96 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 7 Juni 1939. blanco, hoe ongaarne hij zulks ook doet. Het verheugt hem, dat B. en W. deze saneering willen bespoedigen, maar dat zij daarbij spreken van „versneld tempo'' is onjuist; immers, van tempo is nimmer sprake geweest, laat staan van versneld tempo. Als men aan den schandelijken toestand ter plaatse een einde wil maken, dan moet dat binnen de gestelde 6 maanden geschieden en moeten B. en W. zich aan dit besluit houden en niet meer herhaaldelijk bij den Raad komen om uitstel, waardoor het t.a.v. de krot opruiming eigenlijk afstel wordt. De heer Muller gelooft, dat men met dit voorstel op den goeden weg is. Eenigen tijd geleden is tot den bouw van 75 woningen besloten en tot het onbewoonbaar verklaren van 50 woningen. Ook spr. meent, dat het van het grootste belang is het tempo van de krotop ruiming meer te versnellen. Als B. en W. in het voorstel schrijven, dat zij de saneering van den Weerklank in versneld tempo voort willen zetten, meent spr. te mogen vertrouwen, dat B. en W. binnenkort desbetreffende voorstellen zullen doen, maar daarnaast zullen voort gaan met het stichten van woningen voor valide ar beiders. Dan schept men gelegenheid woningen in de Bleekerstraat, Landbuurt, enz. te ontruimen, welke dan door krotbewoners kunnen worden betrokken. Op het congres van den Nat. Woningraad werd medegedeeld, dat er in Leeuwarden 500 krotten zijn. Wij zijn, aldus spr., trotsch op onze stad, maar hoeveel trotscher kunnen wij zijn, als binnen weinige jaren die schaduwzijde weggenomen is. De heer De Boer (weth.) meent, dat de heer Turksma deze zaak niet juist ziet. In de 7 jaren na het verschij nen van het rapport van den toenmaligen Inspecteur voor het Bouw- en Woningtoezicht is in den Weer klank zeer veel gedaan aan afbraak. Het is daar thans een chaos, als gevolg van het afbreken van woningen. Doch dat sinds 1932 niet datgene is gebeurd, wat B. en W. gaarne hadden gewild, werd veroorzaakt door de veranderde financieele omstandigheden. Het was heel moeilijk om voldoende middelen beschikbaar te stellen voor de volkshuisvesting. Het heeft al heel wat moeite gekost om den bouw van de 75 woningen voor elkaar te krijgen. Spr. verzekert den heer Turksma, die op spoed aan gedrongen heeft, dat het aan B. en W. niet zal liggen; zij zullen dezen chaotischen toestand radicaal trachten te verbeteren. Dit voorstel moet gezien worden als een onderdeel van een geheel saneeringsplan van den Weerklank, waarvoor getracht zal worden financieele hulp van Rijkswege te krijgen. Den heer Rom Colthoff antwoordt spr., dat de ge meente de laatste jaren nogal wat woningen in den Weerklank heeft aangekocht, wat B. en W. nu ook van belang lijkt. Die woningen zijn echter niet aangekocht voor exploitatie-doeleinden, doch om ze t.z.t. af te breken. (De heer Rom Colthoff; Dat heb ik ook zoo gezegd.). Zoodra dit voorstel is aangenomen en door Ged. St. goedgekeurd, zal den bewoners de huur worden opge zegd; zij worden niet anders behandeld dan de men- schen, die in de particuliere huisjes wonen. Dat voor de gemeentewoningen, zoolang ze nu nog bewoond worden, huur betaald wordt, is normaal. De gemeente heeft de aangekochte panden ook moeten betalen. En overigens wordt voor alles wat de gemeente verhuurd, als regel huur betaald. De huurontvangst zal echter niet langer duren, dan hoogst noodzakelijk is. De heer Rom Colthoff drong verder op spoedige ontruiming aan. Dan zullen waarschijnlijk vooraf nieuwe woningen moeten worden gebouwd, wat trouwens bij dit voorstel ook al is aangekondigd. Spr. hoopt, dat B. en W. te dier zake op den steun van den Raad mogen rekenen. De heer Rom Colthoff: Waanneer na 3 maanden die woningen zijn vrijgekomen, zal de gemeente ze dan weer verhuren De heer De