14
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 Januari 1939.
laten deelnemen. Daartegenover zullen andere ouders
het toejuichen, wier kinderen voor het naar school gaan
niet flink kunnen eten of thuis de melk er niet gemak
kelijk in krijgen. Voor deze kinderen zal misschien gel
den zien drinken, doet drinken.
Het melkdrinken op school beteekent meer werk voor
de onderwijzers, maar spr. is overtuigd, dat dezen
hieraan graag zullen medewerken.
Het brengt geen kosten voor de gemeente mee, daar
de ouders de melk zelf betalen; ook daarom lijkt spr. een
nieuw onderzoek zeer gewenscht.
Het verheugt spr., dat B. en W. den toestand van
het gymnasium thans zoodanig achten, dat vernieuwing
of verbetering noodig is. Spr. hoopt, dat zij het onder
zoek in dezen zoo zeer verhaasten, dat den Raad
spoedig definitieve plannen zullen bereiken, gezien de
moeilijkheden om de leerlingen in de beschikbare ruimte
onder te brengen.
De passage in bijlage 130, ,,dat op het gebied van
schoolbanken bij het openbaar lager onderwijs een
schromelijke achterstand bestaat en dat er in deze
scholen 3 a 400 afgekeurde banken in gebruik zijn,
waarvan sommige afkomstig van bijzondere lagere
scholen", heeft spr. zeer getroffen. Hier blijkt m.i. dui
delijk het nadeel van te groote bezuiniging bij de aan
schaffing van schoolmeubelen. Jonge kinderen, aan wier
lichaamsvorming juist de grootste aandacht dient te
worden besteed, zijn gedwongen den geheelen school
tijd door te brengen in banken, niet geschikt om een
goede lichaamshouding te bevorderen en dit klemt nog
te meer, nu het vakonderwijs in de lichamelijke opvoe
ding is afgeschaft. Nog erger is, dat in de openbare
scholen banken moeten worden gebruikt, welke de
bijzondere scholen niet goed genoeg meer achten. Van
gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs is
hier geen sprake meer.
Spr. dringt er op aan de Politieverordening, wat be
treft het strooien door particulieren bij gladheid, streng
te handhaven. Gedurende de laatste sneeuw- en ijs-
periode was de gladheid, vooral in de buitenwijken, zoo
erg, dat het verkeer gevaarlijk was. Voor de buiten
wijken is het ook gewenscht, dat van gemeentewege
de sneeuw op den rijweg wordt opgeruimd of dat er
bij gladheid wordt gestrooid, evenals op de trottoirs,
waaraan geen huizen staan.
Bij de begrooting 1938 werd meer speelgelegenheid
voor de jeugd gevraagd. De bedoeling was in de eerste
plaats bestaande pleinen en gedeelten van plantsoenen
hiervoor open te stellen en daarnaast werd aangedron
gen op beschikbaarstelling van niet te ver buiten het
centrum liggende stukken open grond als speelweide.
Het verheugt spr., dat B. en W. de daarvoor in aan
merking komende schoolpleinen als speelterrein willen
openstellen, indien er voldoende toezicht wordt gehou
den. Hier ligt een nieuw terrein voor het particuliere
initiatief en spr. hoopt, dat de jeugdwerk-organisaties
deze gelegenheid zullen benutten. Den aanleg van een
speelweide aan den Lekkumerweg juicht spr. niet on
verdeeld toe. Zij erkent de groote moeilijkheid om ge
schikte werkverschaffingsobjecten te vinden en de
noodzaak om dergelijke werken uit te voeren, doch
vindt het jammer, dat deze speelweide komt aan de
uiterste grens der gemeente, waardoor kinderen uit het
centrum er weinig of niets aan hebben. En juist voor
hen is een veilige speelplaats het meest noodig, omdat
in het centrum het spelen op straat het gevaarlijkst is.
H.i. was dit bereikt als van den Arendstuin niet een
plantsoen, maar een eenvoudig grasveld was gemaakt,
waar de kinderen konden spelen. Ook betreurt zij het,
dat op de aan te leggen speelweide slechts tegen be
taling mag worden gespeeld. Op een speelweide der
gemeente moest ieder kind, zeker het allerarmste, kun
nen spelen.
