64 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 Maart 1939.
gehouden, opdat werkelijk sprake is van een ,,up to
date' uitbreidingsplan.
Spr. komt liever thans met deze vragen en aanwij
zingen, dan later wanneer reeds veel werk is gedaan
en hij vraagt, of B. en W. het project nog in deze zit
tingsperiode van den Raad denken aan te bieden.
De Voorzitter antwoordt, dat het plan, dat men op
het oogenblik bewerkt, eigenlijk een omwerking is van
het bestaande plan. De Raad zal weten, dat indertijd
een particulier architect een uitbreidingsplan heeft ge
maakt en alle plannen, hier voor en na behandeld,
waren partieele wijzigingen van dat grondplan. Dat is
eerst door Ged. St. en later door de Kroon verworpen
op enkele ondergeschikte punten.
Het is de bedoeling, dat Gem.werken, aan de hand
van het oude plan. thans een groot, definitief, plan zal
maken, nu bekend is, waar het kanaal komt. Er zullen
al zeer gegronde redenen moeten gelden om het Gem.-
werken niet op te dragen en speciaal gelden uit te
trekken voor een particulier architect. Als het plan klaar
is, zal er natuurlijk wel iemand wat op aan te merken
hebben, maar dat heeft men ook, als een particulier
architect het maakt. B. en W. zijn overtuigd, dat de
Dir. van G.W. capaciteit genoeg heeft om het defini
tieve plan te ontwerpen.
Wat de centrale rioleering betreft, spr. is niet tech
nisch genoeg onderlegd om te beoordeelen of daarop
direct bij het uitbreidingsplan moet worden gerekend.
Doch om een centrale rioleering te krijgen, moet die
toch algemeen noodig geoordeeld worden, nadat de
toestand, zooals die thans is en zooals die zich in de
toekomst zal ontwikkelen, absoluut onvoldoende zou
zijn gebleken. Spr. zal den wensch van den heer Meek
echter aan Gem.werken overbrengen.
B. en W. moeten het plan binnen een jaar indienen
en het zal ook binnen dien tijd geschieden.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punten 13 en 14 (bijl. nos. 27 en 32). Met alg. stemmen
wordt besloten overeenkomstig de voor
stellen van B. en W.
Punt 15 (bijl. no. 33).
De heer Turksma vindt het eigenaardig, daar het
over 3-jaarlijksche afrekeningen gaat, dat hier nog een
afrekening plaats heeft van 1929 af. Dikwijls duren de
afrekeningen buitengewoon lang; zijn bijzondere omstan
digheden daartoe aanleiding of zijn de schoolbesturen
zoo traag? Misschien kan men hen dan daarop wijzen.
De heer Botke (weth.) zegt, dat de schoolbesturen
hun rekeningen niet eerder konden opmaken, omdat de
rekeningen 1934 en 1935 nog niet waren goedgekeurd.
De heer Turksma zegt, dat het gaat over rekeningen
van 1929 en 1931.
De heer Botke (weth.) zegt, dat de gemeenteadmi
nistratie, door verandering van werkwijze, niet heele-
maal bij was. In elk geval ligt het niet aan de school
besturen.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 16 (bijl. no. 34). Met alg. stemmen wordt beslo
ten overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 17 (bijl. no. 28).
De heer Van der Schoot neemt aan, dat deze uit
breiding noodig is, maar is het niet mogelijk het bedrag
niet in één termijn uit het stroomprijsverlagings- en ver
nieuwingsfonds te putten, opdat stroomprijsverlaging
niet uitgesloten worde en de bewoners mee kunnen
profiteeren Ieder toch zou een dergelijk bedrag over
meer jaren verdeelen.
Zal men ook niet spoedig voor meer uitgaven komen
te staan als gevolg van de nieuwe kabels? Spr. meent
te weten, dat er over gedacht wordt het voltage van
127 op 220 te brengen en zullen de inwoners dan niet
op hooge kosten worden gebracht, doordat zij hun elec-
trische apparaten moeten veranderen Ook de winke
liers zullen gedupeerd worden, waarom spr. verzoekt
eventueele plannen dienaangaande spoedig bekend te
maken, opdat zij er bij hun inkoop op kunnen rekenen.
