142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 October 1938. genheid te schrijven voordat zij in den Raad is behan deld, B. en W. onaangenaam heeft getroffen. Het is echter de vraag of zulks B. en W. kan worden ver boden. Spr. sluit zich bij den heer Van Kollem aan wat den toon der nota betreft en als er dan nog maar een lijn in te ontdekken was B. en W. kunnen echter trachten door bespreking nog iets te bereiken. De heer Muller meent, dat men moet aannemen, dat het schrijven van Ged. St. komt. De thans aan de orde zijnde posten zijn reeds eerder in den Raad behandeld. Nu heeft de Raad vroeger eens een besluit genomen tegen den eisch van de Comm., welk besluit B. en W. niet hebben willen uitvoeren, maar wat zullen B. en W. doen, als de posten, welke thans tegen den wensch van de Comm., al of niet op hun voorstel niet worden ver laagd, moeten worden uitbetaald De heer Buiël zegt, dat bij de begrootingsbehandeling 1938 B. en W. verklaarden de toen vastgestelde be grooting met hand en tand te zullen verdedigen. Thans is er een begrootingswijziging ter gedeeltelijke tegemoet koming aan de eischen der Comm. Z.i. beslist de Comm. niet over de extra-bijdrage en de goedkeuring van de begrooting berust ten slotte bij Ged. St. De Comm. nu stelt den Minister voor, een bepaald subsidie te geven, en feitelijk heeft Leeuwarden niet met haar te maken. Waarom stellen B. en W. niet voor, de primitieve be grooting te handhaven en van de eischen der Comm. in beroep te gaan bij de Kroon De heer Rom Colthoff zegt, dat men n.a.v. de vraag van den heer Algera naar de meening van de minder heid in de Fin. Comm. zou kunnen meenen, dat in die commissie groote verdeeldheid heeft bestaan. Zulks is geenszins het geval. Spr. had alleen geen bezwaar tegen de geëischte verlaging van de posten: onderhoud straten en pleinen en van de plantsoenen. De heer Praamsma heeft in de rede van den heer Van Kollem weinig objectiviteit gevonden. Voor een objectief oordeel lette men niet alleen op wat wensche- lijk is, maar denke men zich in in den toestand der gemeente. Zich plaatsend op den bodem der werkelijk heid kan en mag iemand een geheel ander inzicht heb ben dan de heer Van Kollem. Spr. vindt het merkwaardig, dat de toon van Ged. St. wordt gelaakt, al geeft hij toe, dat er uitdrukkingen in voorkomen, die anders gezegd kunnen worden, maar in het antwoord van B. en W. zitten wel degelijk zure uitdrukkingen. De Raad doet echter verstandig deze zaak zakelijk te bezien en niet over een enkel woord te vallen, omdat zij daar tè ernstig voor is. Spr. sluit zich aan bij de hulde, B. en W. gebracht voor de spoedige behandeling der stukken en de wijze, waarop deze bij den Raad zijn gebracht, maar kan niet nalaten ook Ged. St. hulde te brengen voor den spoed, welke zij hebben betracht. De nota toch werd den 16en Augustus ter Griffie ontvangen en reeds den 17en Augustus was zij in het bezit van B. en W. Al zullen verschillende verlagingen misschien door den geheelen Raad worden betreurd, men stelle zich op het standpunt wat thans mogelijk en noodig is. Let tende op de nieuwe lasten, welke de Regeering mis schien zal opleggen, op de zware bestaande lasten en op den toestand, welke onder diverse bevolkingsgroepen, heusch niet alleen onder de arbeiders, heerscht, dan kan deze zaak toch ook van een anderen kant worden bezien. De straten en pleinen zien er zoo keurig uit, dat ook daarvoor hulde aan B. en W. en den technischen dienst mag worden gebracht. En spr. gelooft niet, dat men kan volhouden, dat door dezen post ad 63.000.