In de Comm. voor O.W. heeft spr. verklaard, haar
stem te willen voorbehouden, omdat er in den opzet
h
twijfelachtige factoren waren. Zoo b.v., of, indien het
werk in den oorspronkelijken opzet werd uitgevoerd,
een uitgave van 17.300.aan materiaalkosten, welke
op den Kapitaaldienst zou drukken, verantwoord was.
als er slechts 15.000.aan gesubsidieerde loonen
tegenover stond. Bovendien was niet bekend, of het
onderhoud voor de gemeente was en hoe hoog dit zou
zijn, noch hoeveel de huuropbrengst zou bedragen. Nu
het plan slechts gedeeltelijk zal worden uitgevoerd en
een gunstiger verhouding ontstaat tusschen gesubsi
dieerde loonen en overige kosten en het onderhoud voor
rekening van huurster zal komen, zal spr. haar stem
aan het voorstel geven.
Met de overgelegde exploitatierekening i.z. de jacht
haven kon spr. zich in de Comm. niet vereenigen.
Hierop behoorde voor te komen de aflossing van het
bedrag van 11.000.voor overige kosten, welke uit
den Kapitaaldienst moeten worden betaald. Rekent men
b.v. jaarlijks 1000.voor deze aflossing, dan zal de
exploitatie niet een klein batig saldo geven, zooals de
overgelegde rekening aangeeft, maar een nadeelig saldo,
in ieder geval zoolang deze aflossing plaats heeft. Ook
B. en W. meenen, dat met deze aflossing rekening moet
worden gehouden.
N.a.v. het adres van „Leeuwarder Watersport' stel
len B. en W. nader onderzoek voor, doch den in de
ontwerp-begrooting voorkomenden post aan te nemen
en dat besluit te beschouwen als een bereidverklaring
van den Raad tot het graven van een jachthaven in
werkverschaffing. Spr.'s fractie vereenigt zich daar
mede, als de betreffende zin in de Mem. v. A.„Mocht
de bestudeering van het adres der Leeuwarder Water
sport tot een gewijzigd inzicht of een gewijzigd plan
leiden, dan zullen wij Uw Vergadering daarmede uit
den aard der zaak in kennis stellen en een nader voor
stel doen", wordt gewijzigd in „Na bestudeering van
het adres en overleg met de L.W.S. zullen wij Uw Ver
gadering een nader voorstel doen", opdat de Raad eerst
kennis moet kunnen nemen van de conclusies van B.
en W., alvorens definitief te besluiten hoe en waar de
jachthaven zal worden aangelegd.
Het verheugt spr., dat de door haar gevraagde voor
zieningen bij enkele bewaarscholen de aandacht van
B. en W. hebben.
Volgens B. en W. voldoet de afwatering van de
speelplaats bij school 3 nog aan redelijke eischen. Bij
zwaren regenval komt echter een deel der speelplaats
blank te staan. Het water kan slechts langzaam weg
komen, zoodat de kinderen na een hevige bui den ge
heelen dag binnen moeten blijven, ook bij het mooiste
weer. Willen B. en W. het aanbrengen van een afvoer-
goot overwegen
Spr. stelt, mede namens de heeren Turksma en Meek,
voor
(I) „Ondergeteekenden stellen voor den in het
antwoord van B. en W. voorkomenden zin
„Mocht bestudeering van het adres der Leeuwar
der Watersport tot een gewijzigd inzicht of een
gewijzigd plan leiden, dan zullen wij Uw vergadering
daarmede uit den aard der zaak in kennis stellen en
een nader voorstel doen."
als volgt te wijzigen
„Na bestudeering van het adres van en na overleg
met de „Leeuwarder Watersport" zullen wij Uw
vergadering een nader voorstel doen."."
De heer Stobbe meent niet, zooals de heer Posthuma.
dat de hoogere autoriteiten nog meer moeten worden
afgestraft dan reeds is gebeurd.
Wat de verlaging van den erfpachtscanon betreft,
spr. kent meer waarde toe aan het rapport van den
Dir. van G.W. dan aan de argumentatie van den heer
Posthuma, welke z.i. scheef loopt. Deze wil, daar de
rentestandaard zooveel lager is geworden, ook den
erfpachtscanon verlagen, maar begrijpt hij niet, dat men
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 Januari 1939.
