112 Verslag van de handelingen van den gementeraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1939.
behoudens op een ondergeschikt punt, in geen enkel
opzicht van spr.'s fractie heeft onderscheiden. Spr.
hoopt bij de begrooting hierop terug te komen.
Benoemd worden: de heeren Meek en Hooiring ieder
met 21, de heer Molenaar met 20 en de heer Van der
Schoot met 17 stemmen. (De heer Praamsma 8, de heer
Posthuma 4, de heeren Sterringa en Westra ieder 3
stemmen, de heeren Balk en Rom Colthoff ieder 1 stem,
1 bilj. voor één der vacatures blanco en 4 bilj. voor alle
vacatures blanco).
Punt 7. Benoemd worden de heer Meek, mevr. Van
DijkSmit, de heeren Van Kollem en Praam
sma ieder met 21 stemmen (8 bilj. voor alle vacatures
blanco)
Punt 8. Benoemd worden de heeren Dijkstra, Wier-
sma en IJtsma ieder met 22, de heer Westra
met 21 stemmen (de heer Sterringa 1 stem en 7 bilj.
voor alle vacatures blanco).
Punt 9. Benoemd wordende heer Van Eyck van
Heslinga met 22, de heeren H. de Boer en
IJtsma ieder met 21 en de heer Feitsma met 20 stemmen
(de heer Posthuma 2 stemmen, de heeren Koopal en
Sterringa ieder 1 stem en 7 bilj. voor alle vacatures
blanco)
Punt 10. Benoemd worden de heer Balk met 23, de
heeren Van Kollem en De Walle ieder met
22 en de heer Rom Colthoff met 21 stemmen (de heeren
Algera en Praamsma ieder 1 stem, 6 bilj. voor de af
zonderlijke vacatures blanco en 5 bilj. voor alle vaca
tures blanco).
Punt 11. Benoemd worden de heeren Algera en
Postma ieder met 24 en de heeren Van der
Meulen en Sterringa ieder met 22 stemmen (de heer
Buiël 5, de heer Wiersma 2 stemmen, de heer Feitsma
1 stem en 4 bilj. voor alle vacatures blanco).
Punt 12. Benoemd worden de heer H. de Boer met
21, de heeren Buiël en Posthuma ieder met
20, en mevr. BusscherSjerp met 19 stemmen (mevr.
Van DijkSmit 2 stemmen, de heeren Feitsma en
IJtsma ieder 1 stem, 4 bilj. voor de afzonderlijke vaca
tures blanco en 7 bilj. voor alle vacatures blanco).
Punt 13. Benoemd worden: de heer Praamsma met 27,
de heer Meek met 21 en de heer Dijkstra
met 20 stemmen (de heeren Rom Colthoff en Buiël ieder
4, de heer De Walle 3, de heer Westra 2 stemmen en
de heeren Sterringa, IJtsma, Postma, Balk, Van der
Meulen, Wiersma, Feitsma, Posthuma en mevr. Van
DijkSmit ieder 1 stem).
Punt 14. Benoemd worden de heeren Balk en Van
der Meulen ieder met 25 en de heer Wiersma
met 22 stemmen (de heer Posthuma 2 stemmen, de
heeren Westra, Postma, Praamsma en Algera ieder 1
stem en 3 bilj. voor alle vacatures blanco).
Punt 15 (bijl. no. 101).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt
I. voor directeur M. Steunebrink
II. voor
a. leeraren in Nederlandsch
J. G. Groothoff en R. van der Noord
b. leeraren in Duitsch
C. Vermeer en H. Smedes
c. leeraar in Duitsch en Boekhouden
J. Leffertstra
d. leeraren in Engelsch
M. Steunebrink en P. Brommer
e. leeraren in Boekhouden, Handelsrekenen en
Handelsrecht
H. Valkema en J. H. de Jager:
leeraar in Boekhouden en Handelsrekenen
S. Postuma,
allen thans ook reeds tijdelijk als zoodanig werkzaam.
Benoemd worden de aanbevolenen met alg. stemmen.