— met 3000.te verlagen, waarin B. en W. toestemmen Leeuwarden geen bewoonbare stad meer zal zijn. T.a.v. de plantsoenen meent spr., dat het bij het be staande systeem misschien onmogelijk is meer op het onderhoud daarvan te bezuinigen, doch steeds hebben spr. c.s. ook op inkrimping van de overheidsbemoeiingen gewezen. Laten B. en W. eens een proef nemen met het laten onderhouden der plantsoenen door particu lieren. Spr. heeft sterk den indruk, dat deze post dan alsnog voor verlaging vatbaar is en men behoeft geen slachtoffers te maken, door het personeel geleidelijk te laten afvloeien. Spr. acht het betoog van den heer Van Kollem weinig houdbaar. De heer Botke (weth.) gelooft, dat er nog nooit zooveel over een begrootingswijziging is gesproken als over deze. Spr. meent, dat de nota afkomstig is van de Comm. v. Overleg, blijkens den aanhef,,de begroo ting heeft de Commissie tot de volgende opmerkingen aanleiding gegeven Het verheugt spr., dat verschillende leden waardee ring hebben voor de spoedige behandeling. Er is dan ook hard gewerkt. De heer Van Kollem heeft verschillende opmerkingen gemaakt welke ook B. en W. onderschrijven. Wat den slotzin van de nota betreft, daarover denken B. en W. precies zoo, wat zij ook uiteen hebben gezet. Ook t.a.v. de controle vermakelijkheidsbelasting zijn B. en W. het met den heer Van Kollem eens, wat ook blijkt uit de uitvoerige toelichting, welke bij een vorige gelegenheid reeds ter kennis van Ged. St. en de Comm. was gebracht, doch deze hebben toch gemeend dezen post te moeten verlagen. Een deskundige en intensieve controle is van zeer groot nut, gelijk spr. nader toelicht. Zoo n controle werkt bovendien preventief. B. en W. achten dezen post dan ook absoluut verantwoord en daar deze ambtenaar op de afd. Fin. ook de vermake lijkheidsbelasting tot taak heeft, zou het niet wenschelijk zijn daarvoor een ander te nemen. Wat de badinrichting betreft, het zou ook volgens het College onjuist zijn deze inrichting op meer tijden te sluiten. Het voorstel om de posten onderhoud straten en pleinen en plantsoenen te verlagen, is gedaan onder den drang der omstandigheden. De plantsoenen zien er den laatsten tijd slecht uit, doch B. en W. hebben ge meend in het belang der gemeente aan dezen eisch, waarop van 1935 af reeds is aangedrongen, te moeten voldoen. De overboeking van een gedeelte 56.000.van het tekort 1936 naar den Kap.dienst is indertijd in het College aan alle kanten bezien. B. en W. meenden een voorbeeld te hebben in een andere gemeente om het oude tekort op die manier in 5 jaar af te schrijven. De Comm. zegt echter, gezien haar standpunt t.a.v. andere gemeenten, dit niet te kunnen toelaten. B. en W. meenen hierin te moeten berusten. Inderdaad heeft het gemeentebestuur nu 4 begroo tingen onderhanden. Er gaat dan ook geen vergadering van B. en W. voorbij, of er wordt over die begroo tingen besproken, voorwaar geen aangenaam werk De heer Van Kollem bepleitte mondelinge behande ling met Ged. St. Spr. gelooft wel, dat B. en W. gaarne deze begrooting met Ged. St. zouden besprekenin 1937 is dat meer dan eens gevraagd, doch er is bijna niets van gekomen. Wel is er den laatsten tijd eens een bespreking geweest over onderdeden en dat zal in de toekomst misschien nog wel eens gebeuren, maar zonder briefwisseling zal de begrooting wel niet tot een einde komen. De beschouwing van den heer Hellema over het prin- cipiëele van deze zaak zal wel juist zijn: spr. meent ook, dat de extra-bijdrage wordt vastgesteld naar de primi tieve begrooting, wat ook blijkt uit verschillende brieven Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 October 1938. 