94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 7 Juni 1939. zelfde redenen, n.l. dat dit gymnasium te goed is en nieuwbouw te veel zou kosten. Persoonlijk was spr. ook gaarne met een voorstel voor een nieuw gymnasium gekomen, doch zij weet, dat zulks vergeefs zou zijn en het jaren zou duren, voor men daaraan toe was. Wij weten allen, aldus spr., dat het betere de vijand is van het goede en daarom hebben B. en W. de beste oplossing moeten laten vervallen. Wat de ligging van het gebouw aan een drukken verkeersweg betreft, daar heeft noch de rector, noch het personeel over geklaagd. Zouden de lessen niet tot haar recht komen, dan zou door hen toch wel allereerst be zwaar gemaakt zijn. De heer Praamsma sprak over het weinige enthou siasme voor dit plan in de Comm. voor O.W. Spr. stelt zich voor, dat ook die ongetwijfeld liever een nieuw gymnasium had gewild. Mevr. Van DijkSmit wees op het gevaar van natuur- en scheikundelokalen op de bovenste verdieping in ver band met ongelukken. Meestal zijn dit geen ongevallen, die brand veroorzaken, maar waaronder personen heb ben te lijden. Of deze ongelukken gelijkvloers of op een verdieping gebeuren, blijft hetzelfde. Tot nu toe was het natuurkundelokaal ook niet beneden en de wensch om het daar te hebben, is tot dusverre niet geuit. Wat de gordijnen, enz. aangaat, spr. meent, dat deze in de kostenberekening voor meubileering en stoffeering zijn begrepen. Als er thans markiezen zijn, zullen ze na de verbou wing ook zeker worden aangebrachtzijn ze er nu niet, dan worden ze blijkbaar niet noodig geacht. Tot nu toe waren er ook lokalen op het zuiden. Mevr. Van Dijk SmitVolgens de beschrijving niet. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat de gepro jecteerde kelder allereerst voor fietsenberging dient, evenals bij de M.T.S. en andere gebouwen het geval is. De bestaande fietsenbergplaats is een noodmiddel en kan niet bestendigd blijven omdat men toch diep moet fundeeren, kan met weinig kosten een kelder aange bracht worden. Er is op het bergen van 110 fietsen gerekend, doch als er meer zijn, kan in het midden nog een rijwielstander geplaatst worden. De technische dingen, i.z. den schuilkelder genoemd, zullen B. en W. nader met den Dir. van G.W. bespreken, want het overgelegde plan is nog niet definitief uitge werkt. Ged. St. moeten eerst het crediet goedkeuren vóór de teekeningen uitgewerkt en de bestekken gemaakt worden. En als de kelder als schuilplaats zal dienen, dan moet hij aan redelijke eischen voldoen en moet het opschrift van den heer Rom Colthoff niet noodig zijn. De gevraagde 120.000.is niet alleen voor den verbouw van het Gymnasium, maar ook voor bouw van het gymnastieklokaal, welken men zeker op ƒ25.000.— a 30.000.kan rekenen. De kosten van verbouwing van het Gymnasium zijn dus belangrijk lager dan van nieuwbouw. Inderdaad zijn eenige plannen en schetsen om het Gymnasium gelijkvloers uit te breiden met curatoren besproken, doch ten slotte is men gekomen tot dit voor stel, dat in een conferentie van B. en W. met curatoren, Inspecteur en den Dir. van G.W. is besproken toen heeft de Inspecteur duidelijk te kennen gegeven, dat, nu het mogelijk gebleken is een dergelijke verbouwing tot stand te brengen, goedkeuring voor een geheel nieuw gymnasium niet is te verwachten, omdat het prijsverschil te groot is. B. en W. en curatoren hebben daarop ge zegd dan behoeven wij er niet aan te beginnen. De fundeering bleek voldoende om nog een verdieping op het gebouw te zetten. De bedoeling is over de be staande verdieping een betonplaat te leggen en daarop de 2e verdieping te bouwen. Het gebouw gelijkvloers uit te breiden, stuitte niet alleen op aesthetische bezwaren maar het was ook voor- deeliger de