Punt 16 (bijl. no. 97).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt
a. voor leeraar in Handelsaardrijkskunde
H. de Boer, alhier;
b. voor leeraar in Boekhouden, Handelsrekenen en
Handelskennis
J. van Kuik, alhier
c. voor leeraar in de Engelsche taal en Handels
correspondentie
E. G. Schaapman, alhier,
allen thans reeds als zoodanig werkzaam.
Op voorstel van den Voorzitter, namens B. en W.,
wordt de benoeming sub a aangehouden tot een vol
gende vergadering.
Benoemd worden de aanbevolenen sub b en c met
alg. stemmen.
Punt 17 (bijl. no. 98).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt
1R. de Jong
2. J. Röben
3. G. W. Schafraad,
allen alhier.
Benoemd wordt J. Röben met 17 stemmen (De Jong
8 stemmen, Schafraad 1 stem en 3 bilj. blanco).
Punt 18 (bijl. no. 105).
De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt
a. gedurende het schooljaar 1939/40:
mej. G. Kolthoff, te Sneek
b. gedurende het ziekteverlof van mej. Albers
1. mej. dr. W. Stuijver, te Amsterdam;
2. mej. M. F. Scholte, te Amsterdam
3. mej. A. W. de Hoest, te Arnhem.
De Voorzitter zegt, dat mej. Stuijver intusschen elders
is benoemd, zoodat zij van de aanbeveling sub b moet
worden afgevoerd.
Sub a. Benoemd wordt mej. Kolthoff met alg.
stemmen.
Sub b. Benoemd wordt mej. Scholte met 26 stemmen
(mej. Stuijver 2 stemmen, mej. De Hoest 1 stem).
Punten 19, 20. 21 en 22 (bijl. nos. 99, 102, 103 en 100).
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de
voorstellen van B. en W.
Punt 23 (bijl. no. 106).
De heer Van Kollem wil motiveeren, waarom hij niet
met dit voorstel meegaat.
Het terrein bij den ouden watertoren is gelegen op
een punt van de stad, over welks definitieve oplossing
voor de toekomst nog niet is beslist. Spr. beschouwt
dezen verkoop niet in verband met de ruiling van den
grond aan den Groningerstraatweg, doch op zich zelf
en primair.
Sinds vele jaren bestaan plannen tot verbetering van
den spoorwegovergang bij de Schrans, welke strijdt met
de tegenwoordige begrippen van verkeer en men heeft
af te wachten, hoe die plannen zullen zijn. Op enkele
schetsen heeft spr. de mogelijkheid van een breede
tunnel voor snelverkeer en voetgangersverkeer over
wogen gezien, maar er zijn ook andere plannen. Of in
de toekomst de onderhavige grond daarvoor gebruikt
zal moeten worden, kan men thans niet beoordeelen en
het is daarom beter den grond in eigendom te houden.
Door verkoop van het terrein blijft de toestand bij den
watertoren gelijk is het daarom niet verstandiger dit
terrein, evenals het achtergelegene, b.v. voor 2 jaar aan
de I. W. G. L. te verhuren Misschien kan men dan
nadien de geheele zaak beter beoordeelen.
Spr. wil niet ingaan op hetgeen met dit voorstel annex
is, n.l. de ruiling van den grond aan den Groninger
straatweg, welke voor spr. niet zoo zwaar weegt en
eventueel een apart punt kan uitmaken.
De heer Praamsma kan zich bij den heer Van Kollem
aansluiten, maar heeft nog een bezwaar. Het lijkt hem
beter, daar het hier een belangrijk punt der stad betreft,
waarvoor t.z.t. een oplossing zal moeten komen, dat de
gemeente het geheele terrein behoudt. De eigenlijke toe
stand toch wordt door aanneming van dit voorstel niet
gewijzigd. De N.V. betaalt tot nog toe huur voor het
Verslag van de handelingen van den gementeraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1939. 113
terrein, dat zij nu wil koopen. Bovendien zal er in de
komende twee jaar nog geen voorbouw tot stand komen.