Boer (weth.): Ze worden dan afgebro ken of dichtgespijkerd. Indien noodig moet er voor de valide arbeiders wor den gebouwd, want de menschen uit de krotwoningen kunnen als regel niet naar de nieuwe woningen over gaan. Het onderzoek van den woningtoestand in den Weerklank heeft zeer veel tijd gekost; woning voor woning moest worden nagegaan, terwijl ook de Rijks inspecteur bij deze zaak betrokken was. Ten slotte kwam het voorstel iets later dan B. en W. hadden gewenscht. De heer Praamsma meent, dat de termijn voor ont ruiming niet meer verlengd moet worden. Indien er andere woningen beschikbaar zijn, is er geen besluit meer noodig om dien termijn te verlengen. Is die termijn echter om, dan moet er iets gebeuren öf de menschen moeten de woningen verlaten, öf de ontruimingstermijn moet worden verlengd. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 7 (bijl. nos. 36 en 63). De heer Algera verklaart, dat zijn fractie van oordeel is, dat de verhoogde opcentenheffing op de pers. be lasting in verband met den totalen belastingdruk, welke op de burgerij van Leeuwarden rust, redelijkerwijze niet mag worden opgelegd. De heer Van Kollem heeft met aandacht de korte verklaring van den heer Algera beluisterd en inderdaad blijkt waar, wat spr. den vorigen keer heeft opgemerkt. n.L, dat men aan de A.R. zijde wakker is geworden. En men is wakker gebleven. Het spijt spr. echter, dat men daar thans zijn stem op deze wijze argumenteert; spr. meent, dat de Raad het belang van Leeuwarden in alle opzichten heeft te dienen. Toch wil spr. daar niet mede bedoelen, dat iemand, die zijn standpunt niet deelt, dat niet zou doen. Ieder kan op zijn manier het belang van de gemeente dienen. Ook spr. wil niet teruggrijpen in de historie, omdat standpunten en argumenten voldoende bekend zijn. Hij verklaart slechts namens de S.D. fractie, dat deze meent, dat door den Minister onbillijk t.o.v. de gemeente wordt gehandeld en dat hiermede een serie handelingen wordt voortgezet, welke zij reeds langen tijd als onbillijk voelt. Zij wil echter niet gelijk spr. in de vorige vergadering reeds heeft gezegd tegen het voorstel stemmen, omdat zij in weerspanningheid een tegen werken van de belangen der gemeente ziet. In de eerste plaats zou daaruit noodwendig voortvloeien, dat deze maatregel gelijk de Minister te kennen geeft aan de gemeente wordt opgelegd, wat de fractie in zekeren zin beneden de waardigheid van de gemeente acht, maar in de tweede plaats acht spr.'s fractie tegenstem men niet in het belang der gemeente, omdat daarmede de extra-bijdragen van het Rijk in gevaar worden ge bracht, die, hoe hard B. en W. daarvoor ook moeten werken, toch al aan den lagen kant zijn. De S.D. fractie wil niet het gevaar scheppen, dat de financieele om standigheden, reeds zwaar genoeg, nog chaotischer worden. Zij zal zich, onder dwang van hoogerhand, niet langer verzetten en onder protest voor het voorstel stemmen. De heer Turksma mist in het antwoord van den Minister tegenargumenten. Het behelst slechts dezen korten zin ik doe het toch. Het is onder den drang van de omstandigheden en met een geheel onvoldaan gevoel, dat spr.'s fractie met het voorstel mee zal gaan. De heer Rom Colthoff onderschrijft eendeels de ver klaring van den heer Algera, maar kan zich anderdeels aansluiten bij den heer Van Kollem. Hij acht het van onnut om tegen het voorstel te stemmen. De heer Van der Geest stemt tegen het voorstel, omdat hij meent, dat de Raad niet mag medewerken aan dezen belastingdruk, die een verzwaring beteekent voor de minst-draagkrachtigen en de kleine groepen, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 7 Juni 1939. 