143 der Comm. Immers, nadat de uitslag van 1937 bekend was geworden en Leeuwarden meende met 100.000. extra-bijdrage te kunnen volstaan, werd medegedeeld, dat 181.400.zou worden uitbetaald, dus gebaseerd op de primitieve begrooting. Dat B. en W. meenden te moeten doen, zooals zij gedaan hebben, was, omdat de practijk van het vorige jaar hen in die richting dreef. In 1937 is veel misère beleefd met de begrooting van dat jaar. Natuurlijk was deze opgezet naar beste weten van B. en W. en den Raad en de hoop was, dat die begrooting, aanwijzende een groot tekort, door extra- bijdragen te overbruggen, genade zou vinden bij hoo- gere instanties. Zij werd door deze onder de loupe ge nomen, met gevolg, dat er in Augustus 1937 een missive van de Comm. kwam, bevattende aanmerkingen op zeer veel posten. B. en W. hebben deze in een uitvoerige nota zooveel mogelijk trachten te weerleggen en met deze nota gewapend, hebben de burgemeester en de toenmalige weth. van Fin. in Den Haag de belangen der gemeente verdedigd. Op enkele punten werd eenig succes behaald. Op 27 November 1937 kwam het antwoord op de nota, maar ondanks dat de aanhef daarvan luidde „De argumenten van het gemeentebestuur hebben niet nagelaten eenigen indruk op de Comm. te maken", volg den toch tal van bezwaren. De Raad bracht op 15 De cember 1937 (wijz. no. 8) een aantal dezer wijzigingen aan, waardoor het tekort van 377.850.werd terug gebracht tot 283.000. op de begrooting aangebracht als volgt Volgno. 3b (bijdr. van den Kap.dienst) 93.000. Volgno. 141 (hoofdstuk XI) 133.000. Volgno. 142 (hoofdstuk IX) 57.000. Volgens B. en W. was er geen andere oplossing mogelijk. Dit kon echter geen genade vinden bij Ged. St., die vroegen, of het bedrag, dat op den Kap.dienst was gebracht, niet op andere wijze was te vinden. B. en W. deelden daarop mede, dat de tijd ontbrak zulks te onderzoeken, omdat het samenstellen der concept- begrooting 1938 zooveel tijd in beslag nam. Toen daarna de begrootingswijziging 1937 werd opgezet, vorderde dat geruimen tijd, zoodat de behan deling eerst kon plaats vinden op 1 Juni 1938. Het resultaat van die wijziging was nogal verrassend, want het tekort bleek belangrijk lager dan verondersteld: het was nl. 100.000.-. De 93.000.op den Kap.dienst kon weer worden afgevoerd en de bijz. bijdrage worden verminderd tot 100.000.-. Er viel niet aan te twijfe len dat hoogere instanties, evenals B. en W. en de Raad, zich hierover zouden verheugen. Doch Ged. St. waren over de begrooting 1937 niet tevreden, omdat in den loop van 1937 wèl de tegenvallers in begroo- tingswijzigingen waren opgenomen, maar niet aan hun verzoek was voldaan, om na te gaan in hoeverre dek king van de tegenvallers door meevallers mogelijk was. De begrooting 1938 wees, ook na behandeling in den Raad, een tekort aan van ruim 400.000.In den loop van het jaar werd dit tengevolge van het conver- teeren van geldleeningen teruggebracht tot 394.000.—. 17 Augustus werden via Ged. St. de opmerkingen der Comm. ontvangen. B. en W. hebben een en ander nauwkeurig nagegaan en het resultaat is neergelegd in deze wijziging. Daar de Comm. meent, dat er, ook na doorvoering van de voorgeschreven bezuinigingen, nog ruimte in de begrooting schuilt, gezien de beperking van het tekort 1937 tot 100.000. moet zij aannemen, dat het tekort 1938 kan worden verlaagd tot 200.000.Voorts wijst zij op een aantal posten, welke, gelet op de rekeningcijfers 1937, alsnog voor verhooging, c.q. verlaging, vatbaar zullen blijken, wat voor B. en W. aanleiding is geweest tevens de niet door de Comm. genoemde posten na te gaan. Het resultaat daarvan is ook in de voorgestelde wijziging neergeleqd. Als gevolg van een en ander is het tekort tot 244.000.