46 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 Januari 1939.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 31 Januari 1939.
is en omdat het een speelweide is, maar waarom mag
de Raad niet volledig weten, wat er aan de hand is
Is het bestuur bij B. en W. geweest en heeft het ge
vraagd, of de gemeente een speelweide wilde aanleggen
of zijn de plannen i.z. een speelweide „Jong Leven" ter
oore gekomen en zijn zij toen naar B. en W. gegaan
Daarbij komt, dat het een organisatie kan zijn, zóó,
dat een bepaald deel der ingezetenen zijn kinderen niet
onder haar hoede wil stellen. De Raad moet zijn inlich
tingen niet van de heeren Muller en Van der Geest
krijgen, maar officieel en volledig van B. en W„
anders zijn B. en W. in gebreke.
De heer Van der Geest zegt, dat het de schuld van
den heer Posthuma zelf kan zijn, dat hij niets van „Jong
Leven" weet.
In het Oosten der stad is een vereeniging, welke
beoogt de kinderen van de straat te brengen naar een
terrein om hen daar bezig te houden. Zij is aangesloten
bij de Ned. Unie v. speeltuinorganisaties, en wil de
kinderen ook nog leerzaam bezig houden. Spr. heeft
niet geschroomd lid daarvan te worden, wat ook de
heer Posthuma had kunnen doen, die dan beter op de
hoogte zou zijn geweest. Deze vereeniging nu vroeg
B. en W. indertijd speelterrein beschikbaar te stellen
in het Oosten der stad. Echter was toen geen terrein
beschikbaar. Het ligt voor de hand, dat B. en W„ nu
er aan den Ouden Lekkumerweg een speelweide zal
worden aangelegd, de ver. „Jong Leven" ter wille zijn
en met haar in overleg zijn getreden. Dat deze bereids
speelwerktuigen heeft besteld, houdt ook verband met
haar verzoek om voor dezen zomer aan Oldegalileën
een speelterrein af te staan. Kunnen B. en W. daaraan
voldoen
De heer Rom Colthoff heeft ernstig bezwaar tegen
den gedachtengang van den heer Muller, dat B. en W.
met „Jong Leven" in zee zullen gaan, die reeds allerlei
maatregelen heeft genomen. (De Voorzitter: Daar weet
ik niets van.).
Zooals B. en W. de zaak voorstellen, kan de Raad
niet anders begrijpen, dan dat de bedoeling is een speel
weide aan te leggen en dat verschillende vereenigingen
gelegenheid zullen hebben daarvan gebruik te maken.
Welke wordt aan B. en W. overgelaten. Thans wordt
echter, als de Raad het voorstel aanneemt, besloten
alleen met „Jong Leven", die den Raad door het be
stellen van materialen in een dwangpositie heeft ge
bracht, in zee te gaan. Spr. is voor den aanleg van een
speelweide, mits andere vereenigingen niet van exploi
tatie worden uitgesloten.
Mevr. BusscherSjerp zegt, dat de Vrijz. Dem. een
speelweide meer in het centrum der stad hadden gewild
en het nooit de bedoeling is geweest een terrein te
krijgen voor een bepaalde organisatie. Spr. had het
liefst, dat elk kind er op kon spelen, ook dat, waarvan
de ouders de contributie niet kunnen betalen, of, om
welke reden ook, niet lid willen worden.
De heer Botke (weth.) zegt, dat alleen is gevraagd
of in de centrale werkplaats een draaimolen en glijbaan
zouden kunnen worden gemaakt, waarvoor den Minister
goedkeuring is gevraagd. Eerst als de zaak vasteren
vorm heeft en de Minister zich er mee accoord verklaart,
wordt er misschien mee begonnen.
