch ook, als er iets van het terrein wordt afge
nomen, de huur naar evenredigheid verminderd, en als
men een huis tusschentijds verlaat, maar voor een an
deren huurder zorgt, dan wordt de verdere huur toch
ook niet geëischt Feitelijk betreft het hier zoon geval.
De gemeente wil echter dubbel hebbenzij laat de
Vedeha betalen voor hetgeen deze niet afneemt en de
Frico voor wat die in haar plaats afneemt.
Spr. kan zich niet voorstellen, daar hier geen kwade
trouw in het spel is het contract is op het beginsel
van goede trouw aangegaan dat de gemeente a.h.w.
als boete in rekening brengt, iets, dat zij niet levert.
Volgens het rapport heeft zij daartoe het recht; spr.
vindt het onbillijk. De firma biedt aan de schade ge
durende de contractperiode tot de opzegging te betalen
met volgende jaren heeft zij niets te maken. Als iets is
opgezegd, is alleen de garantie tot het tijdstip, dat de
opzegging ingaat verschuldigd en het is niet meer dan
billijk voor een overheidsinstantie niet meer te rekenen,
dan wat zij als winst over dien tijd derft.
De heer De Bruin: Waarom heeft die firma dat dan
niet direct gecontracteerd
De heer TurksmaZij heeft in dezen misschien ver
trouwd op het overheidslichaam.
De heer Rom Colthoff zegt, dat hij beëindiging van
het contract op 27 November niet op medio Juli.
daar heeft de firma geen recht op bepleit heeft en het
in rekening brengen van de te derven winst door de
gemeente. De Directeur schrijft, dat de voorgestelde
afkoop reeds voor adressant zeer gunstig is de firma
biedt aan alleen de gederfde winst te betalen, dat is dus
minder dan 836. Volgens den wethouder is bij het
bepalen van den stroomprijs rekening gehouden met een
duur van 3 jaren bij tusschentijdsche verbreking komt
deze dus in het gedrang. Komt de stroomprijs dan niet
in het gedrang als het contract op 27 November eindigt?
Den heer Van der Schoot is de gedachtengang van
den heer Turksma onbegrijpelijk. Spr. deelt volkomen
de meening van B. en W. Zaken zijn zaken en met het
contract moet rekening worden gehouden. Spr. acht het
voorstel van B. en W. zeer conciliant.
De heer Balk staat ook aan de zijde van B. en W
De firma heeft de bepaling laten opnemen en wist toen
wat zij deed. De heer Turksma acht het onbillijk, dat
de gemeente iemand laat betalen voor iets, dat hij niet
krijgt. Dit geldt echter ook voor piekmeterhuur en vast
recht, welke men ook moet betalen boven het gecon
tracteerde.
De heer Posthuma gaat accoord met het voorstel van
B. en W. en denkt er niet aan te aanvaarden, wat de
heer Turksma den voorstemmers in de schoenen schuift.
Deze acht de regeling onbillijk en zegt, dat de betrokken
firma ten onrechte vertrouwen heeft gehad in een over
heidslichaam, maar spr. protesteert daartegen met klem
Dat spr. met B. en W. meegaat is, omdat hij uit de
argumentatie van den wethouder den indruk krijgt, dat
de Vedeha buitengewoon gunstig is behandeld. In deze
handeling ziet spr. niet anders dan een soort chicane
van een bepaald soort zakenmenschen.
De heer Westra (weth.) zegt, dat deze opzegging in
zekeren zin schade voor de gemeente is, omdat het
contract voor 5 jaar werd aangegaan en voor hoe langer
men contracteert, hoe lager de stroomprijs. De prijzen
in dergelijke contracten zijn zeer nauw gesteld om te
kunnen concurreeren tegen andere krachtbronnen. Het
is dus niet onjuist, dat de Vedeha nog over 6 maanden
moet betalen. Niet dat deze maar moet betalen voor iets,
dat niet wordt afgenomen, maar het is eenvoudig een
compensatie voor den goedkoopen stroom, welke zij
heeft kunnen afnemen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 October 1938.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 13 October 1938.
Met 23 tegen 3 stemmen, die van de heeren Van
Kollem, Turksma en Rom Colthoff, wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 17 (bijl. no. 134).
De heer Rom Colthoff vindt dit voorstel eigenaardig,
nu Ged. St. pas allerlei bezuinigingen hebben voorge
schreven. Als dit voorstel werkelijk een schrijnenden
misstand weg zou nemen, zou spr. er geen bezwaar
tegen hebben, maar zoo ziet hij de zaak niet. Ook is
niet vermeld hoeveel deze wijziging de gemeente zal
kosten. Waarschijnlijk slechts een klein bedrag, maar
dan moet men hierin een gebaar zien, dat spr. echter
niet begrijpt.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W. De heer Rom Colthoff wil
geacht worden te hebben tegengestemd.
De heer Turksma vraagt het woord voor een per
soonlijk feit. De heer Posthuma zegt, dat spr. heeft ge
zegd, dat de firma ten onrechte vertrouwen in de Over
heid heeft gehad. Volgens het stenografisch verslag
heeft hij gezegd zij hebben misschien vertrouwen in een
overheidslichaam gehad. Spr. hoopt, dat de heer Post
huma in het vervolg beter zal luisteren en beter op zijn
eigen woorden zal passen.
De Voorzitter deelt mede, dat de volgende vergade
ring zal worden gehouden op 26 October a.s.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.