uitbreiding in de hoogte te zoeken. Dat hierbij aesthetische overwegingen ten koste van zakelijke golden, zooals de heer Meek zegt, is niet waar. Als men gelijkvloers uitbreidt, moet men een fundeering aan brengen, wat nu niet noodig is. De Comm. van O.W. daarentegen geeft, om een goed aesthetisch geheel te verkrijgen, voorkeur aan nieuwbouw. Het gebouw, zoo als nu wordt voorgesteld, is architectonisch behoorlijk verzorgdom de financiën is van een voorstel tot nieuwbouw afgezien. Ook inwendig moet er heel wat gebeuren, o.a. betere toiletvoorziening. De bestaande lokalen, waaraan langen tijd niets gebeurd is, moeten grondig onder handen worden genomen. Den heer Praamsma antwoordt spr., dat uit hetgeen hij reeds heeft gezegd, kan blijken, dat bij het voorstel tot verbouw niet alleen is afgegaan op het advies van den Inspecteur. Het is echter zoo, dat, als de Inspecteur adviseert, dat een verbouw als deze, welke veel minder kost dan nieuwbouw, voldoende is, B. en W. geen poging tot nieuwbouw behoeven te doen. Het ligt voor de hand, dat bij de inrichting van het gebouw op nieuwe gordijnen, waar die noodig zijn, gerekend is. Mede door de bestaande gordijnen is het thans zoo triest in het Gymnasium. Als zonneschermen noodig zijn, zullen ze zeker aangeschaft worden. De kosten van inrichting van het gebouw zijn in den post verwerkt, tenzij er onvoorziene dingen komen. De heer Rom Colthoff is het met den wethouder eens, dat de kelder allereerst dient voor fietsenbergplaats, maar spr. heeft er op gewezen, dat er, voor het gebouw klaar is, voorbereidselen moeten worden getroffen om den kelder ook voor een ander doel te kunnen inrichten. Maar natuurlijk mag dit niet oorzaak zijn, dat de fiet senberging in het gedrang komt. Spr. neemt gaarne nota van het antwoord van den wethouder, dat deze zaak ernstig bekeken zal worden. De heer Meek heeft uit s wethouders betoog niet heelemaal kunnen afleiden, dat zijn stelling, dat in hoofdzaak aesthetische overwegingen hebben gegolden, niet juist zou zijn. Spr. blijft meenen, dat, als men af breekt en wegwerpt wat nog goed is, niet van een economischen bouw kan worden gesproken. Zeer dui delijk heeft spr. in de begrooting gezien, dat men den geheelen kap zal afbreken. Een nieuwe kap mag aesthe tisch zijn, maar is zeker niet practisch. Spr. zou voor-bouw verkieselijker vinden en niet dat gene wat nog goed is willen afbreken en wegwerpen men is hier immers geen vrij man. Spr. heeft t.o.v. de fundeering van ter zijde vernomen, dat men van heifundeering slechts iets meer werk kreeg. Als een schuilkelder wordt aangebracht, moet deze worden ingericht, zooals de heer Rom Colthoff verlangt, maar spr. vraagt zich af, of bij nieuwbouw aan den buitenkant van de stad een schuilkelder wel noodig zou zijn, omdat daar niet zooveel brandgevaar is. Het bouwen zou economischer zijn dan thans, nu men alles en alles omwerkt. Spr. vindt het jammer, dat men geen cijfers weet van eventueelen nieuwbouw. Men zegt, dat de tusschenplannen wel in de Comm. van O.W. en bij Curatoren zijn geweest, maar de Raad weet niets van de bezwaren er tegen. Spr. is tegen dezen bouw. Men krijgt boven veel last van zon en warmte, wat markiezen niet kunnen voor komen. Spr. kan zich niet voorstellen, dat tegen een voor-bouw zulke geweldige bezwaren zijn. Hij is niet geheel bevredigd door de inlichtingen van den wethouder. Bij voorbouw kan eerst het oude gedeelte in gebruik blijven tot het nieuwe gereed is, zooals spr. met zuivel fabrieken en dergelijke ook deed. Met de Ambachts school in Heerenveen is evenzoo gehandeld. De heer Praamsma verlangt ook meer concrete gege vens. Er is b.v. van nieuwbouw alleen gezegd in Alk maar kostte een nieuw gymnasium 260.000.