De heer De Bruin bestrijdt dit voorstel niet. De
Directeur is niet over één nacht ijs gegaan en heeft
zich verstaan met terzake deskundigen, die deze uit
breiding ook noodig achten. Een Raadslid kan dus
moeilijk niet-urgentie bepleiten. Voorgesteld wordt de
64.000.ineens uit het uitbreidings-, vernieuwings-
en stroomprijsverlagingsfonds te betalen, welk fonds is
ingesteld bij de vaststelling van het nieuwe contract
met de provincie, toen de winst, in de gemeentekas
te storten, tot 250.000.is gelimiteerd; de meerdere
winst zou in het fonds worden gestort en kon o.m. voor
stroomprijsverlaging worden benut.
In 1937 werd in het fonds gestort 76.666. in 1938
57.567. terwijl voor 1939 39.000.— is geraamd;
voor uitbreiding en vernieuwing werd 25.000.uit
het fonds geput en nu nog 64.000. Spr. zou met
de voorgestelde financiering accoord kunnen gaan, als
de objecten, waarvoor het noodig is, ook van tijdelijken
aard waren en dus snel moesten worden afgeschreven,
maar nu dat niet het geval is, acht spr. het juister de
betaling over meer jaren te laten loopen, waardoor het
bedrijf regelmatiger wordt belast. Door de voorgestelde
financiering toch betalen de tegenwoordige gebruikers
meer voor den stroomprijs dan noodig is. De bedoeling
van het bedrijf moet echter zijn gebruikers zooveel
mogelijk te laten profiteeren van deze geriefelijke licht-,
warmte- en krachtbron, waartoe prijsverlaging het
middel is; en al moeten de uitbreidings- en vernieu-
wingskosten in den prijs worden verdisconteerd, zij
behooren geleidelijk te worden afgeschreven.
Daar over 3 jaren een overwinst is gemaakt van
ruim 170.000.-, kan aan prijsverlaging worden ge
dacht. Omdat zich daarbij tegenvallers kunnen voor
doen, wil spr. het fonds ook daarvoor en niet uitsluitend
voor vernieuwing en uitbreiding gebruiken, al verklaart
spr., mede namens den heer IJtsma, thans geen andere
financiering te zullen voorstellen. Dat nog 45.000.—
in het fonds overblijft en in 1939 er nog ƒ39.000.bij
komt, doet hen over hun bezwaar heenstappen.
Spr. c.s. geven B. en W. echter ernstig in overweging
de tarieven eens onder de loupe te nemen.
Den heer Buiël is het opgevallen, dat de Directeur
het vermeerderde verbruik over 1938 toeschrijft aan de
prijsverlaging. Inderdaad is het belangrijk den stroom
prijs zooveel mogelijk te verlagen, al ligt aan de elec-
triciteitstarieven een zekere protectie van het gas ten
grondslag.
Spr. juicht dit werk als werkverruiming toe, omdat
een belangrijk bedrag wordt verloond, vooral aan be
paalde werklieden, die wel werk noodig hebben. T.a.v.
de financiering is spr. het eenigszins met den heer
De Bruin eens. Het Electriciteitbedrijf heeft bovendien
nog een reserve van 100.000. —en is die niet speciaal
bestemd voor een dergelijke uitbreiding Ook meent
spr., dat de voorgestelde financiering eigenlijk niet
strookt met de overeenkomst met de provincie, want
als hij zich goed herinnert, is het geen uitbreidings- en
vernieuwingsfonds, maar een fonds voor tariefsverla
ging en het opvangen van eventueel bedrijfsverlies. Hij
meent zelfs, dat in het contract heelemaal niet over ver
nieuwing wordt gesproken. In elk geval verdeele men
de 64.000.over meerdere jaren, al is bestrijding uit
de reserve nog beter.
De heer Wiersma heeft de vergadering van de Licht-
comm. niet bij kunnen wonen, doch schriftelijk zijn
meening doen weten. Zooals de heer De Bruin reeds
heeft gezegd, is de Directeur afgegaan op het advies
van deskundigen en het verheugt spr., dat aan de Comm.,
na de zaak grondig te hebben bekeken en na verkregen
inlichtingen, op overtuigende wijze de noodzaak van
het hier voorgestelde is gebleken. Hij sluit zich bij den
heer De Bruin aan.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 Maart 1939.