De heer Praamsma zegt, dat de Raad inderdaad her
haaldelijk op beter speelgelegenheid heeft aangedrongen,
doch zijn fractie nimmer heeft gedacht aan een dergelijke
speelweide zij dacht, dat de speelpleinen bij de scholen
daarvoor konden worden gebruikt, wat misschien niet
voor verwerkelijking vatbaar is, en in verband daar
mede is spr. van dezen prijs voor één speelweide eenigs-
zins geschrokken. Niet beantwoord is zijn vraag of het
niet mogelijk is deze speelweide minder kostbaar te
maken. Het is niet waar, dat de Raad niets weet van
de onderhandelingen met „Jong Leven". De Dir. van
G.W. toch schrijft, dat de plaats van de speelweide
verband houdt met het verzoek van de speeltuinver.
„Jong Leven". N.a.v. dat verzoek heeft men contact
met haar gezocht. Ook was er een rapport van den Dir.
van G.W. over een speelterrein in de Marnixstraat, dus
zijn er meer plannen geweest. Spr. heeft geen bezwaar
tegen exploitatie door „Jong Leven", mits ieder van die
vereeniging lid kan zijn, zoodat de speelplaats ten alge-
meene nutte wordt gebruikt. Dat „Jong Leven" lid is
van de Unie van speeltuinorganisaties, die in Groningen
6 tot 8 speeltuinen heeft en haar sporen reeds heeft
verdiend, maakt de zaak zooveel breeder.
Over den prijs wordt spr. gaarne nader ingelicht.
De heer Muller acht het overdreven te zeggen, dat
B. en W. weinig inlichtingen hebben verstrekt. Spr. is
geen lid van „Jong Leven" en weet er niets meer van
dan de heer Posthuma, maar had het woord gevraagd
uit vrees, dat men, als de speelweide klaar is, een andere
vereeniging zou oprichten om die er tusschen te schui
ven, terwijl reeds met „Jong Leven" overleg is gepleegd.
Het lag voor de hand, dat B. en W., meenende, dat.
als een speelweide werd gecreëerd, een bona fide ver
eeniging het beheer daarover moest hebben, met „Jong
Leven", als zijnde de eenige vereeniging in Leeuwarden
op dit gebied, besprekingen heeft gevoerd.
De heer Turksma verzoekt B. en W„ als dit voorstel
wordt aangenomen, zich goed te oriënteeren omtrent
het karakter der vereeniging, opdat het zeker zij, dat
de vereeniging zich op zoo n algemeen standpunt stelt,
dat niemand uitgesloten wordt.
De heer MullerU kunt er lid van worden.
De Voorzitter: Daarvoor moet men ten Noorden van
den Groningerstraatweg wonen.
De heer Muller: De heer Van der Geest woont ten
Zuiden van dien weg.
De Voorzitter: Er zijn enkele leden, die ten Zuiden
wonen.
De heer Turksma acht het van belang, dat niemand,
hoe hij ook denkt en waar hij ook woont, uitgesloten
wordt van het lidmaatschap. Spr. vertrouwt, dat B. en
W. zich daarvan op de hoogte zullen stellen. Men neme
dus het voorstel aan, maar met de door spr. genoemde
restrictie en daarbij sluit spr.'s voorstel aan, om een
vertegenwoordiger van de gemeente in het bestuur te
benoemen.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat in den Raad
meermalen is besproken de noodzaak van het beschik
baarstellen van speelterrein. B. en W. hebben gezegd
daaraan te willen medewerken, als b.v. een vereeniging
het beheer op zich neemt. Nu heeft „Jong Leven" zich
tot B. en W. gewend om een speelterrein op een andere
plaats dan de nu voorgestelde. B. en W. konden daar
aan niet medewerken, waarop zij het thans voorgestelde
terrein hebben uitgekozen. Dat zij grond wenschten ter
beschikking te stellen voor een speelterrein was mede,
omdat dit een object voor werkverschaffing is.
