162 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 November 1938. is. De heer Frankena heeft 13 October ontslag gevraagd en hebben B. en W. dan geen tijd gehad om sollicitanten op te roepen Het gaat niet tegen den persoon van den heer Van Kuik, doch daar de Dir. van de M. A. H. S. de M. O.- bevoegdheid voor deze functie, zooal niet noodig, dan toch wel gewenscht acht en Van Kuik die niet heeft, al heeft hij er voor gestudeerd, had spr. gaarne gezien, dat er sollicitanten waren opgeroepen, om dan een vol ledig bevoegde te krijgen, die bovendien dadelijk in functie kan treden. Of Van Kuik zulks over enkele weken of na een paar maanden kan, blijkt niet. Mocht het nog enkele maanden duren, dan plaatse men alsnog een oproep. Volgens het rapport is er geen overweqend bezwaar de lessen in handelskennis, welke mej. De Vries niet vervult, gedurende korten tijd niet te doen geven. Wat is „korte tijd" Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi (weth.) zegt, dat enkele weken geleden, bij de vorige vacature, een oproep is geplaatst, doch geen enkele sollicitant was voor deze functie volledig bevoegd. Van Kuik werd toen als no. 2 op de voordracht geplaatst, welke de Minister goedkeurde. Om geen tijd te verliezen met een nieuwen oproep, stellen B. en W. thans voor no. 2 te benoemen, waarmede de Comm. van Toezicht en de Inspecteur accoord gaan. De Dir. van de Avondnijverheidsschool, waaraan Van Kuik les geeft, wil medewerken, dat deze zoo spoedig mogelijk die betrekking kan verlaten. Slechts één uur handelskennis zal in dien tijd niet kunnen worden gegeven de andere lessen worden alle vervuld. De heer Rom ColthoffHet rapport over de vorige sollicitanten was van Juni. Mevrouw Buisman—-Blok Wijbrandi (weth.) weet niet precies, wanneer de oproep heeft plaats gehad in ieder geval betrekkelijk kort geleden, zoodat zij zich niet kan voorstellen, dat er nadien volledig bevoegden zouden zijn gekomen. De heer Rom ColthoffUit dat rapport bleek niet, hoe de andere gegadigden waren alleen, dat er maar twee sollicitanten in aanmerking kwamen. De heer Botke (weth.) zegt, dat deze kwestie reeds meermalen is besproken. Het betreft hier iemand, die een uitstekende leerkracht is en daar de Minister diens plaatsing op de voordracht indertijd heeft goedgekeurd, lijkt het B. en W. om verdere moeilijkheden te voor komen met iemand, die geen praktijk van het klasse- onderwijs heeft, beter, een onderwijzer te benoemen. Benoemd wordt J. van Kuik met 19 stemmen (Hoek stra 2 stemmen, Boomsma 1 stem en 3 bilj. blanco). Punt 12 (bijl. no. 149). De voordracht van B. en W. luidt als volgt 1. H. F. Huizinga te Uithuizen; 2. P. N. Boomsma te Harlingen 3. S. Aardema te Leeuwarden. Benoemd wordt H. F. Huizinga met 18 stemmen (Boomsma 5 en Aardema 2 stemmen). Punt 13 (bijl. no. 152). Met alg. stemmen wordt beslo ten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijl. no. 147). De heer Rom Colthoff weet, als voorzitter van de Comm. van Toezicht op de Binnenvaartschool te Leeu warden, dat deze aanvrage is te beschouwen als een formaliteit. Om op de binnenvaartscholen in Amsterdam, Rotterdam enz., waar zulks noodig is, het leervak Duitsch te kunnen onderwijzen, moet voor alle scholen de noo- digverklaring van dit vak gevraagd worden, zonder dat er voor de overige scholen verder gebruik van wordt gemaakt. Mocht aan de school in Leeuwarden eens een Rijnvaartcursus worden gegeven, dan komt deze noodig- verklaring van pas, maar het verwondere niemand, dat er voorloopig geen Duitsch zal worden gegeven. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijl. no. 151). De heer Rom Colthoff zegt, dat dank zij de uitstekende redactie van de voorschriften, het inderdaad onmogelijk is met het maken van bijgebouwen verder te gaan dan 2Y2 m. De vraag is echter, of de voorschriften niet te streng zijn. De ondernemers doen alle moeite huizen te bouwen, zooals de a.s. koopers vragen en daarom moe ten ze niet kleiner worden dan noodig. Dat op een rooilijn van b.v. 14 m inplaats van 11 m wordt aangedrongen, terwijl het huis 9.80 m diep wordt (om het niet te duur te maken) is, omdat het publiek geen behoefte heeft aan groote huizen, maar wel aan groote bijgebouwen voor fietsen, brandstof, levens middelen enz. Als een bijgebouw niet aan het huis wordt gebouwd geldt geen beperking, maar komt het er aan vast, dan mag het niet langer zijn dan 2Yi m> wat zeer gering is. Daardoor wordt voorkeur gegeven aan een los bijge bouw, met gevolg, dat later