65
Spr. heeft bovendien schriftelijk aanhangig gemaakt
de kwestie van de financiering. De argumenten van den
heer De Bruin zijn ook die van spr. en alleszins vol
doende. en hij gaat accoord met de houding, door de
S.D. leden in de Comm. aangenomen, dat zij thans van
een voorstel tot een andere financiering afzien, te meer,
daar spr.'s fractie, waar deze zaak ook besproken is,
het er niet precies over eens was. Toch dringt spr. aan
op een betere financiering; misschien doet de heer Buiël,
die er ook voor gepleit heeft, een voorstel
De heer Van der Schoot sprak over de verandering
van het voltage van 127 op 220. Spr. meent, dat de
Directeur dit eerst in 1940 in uitzicht stelt, zoodat het
los van het onderhavige voorstel staat en de Raad later
gelegenheid zal hebben daarover te spreken.
De heer Turksma verklaart, dat hij het volkomen eens
is met B. en W.
Indertijd is gedacht het fonds voor de helft voor ver
nieuwing te besteden en de rest voor stroomprijsverla
ging te beschouwen, en daar in het fonds nog een be
hoorlijk bedrag overblijft en men niet den weg moet
opgaan van alles-op-de-lange-baan-schuiven, mag het
aangewend worden. Hierin zit toch een zeker bedrag
voor vernieuwing, terwijl de perspectieven zoo zijn, dat
opnieuw geld in het fonds zal vloeien. Het heeft dus
geen zin, de voorgestelde werken over een aantal jaren
te financieren en op grond daarvan moeten vernieu
wingen zooveel mogelijk op meer directe wijze worden
bestreden. Spr. heeft in zijn begrootingsrede ook gezegd,
dat er zoo langzamerhand aan gedacht moet worden
om uitgaven, welke op korten termijn bestreden kunnen
worden, ook op korten termijn te bestrijden. Spr. vreest
niet. zooals de heer De Bruin, dat hierdoor stroomprijs
verlaging in het gedrang komt en gelooft, dat, als men
de voorzichtige bedrijfspolitiek, de laatste twee jaren
gevolgd t.o.v. de electriciteitstarieven, blijft volgen, men
op den duur zal komen tot de gewenschte tariefsver
laging. Vasthoudende aan de mededeeling, dat het
fonds voor vernieuwing en stroomprijsverlaging is be
stemd, gaat spr. accoord met de door B. en W. voor
gestelde financiering.
De heer Praamsma sluit zich bij den heer Turksma
aan. Ook hij vindt het voorstel van B. en W. alleszins
behoorlijk gefundeerd en er is niets tegen. De heer
Van der Schoot zegt, dat, daar het fonds door de bur
gerij is opgebracht, het ook de burgerij ten goede moet
komen. Is dit dan niet het geval, als deze vernieuwing
er uit wordt betaald Alles wat in het fonds zit, komt
na langeren of korteren tijd de burgerij ten goede. Spr.
kan zich voorstellen, dat B. en W. zeggen, laten wij
deze vernieuwing uit het fonds betalen, nu het geld dis
ponibel is; dan blijft gedurende 5 jaar steeds 15.000.
per jaar in den gewonen dienst voor stroomprijsverla
ging méér beschikbaar. Spr. acht zulks een zeer gezond
financieel beleid en hierdoor zal men juist sneller komen
tot stroomprijsverlaging. Want spr. gelooft, dat, als
deze vernieuwing op den Kap.dienst wordt gebracht, het
financieele geheel daardoor uiteindelijk zoo n aspect
krijgt, dat stroomprijsverlaging wordt tegengehouden.
Als dit fonds alleen voor verlaging van stroomprijs zou
dienen en men geen rekening hield met uitkomsten van
het bedrijf, dan zou het mogelijk zijn, gedurende enkele
jaren prijsverlaging in te voeren, doch nadien zou de
stroomprijs verhoogd moeten worden. Deze toch moet
gebaseerd zijn op het aspect van het bedrijf en dat moet
zoodanig zijn, dat B. en W. zich gerechtigd achten tot
verlaging. Het ligt toch niet in de bedoeling dit fonds
tot ongekende hoogte op te voeren; het zal inderdaad
moeten dienen tot vernieuwing en tevens stimulans zijn
tot stroomprijsverlaging.
De heer Westra (weth.) zegt, dat de hier besproken
onderwerpen eigenlijk, duidelijkheidshalve, schriftelijk
moesten worden behandeld. Hij roept daarom de cle
mentie in van den Raad en zal althans trachten alles
duidelijk te maken.
