66
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 Maart 1939.
kan niet weer worden gerekend. De Raad heeft het bij
elke begrooting in de hand hoeveel van de te verwach
ten winst voor stroomprijsverlaging bestemd zal worden.
Men zij echter niet bevreesd, dat dit voorstel rem
mend op de stroomprijsverlaging zal werken.
Inderdaad zal rekening met verandering van stroom-
sterkte moeten worden gehouden, daar het voor het
bedrijf van belang is, dat de stroomsterkte opgevoerd
wordt, opdat een grootere hoeveelheid stroom langs een
kabelnet van minder volume kan worden getranspor
teerd. T.z.t. zullen den Raad voorstellen daaromtrent
bereiken. Thans is ongerustheid over de gevolgen voor
de gebruikers niet gewettigd, te minder, nu het stroom-
prijsverlagings- en vernieuwingsfonds er is en uiter
mate geschikt is om die kosten daaruit te financieren,
zoodat de wijzigingen voor de gebruikers vrij zeker
zonder kosten zullen kunnen plaats vinden. Intusschen
betalen zij het natuurlijk toch, via de stroomprijzen, maar
dat is voor hen zeer gemakkelijk. Bovendien is het de
bedoeling deze verandering van rayon tot rayon in te
voeren, zoodat de handelaren in electrische artikelen
vooraf voldoende gewaarschuwd zijn.
Spr. hoopt hiermede eenig meer licht in deze zaak
te hebben gebracht.
De heer Ijtsma heeft in de Comm., waar dezelfde
beschouwing over het fonds werd gegeven, gezegd, wat
hij ook hier wil zeggen, dat deze beschouwing meer als
verduistering werkt dan als verlichting.
Het zal wel aan spr. liggen, dat de buitengewone
werking van een fonds, waarin steeds meer geld komt
voor het gestelde doel, naarmate men er meer geld uit
neemt, niet tot hem wil doordringen.
Als er op het oogenblik 100.000.in het fonds is
en men neemt er 64.000.uit en de Raad zou straks
den stroomprijs verlagen, dan komt er weinig meer in
het fonds terecht.
Als je gezorgd hebt, dat alles op korten termijn uit
het fonds betaald is, dan kom je veel sneller tot stroom
prijsverlaging, aldus de wethouder. Men kan pas aan
het einde van het jaar zien, of er inderdaad geld voor
tariefsverlaging aanwezig is; dat is een wijze bedrijfs-
politiek en dan moet het overwinstfonds voor beide
doeleinden daarbij beoordeeld worden.
Spr. meent, dat de gedachte moet zijn en blijven,
gelijk hij van het aannemen van het nieuwe contract af
heeft gehad, dat allereerst niet gesproken mag worden
van de 250.000. maar van max. 250.000.— winst.
Het is toch niet zoo, dat men, onder alle omstandigheden
deze 250.000.als noodig voor de gemeentekas
gegarandeerd hebbende, van de 250.000.mag spre
ken, maar het wordt heelemaal dwaas, als men deze
als minimum gaat beschouwen
De bedoeling van het nieuwe contract met het P.E.B.
is geweest om voor zoo billijk mogelijken prijs zooveel
mogelijk stroom aan particulieren te leveren en een der
middelen daartoe is stroomprijsverlaging. Als je de
tarieven verlaagt, ontvang je in totaal minder, zegt de
weth., doch spr. meent, dat men den prijs van een
artikel ook kan verlagen, in de hoop, aan het einde van
het jaar meer te ontvangen. Immers, door stroomprijs
verlaging wordt er meer afgenomen en stroomprijsver
laging beteekent dus niet, dat de gemeente aan het einde
van het jaar slechter moet uitkomen.
Stroomprijsverlaging en vernieuwing moeten zoo ge
leidelijk mogelijk geschieden, omdat anders het groote
gevaar is, dat er straks bij iedere begrooting strijd ont
staat en de een voorstelt om het geschatte bedrag voor
overwinst voor stroomprijsverlaging te besteden en de
ander voor vernieuwing.
Spr. en de heer De Bruin kunnen, in den tegenwoor-
digen toestand, meegaan met de voorgestelde finan
ciering uit dit fonds, maar nu men zelfs aan den naam
van dit fonds heeft te twijfelen, doet men verstandig
de bedoeling van het fonds in studie te nemen, daar
waar het behoort, om te voorkomen, dat de twee be
langen, vernieuwing en stroomprijsverlaging, concur-
reerende factoren worden. Bij beide volge men den weg
der geleidelijkheid.