het onoverdekte gedeelte dichtgetimmerd wordt. Waarom heeft men bezwaar tegen lange uitbouwen Uit een oogpunt van volks huisvesting moqe zulks niet gewenscht zijn, doch voor de volksgezondheid is het ongewenscht, dat men 's win ters door de buitenlucht moet om brandstof enz. te halen. Spr. dringt op minder strenge voorschriften aan. De heer De Boer (weth.) zegt, dat ter wille van de toetreding van licht en lucht voor den naastleger, de bijgebouwen niet langer mogen zijn dan 2.50 m en meerdere bergruimte verder achteruit moet worden ge bouwd. Deze bepaling is na overleg met den Rijks inspecteur voor de Volksgezondheid en den Inspecteur voor het Woningtoezicht opgenomen. Nauwkeurig is nagegaan welke woningtypen de laatste jaren gebouwd zijn en hoever de achtergevelrooilijn moet liggen om behoorlijke bouwblokken te verkrijgen, waarin de noo- dige bergruimte kan worden ondergebracht. Een niet te lange uitbouw is in het belang der volkshuisvesting Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijl. no. 159). De heer Van der Schoot vreest, dat de geschatte huur prijs, gezien de huren van nieuwe huizen, te hoog is, vooral van de bovenwoning. Is in verband met het toenemende verkeer ook over wogen den hoek af te ronden door in plaats van twee, één woning te bouwen Indien niet, dan is zulks over weging waard. Men zou minder huur ontvangen, maar de kosten worden ook minder en het verkeer wordt gediend. De heer Muller vindt deze hoekoplossing schitterend en vreest niet, dat de voorgestelde huren niet zullen worden gemaakt. Hij heeft echter principiëel bezwaar tegen financiering van dezen bouw uit het fonds voor onderhoud en herstel der gemeentewoninqen. Spr. kan niet genoeg tegen de zienswijze van B. en W. opkomen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 November 1938. 163 Een pand van het Woningbedrijf wordt afgebroken, maar waarom nu herbouw uit het onderhoudsfonds te financieren Het kan nimmer de bedoeling van een der gelijk fonds zijn daaruit zoo'n belangrijk bedrag te putten voor herbouw. Het is zuiverder geld op korten termijn te leenen, om het later b.v. in de leening voor de 75 woningen aan den Weg naar Cambuur onder te brengen, dan aan een fonds, dat bestemd is voor herstel van ge meentewoningen, 35 jaar een belangrijk bedrag te ont houden. Spr. zou dan ook willen voorstellen in de tweede alinea van het voorstel van B. en W. achter „stellen" een punt te zetten en de rest te laten ver vallen. De heer De Boer (weth.) zegt, dat omtrent de huren overleg is gepleegd met het Woningbedrijf. Vanzelf sprekend zullen deze nader worden bezien als de wo ningen klaar zijn, maar B. en W. meenen thans, dat 6.voor deze ruime bovenwoning in het centrum niet te veel is. Door stremming van het Heer Ivostraatje is het verkeer door de Doelestraat toegenomen mede een reden waarom het gebouw eerder in verval is ge raakt maar zulks geeft geen aanleiding tot afronding van dezen hoek. Het aanzien van het gebouw zou daar door niet verfraaien, terwijl thans een goed geheel wordt verkregen. De heer Muller ziet de zaak naar spr.'s meening onjuist. Toen in 1922 het Woningbedrijf werd gesticht, is ook dit pand opgenomen tegen een getaxeerde waarde van 6.900.-. Sedertdien is jaarlijks 3 afqelost, zoodat resteert 3.405.50. Daar de grond op 1.200. is geschat, bedraagt de schuld thans nog 2.205.50. Spr. meent, dat als geld in het onderhoudsfonds be schikbaar is fonds voor onderhoud en herstel zegt de heer Muller het ook voor het volledige herstel van dit pand mag worden benut. Het onderhoud der gemeentewoningen is trouwens gebonden aan een van hoogerhand gestelde limiet van 40.— per woning. Meer mag niet beschikbaar worden gesteld. Het onderhoudsfonds is feitelijk dood kapitaal, daar het, ondergebracht bij de Centrale Kas, weinig rente opbrengt en wat is er dan tegen deze f 7.000.daaruit te putten, welke in 35 jaar weer worden terugbetaald Voor een leening zou zeker een langere termijn ge nomen zijn. Bovendien stijgt door dezen bouw de huurwaarde van het pand; er is geen rekening gehouden met huur- derving, omdat men overtuigd is, dat het altijd verhuurd zal zijn. Natuurlijk kan men zich daarin vergissen, maar zooals uit cijfers blijkt, kunnen zelfs eenige tegenvallers worden opgevangen, zoodat men met dezen opzet wel uit kan. Er blijft dan f 8.000.in het fonds voor andere eventueele herstellingen. Spr. acht het fonds juist voor herstellingen als deze bestemd, en als aan dit pand iets minder hersteld had moeten worden, zou niemand er aan hebben gedacht het niet uit het fonds te bestrijden. De thans voorgestelde herstelling is alleen iets radicaler en dus is voor principiëel bezwaar geen plaats. Boven dien zal het pand de eerste jaren geen onderhoud vragen. Oorspronkelijk is het fonds qesticht voor extra herstellingen, noodzakelijk geworden bv. door een storm of andere ramp, maar als zich iets dergelijks voordoet, moeten maatregelen worden genomen en is het onderhoudsfonds dan niet toereikend, dan zal extra- crediet moeten worden gevraagd. De heer Muller meent, dat de wethouder een cardi- nale fout maakt waar hij zegt, dat de Regeerinq niet toestaat meer dan f 40.