166 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 7 December 1938.
Als er inderdaad zoo n geweldige haast bij was, begrijpt
spr. niet, dat men zich niet direct heeft gewend tot de
twee voorgedragenen, die toch in Leeuwarden wonen.
Dat men alleen aan hen heeft gedacht, toen er zooge
naamd geen anderen te krijgen waren, vindt spr. geen
compliment voor deze leerkrachten.
Mevr. Buisman—Blok Wijbrandi (weth.) antwoordt,
dat er wel degelijk aan hen gedacht is. De candidaat
voor Duitsch is een leeraar en men kan zich voorstellen,
dat de Directrice voorkeur geeft aan een leerares, zoo
dat daarvoor eerst moeite is gedaan.
Benoemd worden de aanbevolenen ieder met 24
stemmen (4 bilj. blanco).
Punt 5 (bijl. no. 161). Met alg. stemmen wordt beslo
ten overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 6 (bijl. no. 163).
De heer Hellema vraagt de reden, waarom B. en W.
zijn afgeweken van hun vraagprijs van 12. die prijs
zal toch na beraad en in verband met den erfpachts
canon zijn vastgesteld.
De heer Turksma is tegen deze verkoopmethode. Nu
het twee Overheidsbedrijven, welke het algemeen be
lang dienen, betreft, waarvan het eene genegen is te
verkoopen en het andere te koopen, ware het z.i. juister
geweest, dat een onpartijdige commissie den prijs had
vastgesteld.
De heer Muller had liever gezien, dat B. en W. bij
hun aanvankelijken prijs waren gebleven, 10.50 per
m2, lijkt hem voor dezen grond bijzonder laag.
De heer Buiël vraagt, of B. en W. het indertijd ge
volgde systeem, waarbij de prijs van den grond in erf
pacht werd vermenigvuldigd met een zeker getal, hebben
verlaten, of betreft het hier een incidenteel geval
De heer Praamsma vraagt, waarom B. en W. meer
hebben gevraagd dan de Dir. van G.W. adviseerde.
Deze toch achtte de huidige grondwaarde, 10.per
m2, een goeden maatstaf. De Dir. gaf 4 berekeningen,
waarvan de hoogste, tevens de meest juiste, een prijs
van 10.per m2 aangaf. De thans bedongen prijs
ad 10.50 is dus alleszins voldoende.
De Voorzitter zegt, dat uit het feit, dat de een dezen
prijs hoog en de ander hem laag acht, blijkt, dat de zaak
niet zoo gemakkelijk is. Als men den erfpachtscanon
kon kapitaliseeren volgens de penning 20, was het zeer
eenvoudig, maar dan is de prijs veel te laag. Deze ver
koop mag geen nadeel opleveren en daarom hebben
B. en W. oorspronkelijk 12.gevraagd. Het P.E.B.
bood toen 9. waarna B. en W. de zaak nogmaals
hebben bekeken. Zij achtten 12.toen ook wel iets
aan den hoogen kant, maar meenden, dat een som moest
worden bedongen met eenzelfde rendement als thans.
De grondwaarde als zoodanig kan men echter moeilijk
vragen, omdat het geen open bouwgrond is, maar er
een kantoorgebouw op staat, dat alleen waarde voor
het P.E.B. heeft. Ten slotte heeft het P.E.B. met 10.50
genoegen genomen.
Het nut van een commissie ziet spr. niet in. Kan men
niet tot elkaar komen, dan zou een dergelijke commissie
kunnen beslissen, waarbij men zich vooraf verbindt zich
bij den vastgestelden prijs te zullen neerleggen, maar
zoolang men het eens kan worden is een commissie niet
noodig.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 162).
De heer Praamsma vereenigt zich met verkoop van
dezen grond, omdat hierdoor, als de oude perceelen
worden afgebroken, een zeer gunstige oplossing aan de
Nieuweburen wordt verkregen, doch 7.per m2
vindt spr. te laag en het verwondert hem. dat in dit
geval van den vraagprijs ad 8.is afgeweken, waar
toe geenerlei reden bestaat. De Dir. van G.W. toch
schrijft, dat de prijs ten minste 8.'moet zijn en het
verheugde spr., dat B. en W. dien prijs overnamen.