97 die tusschen dezen en de beter gesitueerden in liggen. De heer Balk heeft zich, toen dit voorstel indertijd in de Fin. Comm. werd besproken, er ook tegen verzet. De Raad heeft echter het belang van de gemeente te dienen. Daarom legt spr. er zich nu ook bij neer, want als men ingaat tegen wat de Minister oplegt, zou dat juist bezwaren kunnen opleveren voor de minst-draag krachtigen. De heer Algera zegt, dat de heer Van Kollem c.s. in het afstemmen van dit voorstel een tegenwerken van de belangen van Leeuwarden zien. Spr. c.s. meenen echter, die belangen te dienen door tegen een voorstel te stemmen, dat een verhoogde opcentenheffing wil opleggen. Als spr. zich niet vergist, heeft de Minister niet de bevoegdheid die opcentenverhooging op te leggen, maar kan zij alleen als voorwaarde worden gesteld bij de toekening van de extra-bijdrage. De heer Van Kollem c.s. motiveeren hun houding met het feit, dat zij de extra-bijdrage niet in gevaar- willen brengen. Bij veel minder belangrijke zaken, zoo als de geëischte salarisverlaging van het bewaarschool- personeel of het verlagen van enkele subsidies met 10 heeft de S.D.A.P. echter niet geschroomd die extra-bijdrage in gevaar te brengen, door de eischen niet aan te nemen. Men blijve ook t.o.v. deze veel be langrijker kwestie volharden. De heer Van Kollem zegt, dat, zooals de heer Algera het standpunt van spr. c.s. uiteenzet, het niet juist is. Zij hebben zich dikwijls heftig verzet tegen verschil lende maatregelen, maar zijn, als puntje bij paaltje kwam, om te trachten sommige dingen te behouden, meegegaan met verschillende voorstellen van B. en W. zij het onder protest. Ook hier is alles geprobeerd. Spr. c.s. hebben het voorstel-Algera gesteund, in de hoop te redden, wat er te redden was. De overmacht is echter te sterk. Men kan wel zeggen, de Minister kan de opcentenregeling niet opleggen, maar als dwangmiddel voor de extra-bijdrage wordt zulks toch bereikt. De Voorzitter merkt op, dat, als de heer Van der Geest het voorstel goed gelezen had of studie van deze zaak had gemaakt, hij zou weten, dat de minder-draag- krachtigen door deze opcentenheffing niet zwaarder worden belast. Zij, die pl.m. 3.verwonen, betalen niets meer. De heer Van der Geest: Dus iemand, die 4.a 5.verwoont, behoort tot de beter gesitueerden Dergelijke menschen wonen dikwijls reeds boven hun draagkracht en zullen nu bovendien nog meer belast worden. Daarom is spr. tegen dit voorstel. Het voorstel van B. en W. sub a wordt met 20 tegen 6 stemmen, die van de heeren Wiersma, v. d. Schoot, Stobbe, Algera, Praamsma en v. d. Geest, aangenomen. Het voorstel sub b wordt met alg. stemmen aange nomen. Punt 8 (bijl. no. 64). De heer Meek leest in het voorstel, dat men nog een deel van de verificatie opdraagt aan een gemeente ambtenaar. Is het niet mogelijk ook dat onderdeel over te dragen aan het Centraal Bureau Het is nu toch eigenlijk een drie-kwart maatregel. Zijn er bijzondere omstandigheden geweest om zulks te doen Is er niet alsnog een oplossing te vinden De heer IJtsma wil, nu deze opmerking toch gemaakt wordt, haar ook onderschrijven. Spr. had eigenlijk de hoop, dat, als te eeniger tijd een voorstel over de veri ficatie zou worden gedaan, de Raad voor een bepaald stelsel zou hebben te kiezen. Er is den laatsten tijd wel wat personeelswisseling geweest, maar waarom gaat men nu juist op dit oogenblik de zaak wijzigen en komt men niet met een radicaal voorstel, n.l. om eenig stelsel te aanvaarden Over het stelsel zelve wil spr. het thans niet hebben. Hij voelt er echter veel voor, om, als toch de verificatie buiten het secretarie-personeel omgaat, dit dan ook radicaal door te voeren, tenzij er groote bezwaren zijn. Spr. hoopt niet, dat deze bezwaren weer van persoon lijken aard zijn of in verband staan met opwachtgeld- stelling van één of meer personen. Spr. vraagt welke personen er staan tusschen verificatie van buitenaf of door eigen