— teruggebracht. B. en W. hopen, dat de Raad deze wijzi gingen onveranderd zal aannemen, wat naar zij meenen in het belang der gemeente zal zijn. Het gaat ook B. en W. aan het hart, dat verschillende posten moeten worden verlaagd, maar men zit nu een maal in de misère en er moet wat gedaan worden. B. en W. kan nu in geen geval het verwijt treffen, dat ze niet zooveel mogelijk hebben getracht een nauwkeurig over zicht van het geheel te krijgen al is natuurlijk nog niet te zeggen hoe de uitkomsten van 1938 zullen zijn en deze handelwijze zal zeker de goedkeuring van Ged. St. wegdragen. B. en W. stellen er prijs op, dat Ged. St. overtuigd worden, dat B. en W. trachten de financiëele positie van Leeuwarden zoo zuiver mogelijk voor te stellen. Een goede verstandhouding met Ged. St. wordt, naar B. en W. meenen, bevorderd door de wijze van behandelen, als nu is geschied. Spr. meent, dat hier eigenlijk sprake is van 2 begroo- tingswijzigingen. In bijl. 130 toch hebben B. en W. ook de posten aangegeven, welke zij zelf hebben uitgezocht en het is voor de Comm. heelemaal niet moeilijk om uit te zoeken, welke veranderingen er zijn gekomen op de primitieve begrooting. Dit zijn trouwens, naar spr. meent, bijkomstige omstandigheden. Het beste is, de zaak zoo reëel mogelijk te behandelen en geen onaangenaamheden te krijgen met hoogere instanties. De heer Algera is het met B. en W. eens, dat de uit gaaf op een post in een zeker jaar geen maatstaf kan zijn voor volgende jaren. Het eene jaar toch stelt andere eischen dan een ander. De opbrengst der vermakelijk heidsbelasting b.v. wordt dit jaar gebracht van 52.000.— op 60.000. als gevolg van het vliegfeest, feestweek Regeeringsjubileum, enz., doch er is geen denken aan, dat dit bedrag ook op de begrooting 1939 wordt geraamd. Spr. meent, met den heer Van Kollem, dat deze nota niet van Ged. St., maar van de Comm. is. 16 Auqustus hebben Ged. St. haar ontvangen, zij is ter Prov. Griffie onmiddellijk overgetypt en 17 Augustus in het bezit van B. en W. gekomen. Den heer Buiël antwoordt spr., dat als B. en W. de limieten van Ged. St. krijgen en zij gaan er niet mee accoord, zij toch niet meer uitgeven dan de limieten. Dat wat binnen het raam der begrooting uitgegeven moest worden, is uitgegeven. De heer Rom Colthoff heeft reeds over de opvatting van de minderheid der Fin. Comm. gesproken; daarover behoeft thans niets meer te worden gezegd. Te 9.50 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 10.05 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. Opmerkingen van de Commissie van Overleg i.z. de gemeentebegrootingen, betreffende de begrooting 1938, met toelichting van Burgemeester en Wethou ders. (Bijlage van bijl. no. 130). Volgno. 196/3. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., zooals dat in bovengenoemde bijlage is omschreven. Volgno. 199. Bijdrage aan hoofdstuk XV Kap.dienst tot gedeeltelijke dekking van naar Kap.dienst overge brachte nadeelige saldi gewonen dienst f56.000. De heer Hellema gevoelt zich verplicht van dit punt iets te zeggen. Dit is n.l. een oud zeer van jaren her. Het tekort ad 280.000.is niet alleen van 1936, het bestaat uit het tekort van 1934 ad 153.079.88 en de rest ad 126.920.12 van 1936. In normale omstandig heden was dit tekort openingspost geweest op de be grooting 1938, maar de voorschriften luidden, dat dit bedrag moest worden uitgestooten. De gemeente heeft toen den weg gevolgd, die uiteindelijk ook zou leiden tot delging van dit tekort door het op den Kap.dienst te plaatsen en in 5 jaar door bijdragen uit den gewonen dienst af te lossen. Dat zulks voor 1938 niet mag, ver wondert spr. buitengewoon, en hij acht de motiveering der Comm. niet houdbaar. Spr. hoopt, dat B. en W.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 4