Het voorstel tot vernieuwing van het kabelnet is van
den Directeur, nadat deze zich had laten adviseeren
door Prof. Van Staveren, een expert bij uitstek op dit
gebied, en het is dus voldoende gefundeerd.
Financiering uit het stroomprijsverlagings- en ver
nieuwingsfonds heeft in de commissie eigenlijk geen
tegenspraak gevonden. Thans komt naar voren, of het
werk al dan niet uit dat fonds moet worden betaald.
Spr. acht financiering daaruit logisch, omdat de ver
nieuwing van het net juist noodig is geworden doordat
de tariefsverlaging tot meer verbruik heeft geleid. Het
fonds wordt nu gebruikt, misschien omgekeerd dan
verwacht, om de gevolgen van de stroomprijsverlaging
te elimineeren. Er is dus wel een dubbele reden thans
het fonds in te schakelen. Een andere, ook in de stukken
genoemde reden, heeft de heer Praamsma zeer juist
gevoeld, n.l., dat de werking van het fonds t.a.v.
stroomprijsverlaging eigenlijk is, dat het toekomstige
uitgaven uit den gewonen dienst aan den Kap.-dienst
voorkomt, waardoor men het bedrag, dat voor stroom
prijsverlaging ter beschikking komt, grooter houdt.
Misschien is de naam „stroomprijsverlagings- en ver
nieuwingsfonds" niet juistdie is indertijd maar zoo
gevonden.
De stroomprijsverlagende werking van het fonds nu
is op twee manieren te zien, door het geld, dat er niet
in gestort wordt en door de indirecte werking van het
geld, dat er in zit.
Door stroomprijsverlaging wordt storting in het
fonds, dat gevormd wordt door de meerdere winst dan
250.000. voorkomen. Voor stroomprijsverlaging is
dus geen geld uit het fonds noodig. Is het geld eenmaal
in het fonds, dan kan het ook voor stroomprijsverlaging
worden benut, maar slechts op korten termijn, zooals
het vorige jaar is toegepast. Toen werd voorzien, dat
er een zoodanig overschot op de winst zou komen, dat
de tarieven konden worden verlaagd, en toen is gezegd:
Laten wij die verlaging iets vervroegen, omdat er nogal
wat geld in het fonds is. Het gevolg was, dat minder
in het fonds werd gestort, dan waarop oorspronkelijk
was gerekend.
De meest directe vorm van stroomprijsverlaging,
hoewel op indirecte wijze tot stand gekomen, uit het
fonds is, als de tarieven zoodanig zouden zijn verlaagd,
dat de winst beneden 250.000,zou blijven en dat
het bedrag uit het fonds zou worden aangevuld. Is het
geld in het fonds gestort, dan werkt het meestal op
indirecte wijze, doordat er kapitaalsuitgaven uit wor
den besteed, waardoor minder geld uit den gewonen
dienst zal worden gevraagd. Ten slotte zal voor de
Kap.-uitgaven niets meer uit den gewonen dienst be
hoeven te worden betaald, zoodat dan het volle bedrag
der overwinst voor stroomprijsverlaging kan worden
benut. Het is duidelijk, dat bestrijding van Kap.-uit
gaven op korten termijn de meeste stroomprijsverla
gende werking heeft. Uitgaven b.v. voor het kantoor
gebouw, welke anders in 50 jaren worden afgelost,
hebben weinig invloed op den stroomprijs, maar een
object, b.v. in 5 jaren af te lossen, kan inderdaad voor
de tarieven van belang zijn. Daarom is het onderhavige
object juist het meest geschikt voor financiering uit het
fonds.
Het bedrag over 5 jaren uit het fonds te betalen, zou
wezenlijk geen verschil maken, omdat tegenover het
grootere bedrag in het fonds een schuld zou staan.
Bovendien wordt prijsverlaging niet in de eerste plaats
bepaald door de grootte van het fonds, maar naar de
te verwachten bedrijfsuitkomsten. Juist daarom behoeft
men er zich niet ongerust over te maken, dat er niet
veel meer in het fonds overblijft. Dat er in twee jaar
reeds meer dan een ton in het fonds is gestort, heeft
een bizondere redenn.l. doordat de prijs van het
nieuwe contract voor de gemeente reeds inging op
1 Januari en de nieuwe tarieven pas op 1 Juli. was reeds
60.000.voor het fonds beschikbaar, doch hierop