Kan de gemeente het terrein evenwel missen voor het
groote verkeersprobleem ter plaatse, dan gevoelt spr. er
meer voor, dat het geheele terrein aan de I. W. G. L.
wordt verkocht. Voor een juiste verbetering en voor
een eventueelen voorbouw verdient het aanbeveling, dat
de N.V. eigenares is van het geheele terrein. Voorbouw
lijkt spr. wegens de ondiepte niet goed mogelijk. Spr.
zou de zaak een paar jaar willen uitstellen, opdat de
kwestie van den spoorwegovergang eventueel nog nader
onder oogen kan worden gezien. En zelfs, als blijkt
dat de gemeente het terrein daarvoor niet noodig heeft,
kan worden overwogen of zij het geheele terrein kan
behouden, waardoor zij zelf ook de bebouwing in de
hand heeft. Spr. weet niet of het de bedoeling van den
heer Van Kollem is, maar anders zou hij gaarne aan
houding van deze zaak voorstellen, mede in verband
met het terrein om den nieuwen watertoren. De stukken
lezende, kwam spr. eenigszins onder den indruk van de
bezorgdheid der N.V. voor het stedebouwkundig schoon
van Leeuwarden. Zij spreekt alleen over het aesthetische
belang van de stad, maar het belang van de I. W. G. L.
wordt nergens genoemd. Spr. heeft de situatie ter plaatse
bekeken. De I. W. G. L. spreekt van een onhoudbaren
toestand, doch er zijn heel wat meer èn erger onge
rechtigheden, zoowel bij de entrée als verderop aan
den Groningerstraatweg. De nieuwe watertoren staat
er nog maar pas dat een dergelijk bouwwerk slecht
zou zijn voorbereid en onaesthetisch opgezet, kan spr.
niet begrijpen. Bovendien is er nog een aardig plant
soentje omheen. Nu zou de gemeente straks een stuk
van dezen grond noodig hebben voor verbetering van
den straatweg en om daar een plantsoen te maken,
toegankelijk voor het publiek. Dit begrijpt spr. niet.
Menig heerenhuis heeft meer open grond dan daar
overblijft. Het wordt daar dus een plantsoen, eigenlijk
niet grooter dan een behoorlijke tuin van een privé-
woning. Het ligt voorts ook nog in de bedoeling er een
huis bij te bouwen wat men dus misprees bij den ouden
toren, dat prijst men bij den nieuwen aan. want nu zal
bij dezen ook bebouwing plaats vinden, zij het misschien
niet in die sterke mate als bij den ouden toren. Boven
dien blijft nog een toegangspad naar den toren, alsook
de grond daar rondom, bezit van de N.V. Er blijven
maar een paar kleine grasveldjes over en spr. kan zich
niet indenken, welk belang Leeuwarden daarbij kan
hebben. De Dir. van G.W. zegt, dat, ter camoufleering
van de achterzijden der achtergelegen woningen, een
behoorlijke beplanting noodig is. Nu heeft spr. eenigs
zins den indruk, dat men de gemeente met de stukjes
grond opknaptzij mag deze behoorlijk aanleggen en
zonder eeniq profijt onderhouden, maar men mag toch
veronderstellen, dat een groot lichaam als de I. W. G. L.
zelf het geheel in behoorlijken toestand kan houden
De gemeente kan dat met alle recht en billijkheid van
de N.V. vragen. Men spreekt er wel van t.z.t. een
rijwiel- en een voetpad aan te leggen spr. meent, dat
uit verkeerstechnisch oogpunt een rijwielpad daar geen
aanbeveling verdient. Wel hebben de achtergelegen
straten behoefte aan een verbinding met den Groninger
straatweg, maar dan via doortrekking van den Pasteur-
weg.