Spr. had graag, dat B. en W. de vraag beantwoorden
de weth. is er niet op ingegaan of bij het fonds
niet het gevaar dreigt van het z.g. potjessysteem. Het
mag op zichzelf niet mogelijk zijn, dat men 25.000.
uit het fonds gebruikt, zonder dat de Raad eenige goed
keuring over de uitgave heeft gegeven. Men moet deze
zaak zuiver stellen, opdat de Raad weet, wat er gebeurt.
De Voorzitter wijst er op, dat de naam stroomprijs-
verlagings- en vernieuwingsfonds nergens te vinden is.
Misschien dat die naam eens ergens heeft gestaan.
(De heer De Bruin: Die staat op de balans.)
Spr. gelooft, dat die naam niet geheel juist is en
omdat het begrip stroomprijsverlaging er in zit, is men
bang aan het geld te komen voor een vernieuwing. Men
zou b.v., als men in een jaar 50.000.meer winst heeft
gemaakt bij een gelijke stroomafname, kunnen zeggen; ik
ga den stroomprijs zoo ver verlagen, dat ik 50.000.
minder winst maak. Maar men kan ook zeggen, door
i deze 50.000.zou de stroomprijs kunnen worden
verlaagd, maar, vermoedende, dat, doordat de prijs
reeds zooveel is verlaagd, er minder zal worden ont
vangen, wil ik met deze 50.000.het mindere op
vangen. Ook is het mogelijk, dat men, in een zeker jaar
50.000.winst gemaakt hebbende, den stroomprijs
heeft verlaagd, doch men weet, dat volgende jaren,
zelfs al zal er meer gebruik zijn, die 50.000.— niet
I weer ontvangen zal worden en dan kan men dit potje
aanwenden om het ontbrekende te suppleeren. Dat
kunnen natuurlijk alleen maar kleine bedragen zijn,
want als er groote bedragen uit zouden worden ge
nomen, is het spoedig uitgeput en zou de stroomprijs
weer verhoogd moeten worden om het verlies van de
meerdere stroomprijsverlaging te kunnen opvangen. Het
fonds is een soort reservefonds voor het geval men in
een jaar minder goed boert, door stroomprijsverlaging
of anderszins, dan verwacht was en daaruit zou men
ontbrekende kleine bedragen om tot de normale winst
van 250.000.te komen kunnen aanvullen.
Nu is voor deze vernieuwing 64.000.noodig en
het is toch logisch, dat men dit geld neemt uit het fonds,
dat geen rente doet. Betaalt men het uit den gewonen
dienst, dan moet ieder jaar 12.000.worden opge
bracht, terwijl bij betaling uit het fonds de exploitatie
rekening niet wordt belast, terwijl er genoeg in het
fonds overblijft.
Als men thans den stroomprijs gaat verlagen en niet
meer aan de winst van 250.000.toekomt, dan zou
men dit potje daarvoor willen reserveeren, maar het
lijkt spr. beter dit fonds te gebruiken voor deze ver
nieuwing. Het fonds kan immers toch niet anders wor
den gebruikt dan voor aanvulling van kleine bedragen;
men kan den stroomprijs toch niet zoover verlagen, dat
men steeds niet meer aan de winst van 250.000.
toekomt
De heer Feitsma zegt, dat volgens B. en W. de ge
vormde reserve voor deze vernieuwing kan worden
uitgeput. Waarom deze reserve niet behoorlijk opge
voerd, want wanneer er een behoorlijke reserve is, is
er een behoorlijke kans op stroomprijsverlaging met
een kleine reserve is er minder goede kans en als er
geen reserve is, is daar heelemaal geen kans op.
Waarom moet deze 64.000.er uit genomen worden
en waarom deze in eens af te lossen Dat is millionnairs-
politiek. Een behoorlijke conservatieve politiek is het
bedrag in 5 jaar 10 mag het ook zijn af te lossen.
Welke motieven heeft men om het direct af te schrijven?
Spr. heeft ook altijd begrepen, dat het fonds wel degelijk
een fonds tot verlaging van den stroomprijs is en als
men daaraan vasthield en een deel van de 250.000.
winst voor stroomprijsverlaging aanwendde, dan zat
daar een stuk reclame in. De afname zou stijgen en het
publiek minder betalen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 15 Maart 1939.