— per woning voor onderhoud te gebruiken. De Reqeering staat voor het fonds onder houd en herstel 40.per woning toe en of er in een jaar niets of 3 X 40.voor onderhoud wordt oe- bruikt, daar bemoeit de Regeering zich niet mee. Het is dus mogelijk, dat het fonds niet intact blijft, al is de bedoeling steeds geweest het zooveel mogelijk te ver meerderen, om eventueel bij het ouder worden van de woningen groote reparaties daaruit te kunnen bestrij den. 8 jaar geleden was het fonds 57.000.nu nog slechts 15.000.waaruit blijkt, dat het op be paalde tijden zeer noodig is geweest; het kan ook in de toekomst zijn nut hebben. Daarom is het onjuist nu voor dit doel uit het fonds te putten en als later groote reparaties moeten gebeuren, bij den Raad te komen om crediet. Het fonds brengt bij de Centrale Kas weinig rente op, aldus de weth., maar als het nu nog 7.000. minder wordt, brengen deze heelemaal niets op, want B. en W. stellen voor het bedrag in 35 jaar af te lossen, doch spreken niet over rentederving. De weth. zeide voorts, dat zoo'n fonds er is om b.v. bij rampen aangesproken te worden. Natuurlijk zou het daarvoor kunnen worden gebruikt, maar het is toch allereerst voor normaal onderhoud als de woningen ouder worden en meer onderhoud behoeven. Spr. vindt het onjuist en niet noodig het geld uit het fonds te halen. De weth. noemt dezen bouw een soort reparatie van een oud gebouw, doch dit is camouflage. Als men eerst het huis afbrak en na enkele jaren ging men een nieuw huis bouwen, dan zou niemand er aan denken dat niet als nieuwbouw te beschouwen. De Raad besluite het benoodigde bedrag niet uit het fonds te halen. De heer Rom Colthoff zegt, dat B. en W. de jaar- lijksche lasten op 333.40 stellen, terwijl de Dir. van G.W. deze op 486.schat. Overeenkomstig de ver ordening op het Woningbedrijf betaalt dit 60.aan rente (van 1.200.aan de gemeente. Dit is een betaling door een onderdeel der gemeente aan de ge meente; de Raad moet de zaak echter zien uit een oog punt der geheele gemeente en al ontvangt deze hiervoor 60.aan rente, dit is geen verlichting van de lasten op dit pand, zoodat aan lasten moet worden gerekend 333.40 60.— 393.40. Hoe komt men aan het bedrag van 1.200.Vol gens de verordening moet 5 worden betaald van het verschil tusschen de geschatte waarde der woningen en de daarop nog rustende schuld. Duidelijk is spr. een en ander niet, omdat er in den aanhef van het betref fende artikel wordt gesproken van woningen, bij de oprichting, in 1920, in het Woningbedrijf gebracht tegen de geschatte waarde, terwijl de woningen, nadien gebouwd of ingebracht, tegen kostprijs zijn berekend. Voorts zegt spr., dat de burgerij er nu al een jaar lang met woord en geschrift op gewezen wordt, lucht beschermingsmaatregelen te nemen. Bij het eerste huis, dat de gemeente gaat bouwen, wordt geen enkele der aanbevolen maatregelen genomen. Welken indruk maakt dat op de burgerijWaarom maakt men bij de bovenverdieping van dit huis nu niet eens een begin met het aanbrengen van een brandvrijen vloer, dan brengt het geen speciale kosten mee en zal het binnen het raam der begrooting wel mogelijk zijn. Willen B. en W. dit overwegen. De heer De Boer (weth.) gelooft niet, dat de heer Muller en hij het eens worden. Hij heeft niet gezegd, dat het hier een soort reparatie van het pand betreft, doch dat het pand in verval is en volledig hersteld en vernieuwd moet worden. Bij herhaling is er van hoogerhand op gewezen, dat niet meer dan 40.— voor onderhoud der gemeente woningen mag worden besteed. Of dit nu komt uit het fonds, zooals de heer Mul'er zegt, of niet, het mag nooit meer dan 40.— zijn. (De heer Muller; Dat is niet zoo Herhaaldelijk hebben hoogere instanties aanmerking gemaakt, dat voor onderhoud slechts 40.beschik-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 2