176 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1938. vorige gelegenheden altijd genegen te zijn geweest de onderwijsorganisaties er in te kennen en zij zal ook ditmaal, als het haar noodzakelijk lijkt, daaraan denken. Er is gezegd, dat het beter ware mej. Kuipers en de heer Olij op wachtgeld te stellen en daarna aan te stellen aan de u.l.o. school, maar daar het u.l. onderwijs tot het lager onderwijs behoort, en deze leerkrachten een aanstelling bij het l.o. hebben, was het alleen een vermindering van lesuren en konden B. en W. niet anders handelen. Zij hebben echter wel degelijk reke ning gehouden met de belangen van betrokkenen. Sub I Ontwerp A wordt met alg. stemmen onveran derd vastgesteld. De heeren Posthuma en Van der Geest willen geacht worden te hebben tegengestemd. Ontwerp B wordt met alg. stemmen onveranderd vastgesteld. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. sub II en III. Punt 6 (bijl. no. 178). De heer Wiersma wil over dit punt niet veel zeggen, omdat er toch wel niets aan het standpunt van hoogere instanties zal zijn te veranderen. Het bevreemdt hem, dat geen advies van het G.O. is overgelegd. Hij heeft de besprekingen daar meegemaakt en weet, dat het geheele G.O. hoopte, dat het B. en W. zou gelukken deze zaak te voorkomen. Het is echter niet de eerste keer, dat de Raad gedwongen wordt iets te aanvaarden, doch door deze wijziging worden de verschillen in de, toch al niet in allen deele juiste loonschalen, tè schriller, en het beetje verband, dat er nog was, wordt nu radi caal verbroken, door één groep met 2.per week te verlagen. Het spijt spr. dat B. en W. er niet in ge slaagd zijn, dit te keeren. Met alle waardeering overi gens voor hun standpunt t.o.v. de tonnenverwisselaars, zou spr. ook den eenen praamlader daaronder willen laten vallen. Op de begrooting staan wel 2 praamladers genoemd, maar de eene is een praamlader-visscher, die practisch niets aan praamladen doet, doch steeds ander werk heeft. Het praamladen moge lichamelijk niet zoo zwaar zijn als het tonnenverwisselen, het eischt vak kennis, zoodat men niet iedereen tewerk kan stellen, zonder de zaak te schaden en verwarring te stichten. Spr. vraagt B. en W. den Minister te verzoeken ook den praamlader in loongroep III te handhaven. Zou het, nu de bestaande verhoudingen in de loon- groepen uit elkaar worden getrokken, geen tijd worden via het G.O. de onderlinge groepenindeeling nader te bezien, met inachtneming van het totale bedrag, dat aan loonen wordt uitbetaald Hoogere instanties eischen een bezuiniging van 2500. B. en W. komen met 900.doch als er absoluut bezuinigd moet worden, dan had spr. liever gezien, dat het geheele personeel een evenredige ver laging had ondergaan hoewel spr. daar anders tegen zou zijn inplaats van een bepaalde groep 2.per week te korten. De heer Van der Schoot sluit zich bij den heer Wiersma aan. Het doet eigenaardig aan, dat de Minister zoo maar aangeeft, wat een bepaalde categorie arbeiders moet verdienen. Het is hem sympathiek, dat B. en W. trach ten het loon van de tonnenbezorgers te handhaven, doch het bevreemdt, dat praamladers en tonnenspoelers op één lijn worden gesteld. Het werk van een praam lader toch is verantwoordelijker dan dat van een ton- nenspoeler en spr. zag ook den praamlader alsnog graag in loongroep III gehandhaafd. Waarom moeten de bezuinigingen altijd den kleinen man treffen Als er bezuinigd moet worden, dan over de geheele linie en liefst van boven af, die het beter kunnen missen. De heer Turksma zegt, dat B. en W. t.a.v. de tonnen verwisselaars niet aan den wensch van den Minister willen voldoen. 14 December achtte deze in het huidige stadium van behandeling geen voldoende termen aan wezig van die voorwaarde terug te komen, doch in de uitdrukking huidige stadium ligt, aldus spr., ruimte voor de mogelijkheid, dat de Minister alsnog aan den wensch van B. en W. zal voldoen. Daarom zal de Raad goeddoen, althans te probeeren die loonsverlaging niet doorgevoerd te krijgen. Spr. herinnert er aan, ook B. en W. reeds in over weging te hebben gegeven of hergroepeering der loon schalen bij de verschillende bedrijven niet gewenscht zou zijn. De heer Wiersma, en misschien ook anderen, onderschrijven dien wensch. Spr. meent, dat de groep, die bij de Reiniging zwaren arbeid verricht, hooger beloond moet