67
De heer Buiël zegt, dat zoo juist werd gezegd, dat,
als B. en W. iets aanbevalen, zij het daarmee eens waren,
maar nu leest spr. in het voorstel van „stroomprijsver-
lagings- en vernieuwingsfonds", terwijl de weth. zegt,
dat het fonds eigenlijk zoo niet heet. (De Voorzitter:
De naam bestaat niet officieel).
Het fonds bestaat ook niet in werkelijkheid. De wer
kelijkheid is, dat het alleen een boekhoudkundige post
is en het is niet zoo als bij het reservefonds, dat men
100.000.heeft; dat fonds is bij verordening geregeld,
waarbij is bepaald, wat er mee moet gebeuren. Zulks
is niet het geval bij de onderhavige reserve, welke een
soort stille reserve is. En nu staat in het contract met
de provincie niet, dat het geld voor vernieuwing moet
worden aangewend. Daarin staat, naar spr. meent, hier
omtrent niets, maar het voorstel van B. en W. is toen
geaccepteerd, doordat er op werd gewezen, dat de over
winst voor stroomprijsverlaging zou worden gebruikt.
Het betreft hier dus een boekhoudkundigen post en
daarom is het ook onjuist, dat, als dit bedrag in eens
wordt afgeschreven, de gewone dienst minder wordt
belast, dan als men er voor zou leenen. Het geld is
reeds door de gemeente ontvangen en in omloop en het
eenige is dus, dat men administratief minder rente op
den gewonen dienst zou krijgen.
Spr. meent voldoende te hebben aangetoond, dat men
op den verkeerden weg is. Het meest juiste zou zijn de
reserve ad 100.000.te gebruiken, die anders toch
geen bestemming heeft.
De heer Van der Schoot dankt den weth. voor diens
uiteenzetting. Hij meent echter, dat vernieuwing en
stroomprijsverlaging wel parallel kunnen loopen.
Spr. is den weth. dankbaar, dat deze zooveel mogelijk
rekening zal houden met de belangen der handelaren
bij de voltage-wijziging.
De VoorzitterHet staat nog niet vast wat zal ge
beuren.
De heer Turksma kon de heeren Buiël en Feitsma
niet goed volgen. Deze vernieuwing moet worden be
taald, maar hoe Nu, of over 5 jaar, waarvoor dan
geleend moet worden Betaalt men het uit het fonds,
dan wordt later weer in het fonds gestort, wat er eerst
uitgenomen is, doordat men geen rente en aflossing op
den gewonen dienst krijgt. (De heer Buiël: Er is geen
fonds)
Als er geen fonds is, begrijpt spr. niet, waarom over
een fonds wordt gesproken. De naam doet er niet toe,
als men het over de bedoeling van het fonds maar eens is.
Het geld is er en kan dus worden uitgegeven, in eens
of over 5 jaren en daar het geld toch op dezelfde plaats
terug komt, meent spr., dat het voorstel van B. en W.
aanvaardbaar is. Het is geen millionnairspolitiek, maar
gezonde financiering.
De heer Posthuma meent ook, dat bij de vaststelling
van het contract de reserve o.m. bestemd werd voor
stroomprijsverlaging. Thans wil men 64.000.ge
bruiken voor het kabelnet en ook is het de bedoeling
straks het nieuwe kantoorgebouw uit het fonds te be
kostigen. (De Voorzitter: Dat zullen we dan wel zien.).
Als het zoo doorgaat, is de reserve voor stroomprijs
verlaging verloren. Verschillenden meenen, dat dit niet
het geval iszij zeggen betaal het direct maar, doch
later is er weer iets om direct te betalen, enz. en mis
schien is er na 25 jaar eens iets over voor stroomprijs
verlaging. Spr. wil het fonds uitsluitend daarvoor zien
gebruikt. Er is hier altijd veel belangstelling voor
stroomprijsverlaging en nu verwondert het spr., dat velen
der voorstanders aan de zijde van B. en W. staan, die
in dit geval prijsverlaging toch eenigszins opschorten.
De heer Westra (weth.) wil nog eens trachten dui
delijk te maken, dat hij aan den kant van stroomprijs
verlaging staat, niet in de verre, maar in de meest nabije
toekomst. De heer Feitsma, die zegtmaakt het fonds
zoo groot mogelijk, want dan kunt ge nog eens aan het
stroomprijsverlagen slaan, moet eens met den heer
Praamsma spreken.