15
dan nog vaker bij den Haag zal moeten aankloppen
De heer Van der Meulen zeide, dat Leeuwarden tot
den bedelstaf is gevoerd, maar slaagde er niet in aan
te geven hoe dat is geschied. Als hij meent, dat van
de R.P. fractie de eerste protesten tegen de aantasting
van de autonomie door de Regeering nog moeten komen,
dan moet hij 's Raads Handelingen over 1934, 1935,
enz. maar eens lezen. Ook de R.P. fractie erkent die
autonomie, doch om haar te handhaven is de thans
gevolgde weg noodig.
Ook spr. heeft waardeering voor wat B. en W.
hebben gedaan voor volkshuisvesting, goede verkeers
wegen en, niet het minst, t.a.v. den bruggenbouw, maar
men vergete niet, dat deze werken pas mogelijk werden
door het Werkfonds. De Regeering heeft hierdoor dus
getoond de gemeenten in de bestrijding der werkloos
heid te willen helpen.
Spr. brengt B. en W. dank voor de uitgebreide toe
lichting bij de begrooting.
Evenals B. en W. er van uitgaande, dat de toestand
van een gemeente pleegt te worden uitgedrukt naar
de som der bijzondere bijdragen, acht spr. hun con
clusie, dat de toestand zich voor 1939 niet ongunstiger
laat aanzien dan over 1938, een schralen troost, en de
opmerking in den Aanbiedingsbrief, dat er „bezwaarlijk
van een voorbijgaande crisis kan worden gesproken",
stelt ons de zuivere, hoewel weinig opwekkende, reali
teit voor oogen.
Ook spr. meent, dat uit deze begrooting blijkt, dat
de uitgaven zich tot het noodzakelijke beperken, al
zullen t.o.v. een enkelen post B. en W. en spr. van
inzicht verschillen over de wijze, waarop en tot welk
doel het bedrag zal worden besteed.
Met B. en W. meent spr. voorts, dat beschouwingen
over het Regeeringsbeleid t.o.v. de gemeenten hier beter
achterwege kunnen blijven. Dergelijke beschouwingen
in Raad en Staten-Generaal hebben duidelijk laten zien.
dat aan de financieele verhouding tusschen Rijk en
gemeenten gebreken kleven, en daar deze materie thans
de aandacht van Regeering en Staten-Generaal heeft,
wachte men af wat uit dit overleg voortspruit.
De zinsnede in den Aanbiedingsbrief, waar sprake is
van „opzettelijk medewerken tot vergrooting der werk
loosheid moge heel wel verdedigbaar zijn. daartegen
over staat, dat ook de Raad zélf, en niet onder hoogen
druk, herhaaldelijk besluiten heeft genomen, waardoor,
zij het niet onmiddellijk, toch in. de toekomst, ontslag
van personeel niet kon uitblijven, zoo b.v. door de j
mechanisatie bij de Reiniging. Drang tot bezuiniging
en besnoeiing van Overheidsuitgaven en rationalisatie
en mechanisatie zullen zeker nog meer ontslag doen
volgen of tewerkstellingen tegengaan. Overigens heeft
men het recht ook de maatregelen der Regeering op
hun juiste waarde te schatten en in het licht te stellen.
Dat alle hulp, van buitenaf geboden, in het belang der
gemeente zou zijn, zou men in verband met een artikel
in het R.K. Dagblad „Ons Noorden" zeer kunnen be
twijfelen. In dit artikel (overgenomen in de Leeuwarder
Courant van 28 December j.l.onder den aanhef „Een
meedoogenlooze voogd hetwelk spr. citeert, ontziet
men zich zelfs niet de voortreffelijkheid van èén lid van
het Kabinet te stellen tegenover de meedoogenloosheid
van twee andere leden uit dat Kabinet. Daarmede wor
den de belangen der gemeenten echter slecht gediend;
wil men de parlementaire instellingen zoo spoedig
mogelijk zien verdwijnen; dan is dit een middel.
T.o.v. de bestrijding der werkloosheid hebben B. en
W. en Raad een zware taak; toenemende werkloosheid
en toenemende moeilijkheden in het vinden van werk-
objecten.