blijven, maar dat er meer groepen zijn. welke in verband met capaciteiten, enz. en in verge lijking met andere categorieën, onjuist beloond worden. De heer Praamsma zegt den heer Van der Schoot, dat de Minister heusch niet uit de lijst van het personeel lukraak één groep gaat verlagen, maar blijkens het rapport-Schouten wordt onderscheid gemaakt tusschen geschoolden en ongeschoolden en voor tonnenverwis selaars en -spoelers acht de Minister ongeschoolden, niet-vaklieden, voldoende. Gezegd moge worden, dat B. en W., zoowel mon deling als schriftelijk, hun uiterste best hebben gedaan te bereiken, wat te bereiken was, doch de Minister huldigt nog hetzelfde standpunt. Men kan zulks minder prettig vinden en hierin een uiteenwrikking van de loongroepen zien, Leeuwarden zal het moeten accep teeren. De heer Van der Schoot vroeg waarom moet de kleine man hiervan weer de dupe worden Als deze de stukken goed had gezien, had hij geweten, dat de kopdienst een opzichter moet missen en een andere opzichter lager moet worden gesalarieerd; een bezui niging in totaal van 2300.terwijl op het lagere per soneel van 100 man 880.wordt bespaard. Spr. c.s. meenen, dat het voorstel moet worden aan genomen en durven B. en W. het aan, de tonnenbe zorgers alsnog niet voor verlaging voor te dragen, op grond van 's Ministers schrijven van 14 December? Spr. gelooft, dat zulks op grond van het werk, dat deze tonnenbezorgers doen, het zwaarste werk, kan worden aangetoond en omdat, blijkens het slot van dien brief de Minister zich van verdere beoordeeling onthoudt, zoolang de Raad geen oordeel heeft uitgesproken, wil spr. gaarne uitspreken, van ganscher harte te hopen dat in ieder geval de tonnenverwisselaars geen ver laging zullen ondergaan. Als men deze groep in de lie loongroep brengt, staat het te bezien, of bij het bedrijf voldoende menschen zullen worden gevonden om het tonnenverwisselen te doen. Op die gronden moeten B. en W. het loon der tonnenbezorgers handhaven. De heer Van Kollem heeft met genoegen de heeren Wiersma en Van der Schoot gehoord en is verheugd dat de heer Praamsma niet heeft gezegd wat geeft nu al dat geredeneer. Ook hier blijkt, dat het wel eens goed is zijn meening te zeggen, ook al is men overtuigd dat het vechten tegen de bierkaai is. Het Reinigingsbedrijf mag met eere onder de bedrij ven worden genoemd; het wordt economisch beheerd en ondanks de geweldige stadsuitbreiding, zijn de kosten niet opgevoerd. Spr. onderschrijft wat de heer Praamsma t.a.v. de tonnenbezorgers heeft gezegd. Dit is inderdaad een bezuiniging spr. wil niet zeggen, welke niet te pas komt, want er komen zooveel bezui nigingen niet te pas die de vergelijking met andere bezuinigingen niet kan doorstaan. Juist deze afdeeling van het bedrijf vereischt veel inspaninng, terwijl er Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1938. 177 groote moeilijkheden kunnen ontstaan als deze groep gelijkgesteld wordt bijv. aan de tonnenspoelers. Aangezien de gemiddelde leeftijd van de werklieden der gemeentereiniging reeds 52 is, doordat geen nieuw personeel mag worden aangenomen, loopt men gevaar, dat allen werk ambiëeren, dat niet zulke hooge eischen stelt dan het tonnenbezorgen. Spr. gaat met B. en W. mee. De heer IJtsma zag niet gaarne, doordat de heer Wiersma zegt. dat het beter was geweest, de loonen van alle werklieden van de Reiniging te korten, dat onder de werklieden de meening post vatte, dat B. en W. maar een bepaalde groep hebben uitgezocht, terwijl zij het over allen hadden kunnen verdeelen. Zoo is de zaak B. en W. echter niet voorgelegd en deze verlaging is hun voorgeschreven. Mevrouw Van DijkSmit gaat met het voorstel van B. en W. mee. Zij voelt in het feit, dat men een be paalde categorie van het Reinigingspersoneel een loons verlaging wil laten ondergaan, een onbillijkheid. Bo vendien verricht deze groep zwaar werk. De heer Posthuma verwachtte van den Minister niet anders, dan dat hij alleen het lagere personeel zou treffen. Het verheugt hem echter, dat diens partijgenoot de heer Van der Schoot er anders over denkt. Het is wel degelijk 's Ministers opzet om het lagere personeel te treffen, terwijl bovendien zoo weinig mogelijk vast personeel mag worden aangesteld. Bij de gemeente moeten, evenals bij het Rijk, arbeidscontracters worden aangesteld in plaats van vast personeel. Spr. zal