Als men een groot fonds ging maken, om daarna de
stroomprijzen te verlagen, wie heeft dan dat geld be
taald De stroomverbruikers, want eerst heeft men
stroomprijsverlaging tegengehouden om die reserve te
kweeken. Wil men echter stroomprijsverlaging, dan
vormt men geen reserve. Dat is geen millionnairspolitiek.
Zoo laag mogelijke prijzen en fondsvorming kunnen niet
samengaan. (De heer Posthuma: Ieder jaar moet zijn
eigen lasten dragen).
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 18 (bijl. no. 36).
De heer Algera zegt, dat de Raad het er wel eens
over zal zijn, dat B. en W. op alle manieren hebben ge
tracht te ontkomen aan deze opcentenverhooging. Na
alle onderhandelingen echter is toch dit voorstel inge
diend en de verantwoording voor een min of meer snelle
behandeling is thans aan den Raad, die zal hebben te
beslissen.
B. en W. zeggen, dat het hun in verband met den
spoed niet mogelijk was dit voorstel eerder in te dienen.
Dat excuus aanvaardt de Raad, maar men kan niet van
den Raad eischen op zeer korten termijn te beslissen,
voor hij op noodzakelijk geachte wijze is ingelicht. Want
tot nu toe hebben de Dep.ambtenaren deze opcenten
verhooging alleen maar gemotiveerd metnu je eenmaal
in de 5e klasse bent, moet je ook, gelijk in alle gemeen
ten, 200 opcenten heffen. Spr. wil daarop niet ingaan,
omdat het hier alleen gaat over uitstel. Het is z.i. niet
juist, dat Den Haag de Pers. bel. met opcenten beschouwt
als een zaak op zich zelf, zonder voldoende rekening te
houden met het geheele belastingbeeld, dat Leeuwarden
vertoont. Hier is sprake van een incidenteele actie,
waarbij men geen rekening heeft gehouden met de
andere belastingen. Niet alleen, dat de Regeering steeds
verband legt tusschen deze heffing en andere, ook de
Raad heeft dat steeds gedaan en, omdat hij meende, dat
de opcenten niet zouden worden verhoogd en normaal
zouden blijven, is toegestemd in een 6x/2 straatbelas
ting. Deze beide zitten met elkaar in verband en zoo
moet men ook beschouwen de plaatsing in de 3e klasse
van de Gem.fondsbel. en daarmede bij de opcenten
rekening houden, omdat Leeuwarden redelijkerwijze,
welk inzicht ook door den Min. van Binnenl. Zaken
werd gedeeld, in de 2e klasse thuis hoort. Op grond
hiervan mogen de opcenten op de Pers. bel. niet worden
opgevoerd. De Raad moet, dit voorstel voor zich heb
bende, de historie laten spreken. Nu is het mogelijk,
dat de verhooging der opcenten, welke de Minister op
legt, niet onbillijk is, maar dan zal dat bewezen moeten
worden en in de overgelegde stukken is dat bewijs niet
geleverd. B. en W. hebben wel de straatbelasting en
de plaatsing in de 3e kl. der Gem.fondsbel. naar voren
gebracht, doch de Minister heeft zich daar niet aan
gestoord en ondanks de zwaardere belastingheffing deze
verhooging opgelegd.
B. en W. hebben een vergelijking gemaakt met ver
schillende, naar het zielental vergelijkbare, gemeenten,
doch men moet vergelijken met gemeenten, die een extra-
bijdrage krijgen en zien, hoe het daar staat met de straat
belasting, met de plaatsing in de Gem.fondsbel. en de
opcenten op de Pers. bel., en wanneer de Raad die
gegevens heeft, dan kan hij gefundeerd oordeelen over
dit voorstel. Het is wenschelijk, dat B. en W. alsnog
trachten in de komende weken die gegevens te verkrijgen.
Zwolle b.v. is geplaatst in de 4e klasse en heft gemid
deld 200 opcenten, maar heeft geen straatbelasting,
doch een zakelijke belasting op bedrijven, welke slechts
22.500.opbrengt en dus niet te vergelijken is met de
straatbelasting hier. Laten B. en W. trachten die ge
gevens te verkrijgen, waaruit de Raad met eenige zeker
heid zou kunnen concludeeren, of Leeuwarden al dan
niet onbillijk wordt behandeld. Zonder deze gegevens
kan de Raad geen gefundeerd oordeel hebben en daarom
stelt spr., namens zijn fractie, voor