Vergadering van Woensdag li April 1939. 76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 5 April 1939. lijkheid erkent, dat Leeuwarden onbillijk wordt behan deld over die mogelijkheid toch hebben zij vroeger nooit openlijk gesproken. De heer Posthuma zegt, dat alle sprekers hebben betoogd, dat Leeuwarden onbillijk wordt behandeld, wat trouwens ook overduidelijk uit de stukken blijkt. Daarom ageert men tegen deze belasting. De heer Al- gera was geen groote politieke haai, toen hij tegen spr. uitspeelde, dat deze voor staatspensioen is. Het gaat spr. immers niet om de belastingheffing, maar om de onrechtvaardige behandeling. Dat de heer Algera Den Haag verdedigt, verwondert spr. overigens niet, want de twee betreffende ministers zijn A.R. en C.H. en als de heer Algera hun beleid niet zou verdedigen, wie zal het dan doen Sommigen willen spr. niet begrijpen. Het gaat hem om recht en daarom verwerpe de Raad het voorstel van B. en W. De meesten echter zullen voor het voorstel-Algera stemmen. Spr. zal dan geen stemming over het voorstel van B. en W. vragen, ook al voelt hij voor het voorstel-Algera niets. Dan komt deze kwestie nog eens in den Raad, waarbij B. en W. hun voorstel moeten handhaven. Beter ware het te zeggen B. en W. hebben alles geprobeerd, maar wij willen het niet accepteeren. De heer Praamsma vraagt het woord. De Voorzitter wil de discussies sluiten. De heer Botke (weth.) zegt, dat art. 9 van de Werk loosheidssubsidiewet en art. 5 van de Wet tot steun aan noodlijdende gemeenten op dit geval betrekking hebben. Laatstgenoemd artikel, luidende „Indien de begrooting eener gemeente naar het oordeel van Onze met de uitvoering van deze Wet belaste Ministers gegronde aanleiding geeft tot de verwachting, dat het evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven niet zal zijn te handhaven, zullen Onze voornoemde Ministers, ten einde de toepassing van de artikelen 1 en 4 dezer wet zooveel mogelijk te voorkomen, na het betrokken College van Ged. Sta ten te hebben gehoord, aan het gemeentebestuur vóór de vaststelling der begrooting mededeelen, aan welke eischen naar hunne meening die begrooting behoort te voldoen. zal zeker op Leeuwarden worden toegepast. De Minis ter toch gelastte bij schrijven van 14 October gemiddeld 200 opcenten te heffen. (De heer Algera: Leeuwarden is niet noodlijdend.) Spr. meent, dat, al is Leeuwarden geen noodlijdende gemeente, het feit, dat het een extra-bijdrage ontvangt, genoeg is, dit art. van toepassing te verklaren. Deze wet toch is bedoeld voor gemeenten, welke de begroo ting niet sluitend kunnen krijgen zonder extra-bijdrage. Den heer Buiël antwoordt spr., dat voor 1937 nog geen cent van de toegezegde bijdrage, welke gedeel telijk als renteloos voorschot zal worden verstrekt, is ontvangen, omdat er een kwestie van slechts eenige honderden guldens per jaar loopende is over de ton- nenbezorgers. Voor 1938 is 200.000.in uitzicht gesteld, als eerst nog aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Daaruit blijkt dus, dat niet op de bijdrage wordt gekort, doch dat aan de door de Comm. van Overleg gestelde voorwaarden moet zijn voldaan, voor dat men de bijdrage krijgt. Het voorstel-Algera wordt met 24 tegen 3 stemmen, die van mevr. Van Dijk—Smit en de heeren Rom Colt- hoff en Buiël, aangenomen. De Voorzitter zegt, dat in de vorige vergadering, nadat het voorstel van B. en W. werd aangehouden, de betreffende begrootingswijziging bij vergissing is aangenomen. Hij stelt thans voor het betreffende besluit van 15 Maart 1939 in te trekken. Dienovereenkomstig wordt besloten. Punt 13. Met alg. stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 26 April 1939. 77 Tegenwoordig 28 leden. Afwezig de heer Van der Schoot. Voorzitter de heer Jhr. Mr. M. van Beijma, Burgemeester. Te behandelen punten 1. Vaststelling van de notulen van de vergadering van 18 Januari 1939. 2. Mededeelingen en rapporten. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verkoop aan de N.V. R. Vermeulen en Zonen's Bouw- materialenhandel van een strookje grond aan het Blok- kepad (bijlage no. 47). 4. Alsvoren tot ruiling van strooken grond aan de Wolvesteeg met J. en A. Niemendal (bijlage no. 49). 5. Alsvoren tot wijziging van de verordening, hou dende regeling van de toekenning van wachtgeld aan ambtenaren in dienst der gemeente Leeuwarden (bij lagen nos. 16 en 48). 6. Voorstel van de Commissie voor de Strafveror deningen tot wijziging van de verordening, regelende de politie op de openbare vermakelijkheden en plaatsen van vereeniging (bijlage no. 50). Punt 1. De notulen worden onveranderd vastgesteld. Punt 2. Wordt medegedeeld a. dat Ged. St. hebben goedgekeurd de Raadsbe sluiten van 15 Maart 1939 tot aankoop van woningen in den Weerklank, verkoop van perceel Oldegalileën no. 189, verhuring van de perceelen Ossekop no. 2 en Berlikumermarkt 13 en het garandeeren van renten en aflossingen van geldleeningen, aan te gaan door de N.V. Interc. Waterl. Geb. Leeuwarden: b. proces-verbaal van de opneming van kas en boeken van den Gemeente-Ontvanger. Voor kennisgeving aangenomen. c. verzoek van de Ver. voor Veilig Verkeer om trent geregelde sneeuwopruiming als veiligheidsmaat regel en om verwijdering van de brugwachterswoning bij de Verlaatsbrug. Wordt voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen. De heer Van Kollem huldigt i.z. afbraak van deze brugwachterswoning hetzelfde standpunt als adressante: dit huis is een sta-in-den-weg. Een vorigen keer hebben B. en W. toegezegd den grootst mogelijken spoed te zullen betrachten en spr. meent, dat dit object alle mogelijke urgentie verdient. Het verzoek wordt voor kennisgeving aangenomen. Punt 3 (bijl. no. 47.). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4 (bijl. no. 49). De heer Meek vraagt in de voorwaarden een tijd te bepalen, binnen welken de overdracht van den grond moet geschieden. De heer De Boer (weth.) zegt, dat dit wel kan. De Voorzitter zegt, dat de op te maken acte van ruiling zoo gauw mogelijk gepasseerd zal worden. De heer Meek: Maar als de heeren Niemendal trai- neeren in de overdracht van den grond De Voorzitter: Als zij niet aan de voorwaarden van overdracht voldoen, krijgen zij den grond van de gemeente niet. De heer Meek: Er kan toch een bepaalde tijd gesteld worden. De Voorzitter: Indien na twee Raadsvergaderingen de acte nog niet gepasseerd is, zullen B. en W. maat regelen nemen. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5 (bijl. nos. 16 en 48). De heer Van der Meulen zegt, dat zijn fractie den vorigen keer tegenstemde, omdat zij die wijziging on juist en onrechtvaardig vond. Onrechtvaardig, omdat verschil werd gemaakt tusschen verschillende groepen van Overheidspersoneel en in feite door dit voorstel de positie van het gemeentepersoneel door de kleinere kans op herplaatsing slechter wordt dan die van het Rijkspersoneel. En onjuist, omdat deze zaak nog han gende is bij het Centraal Orgaan. Nu zal invoering van het korte wachtgeld wel niet te vermijden zijn, maar daar aanvaarding van het voor stel, aanvaarding van de verantwoordelijkheid daarvoor beteekent, blijft spr.'s fractie meenen niet haar stem er aan te kunnen geven, daarbij hetzelfde standpunt inne mende als de Raad van Nijmegen, die ook tegenover een aanmaning bij Kon. Besluit zijn vorige beslissing handhaafde. De heer BuiëlAls de regeling nu van boven af wordt opgelegd, is het dan mogelijk, dat het nog slech ter wordt dan nu De Voorzitter: B. en W. zullen wel opdracht van den Minister krijgen het uit te voeren, zooals zij het hadden willen doen en de Raad het den vorigen keer heeft verworpen. Het voorstel van B. en W. wordt met 18 tegen 10 stemmen, die van mevr. Van DijkSmit, den heer Praamsma, mevr. Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Rom Colthoff, Feitsma, De Boer, Botke, Stobbe, Algera en Westra, verworpen. Punt 6 (bijl. no. 50). De heer Rom Colthoff zegt, dat B. en W. met het oog op de mogelijkheid van verdere buitengewone op roeping van dienstplichtigen, een tapverbod voor be paalde dagen noodzakelijk achten. Nu is er al twee keer een begin en einde van een vóór-mobilisatie geweest, maar spr. heeft niemand hooren klagen over het gedrag der dienstplichtigen. Hoe zij zich over het geheeïe land gedragen hebben, weet spr. niet, maar deze verordening geldt toch alleen voor Leeuwarden. Opkomst en vertrek der dienstplichtigen zijn zeer behoorlijk geweest en daarom betreurt spr., dat men door dit verbod de dienstplichtigen eigenlijk eenigs- zins als kinderen behandelt, wat ze niet hebben ver diend. Het spreekt van zelf, dat zij nuchter moeten op komen: ook de Raadsleden b.v. moeten nuchter in den Raad komen, maar men denkt er toch niet aan op de dagen van de Raadszittingen een tapverbod in te stellen Wat is de aanleiding tot dit voorstel In het nieuwe artikel (7bis) is sprake van een tap verbod, geldende op de dagen van mobilisatie en demo bilisatie voor ,,de door den Burgemeester aangewezen localiteiten, waarvoor een volledige vergunning, tap- vergunning, slijtvergunning of verlof A geldt Hieruit is niet op te maken, of de Burgemeester alle of enkele localiteiten zal aanwijzen. Voorts staat er, dat dit verbod geldt ,,op de door hem bepaalde tijden". Worden daarmede bedoeld de tijden, zooals die op het oogenblik in de verordening zijn ge noemd, of die, welke de Burgemeester dan zal bepalen? Dat is hier niet uit te lezen. Als een vergunninghouder zich niet aan de veror dening houdt, is hij strafbaar, maar hoe moet hij weten, dat het dagen van buitengewone oproeping of demo bilisatie zijn Men zegt hier, dat men dat in het alge meen wel weet; of krijgen de vergunninghouders daar officieel bericht van De mobilisatie valt op één dag, maar met demobilisatie zal misschien wel een week ver- loopen. Wordt dan een week of 10 dagen het tapverbod gehandhaafd De Voorzitter antwoordt, dat hij via den Commissaris der Koningin een aantal gedragsregels ontving, welke vermoedelijk zouden worden uitgevoerd, indien er wer kelijk mobilisatie was geweest en dan was waarschijnlijk tegelijkertijd de staat van beleg afgekondigd. Bij staat van beleg gaat de macht van den Burgemeester over op den Territorialen Bevelhebber. En nu staat het vrij wel vast, dat dan die Bevelhebber oogenblikkelijk het tapverbod invoert. Spr. kan zich indenken, dat iemand

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1939 | | pagina 1