tegen het voorstel van B. en W. sub I stemmen. De heer Balk zegt, dat van het hoogere personeel alleen enkele personen worden getroffen. De heer Wiersma voelt voor algemeene herziening van de loongroepen, maar, aannemende, dat de Minis ter het niet aandurfde de loonen van het overige Reini gingspersoneel te verlagen, neemt spr. ook aan, dat hij die loonen juist acht, en dan kan spr. niet begrijpen, dat de loonen van de tonnenbezorgers moeten worden verlaagd. Men kan in Den Haag gemakkelijk een III in een II veranderen, maar het werk dat deze menschen doen, wettigt de belooning van thans. De heer Van der Geest wil vasthouden aan het tegenwoordige loon der tonnenbezorgers. Deze toch hebben het zwaarste werk en eerder zou over ver hooging moeten worden gesproken. De heer De Boer (weth.) is verheugd, dat geen der spr. B. en W. hebben bestreden in hun bezwaar tegen verlaging van de loonen der tonnenbezorgers. Inder daad zijn in sommige plaatsen de tonnenbezorgers in een lagere loongroep geplaatst, maar bijv. in Zwolle dragen twee personen een ton, wat hier één persoon doet. Een vergelijking gaat dus niet op. Den heer Wiersma antwoordt spr., dat het rapport van het G.O. aan B. en W. is overgelegd. In bedoelde vergadering werd medegedeeld, dat B. en W. zich tot den Minister zouden wenden om te trachten de loonen van de tonnenbezorgers te handhaven. Aldus ge schiedde en aanvankelijk hoopten B. en W., dat de Min. hun standpunt deelde. Zij kregen sterk den in druk, dat deze wel gevoelde voor hun argumenten, maar voor deze aangelegenheid heeft men met verschil lende departementen te maken en deze zijn het niet altijd eens. Nu meenen B. en W. echter uit het ant woord te kunnen opmaken, dat er nog eenige kans is, dat de zaak terecht komt. De brief was tenminste niet zeer positief en daarom meenen B. en W. dat nogmaals een poging moet worden gedaan deze verlaging te weerhouden. Wat een algemeene herziening van de loongroepen betreft, het Centraal Orgaan, dat het Alg. Ambtenaren reglement zoo goed als klaar heeft, is van plan door te werken en dan komen de loongroepen ook aan de orde. Eenige jaren geleden echter bij de loonsverlaging van 10 zijn alle loonen door den Minister, zonder opmerkingen, goedgekeurd, waarbij ook de groepeering onder oogen is gezien. Natuurlijk beteekent zulks niet, dat de groepeering altijd zóó moet blijven, maar laat men eerst de resultaten van het Centraal Orgaan af wachten. De heer Van der Schoot heeft geen antwoord ge kregen over het op één lijn stellen van praamladers en tonnenspoelers. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat de tonnen bezorgers zeer zwaar werk doen en daarom achten B. en W. handhaving in de Ille loongroep gewenscht, doch dit argument kunnen zij niet voor de praamladers en tonnenspoelers laten gelden. De groepeering der loonschalen is indertijd zoo vast gesteld en het is niet gemakkelijk daarin veranderingen te brengen de Minister moet daarin gekend wor den al achten ook B. en W. de verschillen tusschen de loonen niet altijd gemotiveerd. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. sub I (de heeren Posthuma en Van der Geest willen geacht worden te hebben tegengestemd) en sub 2. Punt 7. De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt: 1. mr. A. A. M. van der Meulen 2. mr. C. H. Beekhuis Jr. De heeren Hooiring en Feitsma vormen het stem bureau. Benoemd wordt mr. Van der Meulen met 24 stem men (3 bilj. van onwaarde en 1 blanco). Punt 8 (bijl. no. 182). De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt vac.-Sligting 1. mej. M. A. B. Sligting 2. mevr. B. SchaapmanTilma vac.-mr. Heijmeijer 1. mr. J. B. J. Heijmeijer; 2. R. Th. A. Bisschop vac.-Grondsma 1. G. Grondsma 2. W. van Eyck van Heslinga. De heer Feitsma noemt in de vac.-Sligting als can didate mevr. Van RaayRonhaar. Benoemd worden mevr. Van RaayRonhaar met 19 stemmen (Sligting 9 stemmen), mr. Heijmeijer en G. Grondsma met alg. stemmen. Punt 9. De aanbevelingen van het bestuur luiden als volgt vac.-Braaksma 1. M. Braaksma 2. J. Bekius 3. J. de Bruin vac.-mevr. EriksEgberts 1. mevr. E. EriksEgberts; 2. Helder—Rutgers 3. MichellGutschmidt. Benoemd worden M. Braaksma met alg. stemmen en mevr. EriksEgberts met 26 stemmen (mevr. MichellGutschmidt 2 stemmen).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1938 | | pagina 3