De Voorzitter van „Jong Leven" heeft geconfereerd
met den wethouder en is in de vergadering van het
College geweest, maar verdere besprekingen hebben
niet plaats gehad en er is geen sprake van een overeen
komst. Het College weet niets van werktuigen, welke
besteld zouden zijn. Als de Raad tot aanleg besluit, dan
zal nader met deze vereeniging worden overlegd en
zullen voorwaarden worden gesteld en een overeenkomst
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 Januari 1939. 47
Voortzetting der vergadering op Woensdag 1 Februari 1939.
opgemaakt. Wenscht de vereeniging deze te aanvaarden,
dan krijgt zij het terrein in beheer, zoo niet, dan komt
zij niet in aanmerking.
De Voorzitter wil de discussies sluiten. Als de Raad
tot aanleg besluit, zal spr. er zeker niet voor zijn het
terrein publiek voor vereenigingen te huur te zetten.
Doch de verhuring komt nog in den Raad en dan komt
het voorstel-Turksma (IV) i.z. vertegenwoordiging der
gemeente ook ter tafel.
Natuurlijk is deze speelweide voor de kinderen uit
het Oosten der stad, te meer, als een vereeniging daar
in de buurt haar beheert, en bovendien is zij voor de
geheele stad toch onvoldoende. Misschien is het mogelijk
in het Westen en Noorden der stad in de toekomst ook
speelweiden te krijgen, als ten minste een soort plaat
selijke wijkvereeniging het beheer op zich wil nemen.
Als „Jong Leven" aan de eischen voldoet, is spr. be
reid met die vereeniging in zee te gaan voor een zeker
aantal jaren en de Raad kan dan de noodige voorwaar
den stellen, b.v. vertegenwoordiging van de gemeente
in het bestuur.
De heer Buiël ziet ook na de toelichtingen geen aan
leiding met deze bepaalde vereeniging in zee te gaan.
Weten B. en W„ of er nog andere vereenigingen zijn?
Spr. wil volkomen vrij zijn t.a.v. een eventueel latere
verhuring.
De Voorzitter antwoordt, dat een tweede kwestie is,
hoe ruim de buurt, waarvoor deze speelweide dient,
genomen moet worden. De vereeniging zou b.v. den
Dokkumertrekweg als grens kunnen nemen, maar de
Raad kan zeggen, dat dit b.v. de Bleekerstraat moet
zijn. Ook spr. ziet weer het gevaar, dat in een buurt
twee concurreerende vereenigingen ontstaan, naar ge
lang van politieke richting, stand of geloof, doch wil
een buurt genot van de speelweide hebben, dan moet
men zich met elkaar verstaan en gemeenschappelijk van
de speelplaats gebruik maken. Men kan in één wijk toch
geen twee speelterreinen van 20.000.- maken
Als B. en W. voorstellen het terrein aan „Jong Leven"
te verhuren en de Raad heeft bepaalde bezwaren, dan
kan hij zeggen, hoe hij het wil hebben.
De heer Rom Colthoff is, gehoord hebbende, dat
alleen kinderen uit die bepaalde wijk de speelplaats
kunnen gebruiken, zoodat de Raad verplicht is later in
andere deelen der stad ook speelweiden aan te leggen,
tegen het voorstel, om zich voor de toekomst niet te
binden.
Volgno. 233b wordt met 25 tegen 2 stemmen, die
van mevr. Van DijkSmit en den heer Rom Colthoff,
onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 233c—236 worden onveranderd vastgesteld.
Na vaststelling van de verschillende volgnos. van de
Inkomsten van den Kapitaaldienst wordt de geheele
begrooting met alg. stemmen aangenomen.
Te 12.15 uur voorm. wordt de vergadering geschorst.
Op Woensdag 1 Februari, te 8 uur nam., wordt de
vergadering voortgezet.
Tegenwoordig 26 leden.
Afwezig de heeren Van der Schoot, Posthuma en
Molenaar en aanvankelijk de heer Meek.
Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het
GRONDBEDRIJF.
De Voorzitter stelt hierbij aan de orde het voorstel-
Buiël-Praamsma-Rom Colthoff, luidende
(VII) „De Raad der gemeente Leeuwarden
spreke zich uit den erfpachtscanon voor uit te geven
gronden te berekenen naar 4 van den grondprijs.".