ambtenaren. Het antwoord hierop zal spr.'s stem bepalen. De heer Turksma zegt, dat uit het voorstel blijkt, dat deze voorzieningen zullen worden getroffen ten gevolge van toename van het werk, en dat, als de heer Hoog kamp hier was gebleven, die voorzieningen eveneens noodig waren. Want B. en W. zeggen eigenlijk, dat genoemde ambtenaar over te weinig tijd beschikte om zich ten volle te kunnen geven. B. en W. adviseeren tot aansluiting bij het Centraal Bureau, opdat ook van zijn alleszins deskundige ad viezen gebruik gemaakt kan worden. Spr. zou gaarne ingelicht worden tot hoever deze zich uitstrekken. Adviseert het Bureau ook t.a.v. een algeheele veran dering in het systeem der bedrijfsvoering, met voor lichting omtrent eventueele bezuinigingsmogelijkheden? Indien bij de jaarlijksche rekening rapporten verschij nen, die, naar spr. vermoedt, gericht worden aan B. en W., zou hij het op prijs stellen, dat de Raadsleden hiervan ook inzage zullen kunnen nemen. Het zou duurder uitkomen als de gemeente een aparten dienst voor verificatie vormt. Het globale be drag, dat voor het Bureau wordt becijferd, beloopt 3000.terwijl een eigen dienst 7 a 8000.zou vragen, een verschil té groot, om te verwaarloozen. Er blijft nog een gedeelte van het werk over voor den heer Feddes, maar zou er geen oplossing te vinden zijn, dat ook dat bij het bureau komt Of dient hier gerekend met de taak voor een bepaalden persoon en met het verstrekken van wachtgeld Spr. juicht overdracht aan het Verificatiebureau toe en wel mede op grond van de adviezen, die, uit hoofde van de positie, welke het bureau inneemt, aan een veel jarige ervaring getoetst kunnen worden. Ook staat het bureau ver af van de gemeente-ambtenaren en zal als zoodanig een vrijer standpunt innemen, a.h.w. boven de partijen staan, een niet te onderschatten voordeel. Er is hier opgemerkt, dat men gaarne een bepaald stelsel zou willen hebben en dat geen bezwaren van persoonlijken aard naar voren behooren te komen. Spr. gelooft, dat hier door B. en W. eigenlijk wel een be paald stelsel wordt aangekondigd, n.l. om de meeste diensten naar het Verificatiebureau over te schakelen. Het is spr. opgevallen, dat er over 1939 2/3 van het kostenbedrag berekend wordt. Men vangt het werk in Juli aan en heeft dus een taak over een half jaar. Opper vlakkig zou men dus ook denken, dat hier een vergoeding kan getoucheerd worden over een half jaar. Of houdt dit bedrag verband met de z.g. uitgestelde werkzaam heden, b.v. t.a.v. de jaarrekening De heer Algera vindt het voorstel, dat wijziging zal brengen in een bestaanden toestand, zeer belangrijk. Het houdt in een terugkeer tot den toestand van vóór 1935, op grond van de gewijzigde omstandigheden, i.e., dat de werkzaamheden van den chef van afd. Fin. der mate zijn toegenomen, dat hij aan de Verificatie niet voldoende aandacht kan besteden. Is dat voldoende om een verandering voor te stellen B. en W. zeggen in dit voorstel, dat in 1935 bezuiniging de oorzaak was om tot een ander systeem over te gaan, terwijl het belang, bij een goede verificatie betrokken, daardoor niet zou worden geschaad, gelijk het ook in het betref fende voorstel van 1935 staat. Maar uit de destijds gevoerde discussies blijkt een geheel andere motiveering. B. en W. hebben samenvoeging niet verdedigd op die gronden, maar positief is gezegd, dat principieel Veri ficatie en Financiën een eenheid moeten vormen. De heer Ritmeester zei indertijd van buitengewoon groot belang, dat er een zeer nauw contact komt tusschen de financiën en verificatie en dit contact kan niet zoo nauw en goed worden door den verificateur en het hoofd van de afd. Fin. te laten samenwerken, als wanneer men die beide functies vereenigt."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1939 | | pagina 4