Bovendien noemden B. en W. dat den uitersten vraag
prijs, dus meenden zij, dat die in elk geval moest worden
bedongen. Rauwerda bood toen 7.waarmee B. en
W. zonder commentaar nu accoord gaan. Deze grond,
die feitelijk onmisbaar is voor de perceelen van Rau
werda, heeft echter een veel hoogere waarde en boven
dien is de Nieuweburen verbreed en zijn trottoirs aan
gelegd, nadat Rauwerda deze oude perceelen heeft ge
kocht. Voor 8.is deze grond nog goedkoop, maar
ook de gemeente heeft belang bij verbetering ter plaatse.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. onderschrijven, dat
door dezen verkoop de toestand ter plaatse verbeterd
moet worden. De strookjes grond hebben op zich zelf
geen waarde, doch alleen door bijvoeging bij perceelen
aan de Nieuweburen óf aan den Wissesdwinger. Van
gemeentewege kan verbetering aan de Nieuweburen
niet tot stand komen, omdat de perceelen daar aan par
ticulieren behooren. Door den grond bij die perceelen
te voegen, krijgt de eigenaar kans ze te verbeteren
maar B. en W. hebben geen macht zulks te bevorderen
en daarom is indertijd bepaald, dat zij, die den grond
aan den Wissesdwinger in erfpacht hebben verkregen,
op vordering van B. en W. deze strookjes er bij moeten
nemen de Westelijke strook echter valt buiten deze
bepaling.
Nu wil iemand al den grond koopen om het te voegen
bij zijn perceelen aan de Nieuweburen en deze te ver
beteren. De Dir. van G.W. meent, dat deze grond
eigenlijk meer waard is en als men de zaak beschouwt
als de heer Praamsma, is de grond misschien wel 20.—
per m2 waard. Om den toestand ter plaatse te verbe
teren, hebben B. en W. dezen particulier noodig, doch
zij kunnen er geen misbruik van maken, dat zij a.h.w.
de sleutel tot dezen verbouw hebben, door den grond
duur te verkoopen. Waarde heeft de grond slechts voor
hem, die het aangrenzende perceel gaat verbouwen en
daardoor zal de geheele toestand ter plaatse verbeteren
De Dir. van G.W. berekende den grond op 8.—
per m2, welk aanbod Rauwerda werd gedaan. Deze
bood 7.per m2. Het verschil is maar enkele guldens,
waar de gemeente niet armer of rijker van wordt en
B. en W. zijn den grond liever tegen ƒ7.kwijt, waar
door een verbeterde toestand ontstaat, dan dat de grond
waardeloos blijft liggen.
De heer Praamsma vraagt, of er al een bouwplan is
overgelegd. Als er reeds plannen tot verbetering aan
wezig zijn, dan zou tot dezen verkoop spontaner kunnen
worden medegewerkt. Is hier omtrent niets bekend, dan
doet de Raad niets anders dan grond verkoopen, in de
hoop, dat de kooper dien binnenkort zal gebruiken.
De grond zelf is niets waard, aldus de Voorzitter.
Doch dit is onjuist; deze kan ieder oogenblik in ver
plichte erfpacht worden gegeven aan de erfpachters
van den Wissesdwinger en de gemeente heeft dan een
hooger rendement, zoodat de gemeente er geen schade
van heeft, als zij den grond niet verkoopt. De grond
heeft dus wel waarde en dan verwondert het spr., dat
de grond wordt verkocht voor 7.per m2, te meer.
daar B. en W. eerst ƒ8.als uiterste vraagprijs noem
den en zij niet met den grond verlegen zijn.
Weten B. en W. dat de zaak daar verbeterd zal
worden
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 7 December 1938. 167
De Voorzitter kan geen positieve toezegging doen,
daar geen bouwplan is ingekomen. Weth. De Boer
weet er misschien meer van. Spr. meent echter uit de
besprekingen in het College te weten, dat de bedoeling
is de zaak te verbouwen.
De behandeling wordt aangehouden, totdat weth.
De Boer ter vergadering zal zijn gekomen.
Punt 8 (bijl. no. 160). Met alg. stemmen wordt beslo
ten overeenkomstig het voorstel van B. en W
Punt 9 (bijl. no. 164) wordt aangehouden, totdat weth.
De Boer ter vergadering zal zijn gekomen.
Punt 10 (bijl. no. 165). Met alg. stemmen wordt beslo
ten overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 11 (bijl. no. 167).
De heer Posthuma kan niet beoordeelen, of er twee
rechercheurs bij moeten komen. Is het echter als gevolg
van deze benoeming niet gewenscht in de verordening
het aantal agenten van 90 op 88 te brengen. Anders
zouden er zonder meer twee nieuwe agenten benoemd
kunnen worden.
De Voorzitter antwoordt, dat men in de verordening
gerust 88 in plaats van 90 mag zetten, omdat de feite
lijke toestand er niet door verandert, want er zijn slechts
82 agenten in dienst en dat blijft voorloopig zoo. Zijn
er meer noodig, dan komt zulks bij de begrooting tot
uiting.
De heer De Boer (weth.) komt ter vergadering.
De heer Posthuma wist, dat er minder agenten waren
dan de verordening vermeldt en juist omdat het niet
hindert, was het beter in de verordening het aantal
agenten op 88 te brengen.