B. en W. stellen voor dit verzoek naar hen om prae-
advies te zenden.
De heer Buiël vraagt, of praeadvies noodig is. De
Mem. v. A. en het rapport van den Dir. van G.W. zijn
feitelijk al een praeadvies, zoodat de Raad voldoende
op de hoogte is. Bij de begrootingsbehandeling komt
deze zaak het beste tot een beslissing en spr. ziet geen
reden het voorstel niet aan te nemen. B. en W. komen
toch met voorstellen om de nieuwe erfpachten te ver
lagen en als zij meenen, dat voor deze een hooger per
centage dan 4 moet gelden, dan kunnen zij het dus dan
zeggen. Spr. wil stemming, tenzij B. en W. verklaren
voortaan met 4 rekening te zullen houden.
De Voorzitter zeide, dat de erfpacht een kwestie is
van nemen of niet nemen. De waarde daarvan begrijpt
spr. niet geheel. Al is het „nemen of niet nemen", daar
mede is niet gezegd, dat de canon met de eischen des
tijds overeenkomt. Verlaging zou een cadeautje aan
enkelen zijn, aldus de Voorzitter. Dat komt herhaal
delijk voor; de pachtverlaging b.v. beschouwt men toch
ook niet als een cadeautje aan enkelen, maar als een
tegemoetkoming wegens veranderde omstandigheden.
De bestaande erfpachtsrente is hooger dan men in dezen
tijd mag verwachten.
Weth. De Boer zeide, det de grond aan de Leeuw-
rikstraat b.v. heel spoedig was uitgegeven tegen een
heel goeden prijs (weth. De Boer: Heel schappelijken
prijsmaar om de braakliggende terreinen aan
den Kanaalweg komt nooit iemand en naar spr. meent
gehoord te hebben, raakt men die gronden voor dezen
canon ook nooit kwijt.
Spr. is het grootendeels met het rapport van den Dir.
van G.W. eens, maar deze heeft niet op den maat-
schappelijken kant der erfpachtskwestie gewezen. Nu
het velen zaken door straatbelasting e.d. slecht gaat,
moet men in dezen tijd streven naar verlaging van kos
ten, en erfpachtsverlaging acht spr. een maatschappelijk
belang. Bij den bouw van de 75 arbeiderswoningen is
de grond niet in erfpacht uitgegeven, omdat de huurprijs
dan lager werd. En men zal dan ook geen bezwaar
tegen verlaging van den canon hebben, als men daar
door tot lagere huurprijzen zal komen.
Al maakt spr. zich geen overdreven voorstelling van
de verlaging, welke zal gelden van toekomstige erf
pachten, toch hoopt hij, dat de Raad dit voorstel, dat
voor toekomstige bouwers van belang kan zijn, die
anders goedkooper op eigen grond kunnen bouwen, zal
aanvaarden.
De Voorzitter zegt, dat het alleen over praeadvies
i.z. het voorstel-Buiël gaat.
De heer IJtsma meent, dat het een zeer ingewikkelde
zaak is, welke aan alle kanten bestudeerd moet worden,
alvorens men kan oordeelen. Het voorstel-Buiël is fei
telijk niet anders dan een technische kwestie, omdat,
als de canon wordt verlaagd, de grondprijs moet worden
verhoogd. Zulks zal echter een wijziging brengen in den
geheelen opzet van het Grondbedrijf. Wil men, dat er
voordeeliger kan worden gebouwd, dan geve men den
grond goedkooper uit in plaats van den canon te ver
lagen. Spr. gaat hier verder niet op in, omdat een gron
dige voorbereiding noodig is.
De heer Praamsma vindt dit niet zuiver een tech
nische kwestie, waaruit groote veranderingen van het
Grondbedrijf zullen voortvloeien. Het gaat alleen over
de uit te geven gronden, om den canon daarvan iets
in overeenstemming te brengen met de tegenwoordige
rente. Als B. en W. het noodig vinden deze kwestie
alsnog te bestudeeren, zal spr. zich niet tegen praeadvies