—, evenals in Arnhem en misschien komt daar nog meubilair bij. Wat kost echter een nieuw gymnasium hierl Spr. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 7 Juni 1939. 95 meent ook, dat hier voldoende grond iser is geen aankoop van grond noodig, wat in de andere steden zeker wel het geval was. Volgens den wethouder is tot verbouw overgegaan en niet van harte om het prijsverschil tusschen nieuw- en verbouw. Verder heeft spr. van den wet houder gehoord, dat goede nota is genomen van de verschillende technische opmerkingen van den heer Rom Colthoff, omdat dit plan toch nog nader moet worden bekeken. Nu dus blijkt, dat het nog niet defi nitief is, vraagt spr. zich af, of 120.000.wel vol doende zal zijn. Op grond van de historie mag vrij zeker worden verwacht, dat het bedrag hooger zal worden. Des wethouders eigen woorden bij het ver bouwen van het Politiebureau warenVerbouw valt altijd tegen. Als deze visie juist is, en zou blijken, dat nieuwbouw alhier, op den bestaanden grond, inderdaad veel lager zou komen dan de hier genoemde voorbeel den, waardoor dus het verschil tusschen nieuw- en verbouw tot een minimum zou kunnen worden beperkt, zou men dan misschien toch nog tot nieuwbouw kunnen overgaan? Dan behoeft er ook niet zoo n wolkenkrabber te verrijzen en een lager gebouw zou toch voor leeraren en leerlingen veel gemakkelijker zijn. Acht de inspecteur, die hier nogal vrij veel te zeggen schijnt te hebben, lokalen voor 20 en 24 leerlingen, welke bij dezen verbouw toch nog blijven bestaan, wel voldoende Kan dit nog niet aanleiding zijn om tot nieuwbouw over te gaan Men denke echter allerminst, dat spr. B. en W. er van verdenkt, dien kant niet gaarne uit te willen, maar hij stelt het op prijs, dat zij hooren, dat niet allen enthousiast over dezen verbouw zijn. Spr. zou gaarne zien, dat zoo mogelijk tot nieuwbouw wordt overgegaan. Mevr. Buisman—Blok Wijbrandi (weth.) antwoordt, dat de inspecteur geen bezwaar heeft gemaakt tegen lokalen voor 25 leerlingen. Er zijn voldoende lokalen voor 30 a 32 en men kan niet verwachten, dat er voor iedere klasse zooveel leerlingen komen, ook. omdat de hoogere klassen gescheiden zijn in een A- en B- afdeeling. De heer De Boer (weth.) wijst er op, dat er voor nieuwbouw met 2 verdiepingen op de bestaande plaats te weinig ruimte is. De M.T.S. heeft ook 3 verdiepin gen, waartegen niemand bezwaar had, en ook inspec teur en curatoren hebben geen bezwaar gemaakt tegen den voorgestelden verdiepingsbouw. B. en W. zouden te veel den klemtoon hebben gelegd op het advies van den inspecteur. Men vergete niet, dat deze de adviseur van den Minister is, wat veel gewicht in de schaal legt. De inspecteur had voor dit plan niets dan lof en als verbouw op deze wijze mogelijk is, is geen goedkeuring voor nieuwbouw te verwachten. Wil de Raad het dien kant uitsturen, dan zal de toestand van het Gymnasium nog langen tijd blijven, zooals hij nu is. De Raad doet daarom beter dit voorstel aan te nemen. De heer Praamsma meent, mede gezien spr.'s toezeg ging aan den heer Rom Colthoff, dat het wel eens kan uitloopen op overschrijding van het crediet. B. en W. zullen trachten binnen het raam daarvan, van den schuil kelder te maken, wat er van te maken is en zij zullen buiten het toegestane geen grooter bedrag aanwenden, zonder althans den Raad er in te kennen. Mevr. Van Dijk—Smit wenscht stemming. De Voorzitter zegt, dat bij de gehouden conferentie duidelijk is geworden, dat van een nieuw gymnasium geen sprake kan zijn. B. en W. hebben de zaak aan alle kanten bekeken, en aanvaardt de Raad dit voorstel niet, dan wordt deze zaak weer op de lange baan geschoven. Mevr. Van DijkSmit zegt. dat, daar verschillende sprekers meerdere gegevens hebben gevraagd, hier voorts nog