De Voorzitter begrijpt niet waarom. Of er nu 90 of
88 in de verordening staat, de Raad moet immers even
tueel op de begrooting voor meer dan 82 agenten salaris
uittrekken. Als b.v. voor 1940 zou worden voorgesteld
84 agenten aan te stellen, dan heeft de Raad daarover bij
de begrooting te beslissen. Voor 1939 blijft de toestand
echter zooals nu. Het gaat er hier om, de twee agenten,
die al jaren recherchedienst doen, nu ook het salaris
daarvoor te geven.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Aan de orde is wederom punt 7 (bijlage no. 162).
De heer De Boer (weth.) zegt, dat de gemeente zoo
niets aan dezen grond heeft. Thans wil Rauwerda dezen
koopen om het daarvoor gelegen pand te kunnen ver
bouwen. Met het maken van een plan heeft hij gewacht
totdat hij zeker wist, dat hij den grond kreeg, maar
verbouw is zijn bedoeling. B. en W. achten 7.
acceptabel en meer zal niet te bedingen zijn.
Den heer Praamsma verheugt het, dat verbouw de
bedoeling is, maar is het niet beter als voorwaarde te
stellen, dat binnen een jaar tot nieuwbouw moet zijn
overgegaan Daar zal niets op tegen zijn, nu zulks ook
Rauwerda's bedoeling is.
De heer De Boer (weth.) acht een dergelijke voor
waarde overbodig, omdat Rauwerda er belang bij heeft
zijn perceel zoo spoedig mogelijk te verbouwen. Anders
heeft hij niets aan dezen grond.
De heer Praamsma heeft gaarne zekerheid, dat de
toestand daar zoo spoedig mogelijk wordt verbeterd en
stelt voor
„Ondergeteekende stelt voor te lezen achter ,,vrij
op naam," ,,met verplichting binnen één jaar tot
nieuwbouw over te gaan.".
De Voorzitter betwijfelt, of zoo n bepaling in een
civiel-rechtelijk contract thuis hoort. Spr. kan zich met
de gedachte van den heer Praamsma wel vereenigen en
als de Raad daarmede instemt, zou men Rauwerda de
perceelen misschien voor een jaar in handen kunnen
geven en ze terug nemen als niet tot verbouw is over
gegaan.
De heer IJtsma zegt, dat het den heer Praamsma om
de verbetering ter plaatse gaat. Spr. meent nu, dat
zulks kan worden bereikt, door B. en W. te verzoeken,
de verkoopvoorwaarden zoo te redigeeren, dat de ge-
wenschte verbetering binnen een jaar moet zijn aan
gebracht. De heer Praamsma trekke dan zijn voorstel in.
De heer Van der Geest meent, dat het voorstel-
Praamsma zoo niet aanvaard kan worden, omdat daarin
niet staat, dat ook het bestaande pand moet worden
vernieuwd. Nieuwbouw op de verkochte perceeltjes zou
nog geen verbetering van den toestand ter plaatse
beteekenen.
De heer Buiël ziet niet in, dat in een publiek-rechtelijk
contract een dergelijke verplichting niet kan worden
opgenomen. Bij uitgifte in erfpacht worden toch ook
bepaalde eischen aan de woningen gesteld.
Den Voorzitter lijkt het het beste te bepalen, dat de
overeenkomst ontbonden wordt, als niet binnen een jaar
tot nieuwbouw ten genoegen van B. en W. is over
gegaan. De mogelijkheid bestaat echter, dat deze per
ceeltjes bij verbouw open grond moeten blijven.
De heer BuiëlLaat men zeggen verbouw op be
hoorlijke wijze, anders van rechtswege ontbinding met
afstanddoening van art. 1302 B.W., tweede lid.
De heer Posthuma zegt, dat het ongegadigden grond
betreft, welke een behoorlijke bestemming kan krijgen.
Rauwerda kan het gebruiken als tuin bij het te ver
bouwen perceel en daar hij zich in die richting tegen
den wethouder heeft uitgelaten, kan het voorstel van
B. en W. worden aangenomen.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat een voorwaarde,
als de heer Praamsma bedoelt, bij uitgifte in erfpacht
nooit wordt gesteld. De grond kan thans productief
worden gemaakt. Waarschijnlijk zal het voorpand
worden verbouwd en de onderhavige grond onbebouwd
blijven. De Raad bepale dus niet, dat dit terrein be
bouwd moet worden, en bemoeie zich niet te veel daar
mede.
De Voorzitter wil de gedachte van den heer Praam
sma als in diens voorstel bedoeld, in stemming brengen.
Bij aanneming zullen B. en W. trachten een juiste re
dactie te vinden.
Het voorstel-Praamsma wordt met 21 tegen 8 stem
men, die van de heeren Praamsma, Molenaar, Algera,
Feitsma, IJtsma, mevr. Van DijkSmit, de heeren
Stobbe en Wiersma, verworpen,
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Aan de orde is thans punt 9 (bijl. no. 164).
De heer Turksma zegt, dat B. en W. met dit voor-