Daar het vooruitzicht bestaat, dat binnenkort een
aantal arbeiders o.a. aan de Lange Negen tewerkgesteld
kan worden, heeft het antwoord van B. en W. op vraag
21 spr. eenigszins teleurgesteld, te meer, waar uit het
adres, waarnaar dat antwoord verwees, blijkt, dat de
L.W.S. reeds geruimen tijd geleden bij B. en W. terrein
vroeg voor uitbreiding van haar jachthaven, welke aan
vrage bleef rusten tot de Kanalenplannen meer defi
nitief zouden zijn. Mede in verband met nog enkele in
het adres aangevoerde bezwaren tegen de bestaande
jachthaven aan de Lange Negen, acht ook spr. het
raadzaam de uitvoering van het werk nog even aan te
houden. Hij zal, alvorens zijn houding te bepalen,
gaarne eenige nadere gegevens ontvangen; momenteel
staat hij eenigszins critisch tegenover het beleid van
B. en W. in dezen.
Voor spr. staat vast, dat verbetering van het Wil-
helminaplein, zal de gemeente de exploitatie voortzetten,
absoluut noodig is en dat dit, gezien de resultaten der
onderhandelingen, slechts kan geschieden binnen het
raam van het totale bedrag voor onderhoud van straten
en pleinen, en op grond van de aan den Raad verstrekte
gegevens meent spr., dat de verbetering uit dien post
gefinancierd kan worden.
Dat thans een postsubsidie Chr. bewaarschool-
onderwijs op de begrooting is gebracht, verheugt spr.,
al ontveinst hij zich niet, dat de eindstreep nog niet is
gehaald
Het verwondert spr. niet, dat B. en W. ook thans
nog kinderbijslag afwijzenhij had evenwel bij de
stukken een minderheidsverklaring verwacht.
Voor hun toezegging, op korten termijn een onder
zoek te willen instellen naar de huisvesting van groote
gezinnen, is spr. erkentelijk, evenals voor hetgeen t.a.v.
de Luchtbescherming onder leiding van den Voorzitter
reeds tot stand kwam of voorbereid wordt. Artikelen
in de pers van mr. R. Pollema en ir. J. W. Albarda
nopen spr. den Voorzitter te vragen, of, bij aanneming
van de voorstellen van Ged. St., wat Leeuwarden be
treft t.o.v. de Luchtbescherming andere wegen moeten
worden ingeslagen.
De heer Meek zal als nieuw Raadslid niet in détails
treden.
Dat B. en W. schrijven moeite te hebben met het
vinden van nieuwe werkverschaffingsobjecten verwon
dert spr., vooral nu de richting van het nieuwe kanaal
bekend is. In de eerste plaats kan thans de Mr. P. J.
Troelstraweg worden verbeterd en roept de kale
Groningerstraatweg dringend om verbetering. Voorts
vraagt spr. een plan tot het leggen van een rioleering
uit te werken. In tegenstelling met B. en W. acht hij
zulks zeer urgent. In een zich moderniseerende stad
hoort het tonnenstelsel niet meer thuis en dat ook de
bevolking in die richting voelt, bewijst het feit, dat er
in 1926 nog 10.712 tonnen waren en in 1937, bij een
bevolkingstoename, nog 9181. Bovendien is dit object
bevorderlijk voor de volksgezondheid, terwijl het groote
voordeel is, dat het veel werk aan ongeschoolden biedt
en veel nawerk geeft. In Apeldoorn is een dergelijk
project in werkverschaffing uitgevoerd en ook voor
een kleine Friesche provincieplaats is een dergelijk plan
gereed, zoodat hoogere instanties een voorstel hiertoe
wellicht gunstig zullen overwegen.
Naar spr. meent zou een klein gedeelte der grachten
wel kunnen worden gedempt. Natuurlijk zal het pro en
contra hiervan goed moeten worden overwogen. Juist
uit waardeering voor het water in het stadsbeeld, wil
spr. er op aandringen in het uitbreidingsplan meer aan
dacht daaraan te schenken. De opzet van het uitbrei
dingsplan lijkt spr. wat te eng en door inlassching van
een flinke gracht met singel zou tevens een pracht
werkobject ontstaan. Een nog grooter werkobject zou
zijn een ruime haven, aansluitende aan het nieuwe
kanaal. De Raad zij niet alleen met een jachthaven
tevreden, maar projecteere een haven, waaraan indus
trieën en opslagplaatsen gevestigd kunnen worden,
dan kan Leeuwarden een stapelplaats van goederen wor
den evenals Groningen, waar men geregeld aan uitbouw
der havens werkt, en waarvoor Leeuwarden zich speci
aal leent, omdat zooveel transport te water plaats vindt.
Het zal gaan als bij de gewone stadsuitbreiding, als de