sprake is van een vaag plan en de wethouder gesproken heeft van eventueele tegenvallers, zij liever eerst een definitief plan zou hebben. Zou het voorstel niet tot de volgende vergadering aangehouden kunnen worden, opdat de technici zich nog eens uitspreken en den Raad alle mogelijkheden worden voorgelegd? De VoorzitterB. en W. zijn niet voor uitstel, te minder, omdat de verbouwing hoofdzakelijk in de vacantie moet gebeuren. Mevr. Van DijkSmit kan, gehoord de besprekin gen, de verantwoording voor dit voorstel niet op zich nemen. De heer Meek verklaart zich ook tegen het voorstel. Het voorstel van B. en W. sub a wordt met 22A stemmen, die van mevr. Van DijkSmit, de heeren Algera, Praamsma en Meek, aangenomen. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. sub b. Punt 6 (bijl. no. 61). Den heer Turksma verheugt dit voorstel bijzonder, want deze materie heeft al lang de gedachten bezig gehouden. Het is ongeveer 7 jaar geleden, dat deze zaak werd aangesneden en steeds traineerde ze, on danks dat de wensch tot spoed bij de begrooting meer malen werd geuit. Uit de stukken blijkt nu, dat, als men wil, wel spoed kan worden betracht. Op 22 Mei is een rapport ver schenen van den Gem. Inspecteur, terwijl het advies van den Inspecteur voor de Volkshuisvesting op 25 Mei is uitgebracht. Spr. weet niet of er bijzondere redenen voor dezen spoed waren, maar er wordt wel mee be wezen, dat zij, die meenen, dat het altijd langzaam bii de gemeente gaat, in dit geval toch wel ongelijk hebben. In het voorstel staat, dat spoedig tot woningbouw zal worden overgegaan, als er op andere wijze niet in wordt voorzien. Spr. denkt, dat „op andere wijze" een vinger wijzing voor particuliere bouwondernemers bedoelt te zijn. Hij zou met dezen bouw, als van andere zijde geen spoed wordt betracht, niet te lang willen traineeren, omdat er aan dit soort arbeiderswoningen wel behoefte bestaat. De vraag is echter of men wel geschikte wo ningen kan bouwen voor de menschen uit deze omge ving, die groote gezinnen hebben en nu niet bepaald de beste huurders zijn. (De heer Van der Schoot: Dat valt genoeg mee.). De huren, welke men voor deze krotwoningen maakt, zijn, in verband met haar waarde, wel bijzonder hoog. Intusschen dienen deze plannen, gezien den woning toestand ter plaatse, ten zeerste toegejuicht te worden. De heer Meek juicht eveneens de onbewoonbaar verklaring toe en hoopt, dat, waar hier de gemeente woningen worden afgekeurd, ook dit keer ernstig ge poogd zal worden om tot volledige saneering te komen. Spr. heeft de situatie ter plaatse bekeken en zich geër gerd over zoo n toestand in het centrum, welke al jaren zoo geduurd heeft. Spr. heeft gehoord, dat men al 10 jaar bezig is om opruiming te verkrijgen. Er zijn daar echter wel woninkjes bij, die netjes worden bewoond en er op het oog wel keurig uitzien. Spr. zal zijn stem aan onbewoonbaarverklaring geven, omdat men nu tot afbraak zal komen. Spr. hoopt voorts van B. en W. te vernemen, of iets nieuws ter plaatse gesticht zal worden. Den heer Rom Colthoff verbaast het, dat de bedoe ling is de verhuring van de gemeentewoningen pas te staken op den ontruimingsdatum der particuliere woningen. De gemeente heeft die woningen toch ge kocht om ze af te breken en is de ontruimingstermijn van 6 maanden dan noodig Zooals het in het voorstel staat, lijkt het wel. of de gemeente nu nog zoo lang mogelijk huur wil trekken. Gaat de gemeente, als een der woningen leeg komt, deze b.v. nog voor de restee- rende 3 maanden verhuren De heer Praamsma stemt, als het weer de bedoeling is, den ih het voorstel genoemden termijn van 6 maan den te verlengen, zooals hier dikwijls het geval was.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1939 | | pagina 3