De heer Molenaar is het niet eens met de heeren
Van Kollem en Praamsma, doch meent, dat de Raad
dit voorstel zonder bezwaar kan aannemen. Hij vindt
het niet juist het eene deel van het voorstel los van het
andere te maken. Het overwegende bezwaar, hier geuit,
is, dat de gemeente het terrein bij den ouden watertoren
uit verkeersoogpunt zal moeten gebruiken. Spr. kan
zich evenwel niet indenken, dat, als de gemeente t.z.t.
om niet te spreken van verre toekomst, wat tegen
woordig misschien beter is den toestand ter plaatse
zal verbeteren, zij het zal zoeken in dit terreintje. Z.i.
ligt de beste oplossing uit economisch- en verkeers
technisch oogpunt en gelet op de ligging van de Schrans,
ten Westen van den weg, waar plantsoen is, en niet
aan den Oostkant, want dit zou ten gevolge moeten
hebben, aankoop of onteigening van de geheele huizenrij
tot aan de Klanderijstraat. De Raad kan daarom zonder
bezwaar aan deze transactie medewerken. Aannemende,
dat het onderhavige terrein niet noodig zal zijn voor
de verkeersverbetering. kan nu toch bij de entrée der
stad een betere toestand geschapen worden.
Wat de kwestie op den Groningerstraatweg betreft,
spr. heeft met vreugde vernomen, dat de heer Praamsma
daar den toestand allesbehalve fraai vindt en hij hoopt,
dat, als t.z.t. de overname en verbetering van dien
straatweg in den Raad komen, ook op den heer Praam
sma gerekend mag worden. Spr. meent, dat de gemeente
belang heeft bij het terrein bij den nieuwen watertoren,
omdat zulks voor de algeheele verbetering van den
Groningerstraatweg noodig is.
De heer IJtsma zegt, dat men thans niet weet, hoe
de oplossing bij den overweg zal worden. De heer Mole
naar meent, in tegenstelling met den heer Van Kollem,
dat deze grond niet noodig zal zijn voor een eventueele
wijziging, doch het staat vast, dat de gemeende nu be
schikt over den grond. Ieder, die wel eens heeft mee
gemaakt, dat een werk van eenigen omvang moest
worden ondernomen, waarin andere instanties moesten
worden gekend, weet, dat in de meeste gevallen het
precies anders loopt, dan hij gedacht had en daarom is
het niet juist zich t.o.v. dezen grond vast te leggen.
De toestand ter plaatse blijft door dezen verkoop
gelijk, maar als de N.V. zoozeer belang bij koop heeft,
dan stelt spr. het op prijs met dit semi-overheidsbedrijf
overeen te komen, dat, mocht de gemeente t.z.t. het
terrein noodig hebben, b.v. voor aanleg van een tunnel,
de I. W. G. L. bereid is den grond weer aan de gemeente
over te doen. Wil de N.V. dat niet, dan is het beter
het heft in handen te houden.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat bij deze kwestie
twee partijen betrokken zijn de gemeente heeft belang
bij de strook grond aan den Groningerstraatweg, omdat
op het plan tot verbetering van dien weg op de plaats
van de sloot voor den watertoren een trottoir is gepro
jecteerd de I. W. G. L. heeft belang bij het terrein aan
het Zuiderplein, waar zij bezig is de zaak bij den ouden
watertoren te restaureeren. Het is daar geen mooi ge
heel en niet alleen naar de meening van Gem.werken,
maar ook van andere instanties, is het aanbevelens
waard, als in aesthetisch opzicht de zaak veranderd
kan worden. Op het na verkoop overblijvende terrein
aan de zijde van het Zuiderplein zouden dan twee
woningen gebouwd kunnen worden, welke gezien de
geringe terreindiepte, twee vertrekken aan de straat
moeten hebben. Dan zou het een zeer goed geheel
kunnen worden en aan behoorlijke eischen van wel
stand kunnen voldoen. Het is inderdaad van belang,
dat de spoorwegovergang veranderd wordt, maar dat
het onderhavige terrein daarom geheel aan de gemeente
moet blijven, is onnoodig. Want als die verbetering
ooit tot stand mocht komen definitieve plannen zijn
er nietspr. heeft echter wel eens een schets van een
tunnel ter plaatse gezien dan behoeft men daarvoor
nooit meer te gebruiken dan het terrein, dat de gemeente
nog in eigendom behoudt. Het lijkt spr. voorts meer
waarschijnlijk, dat men de oplossing in westelijke rich
ting zou zoeken, al is dat ten slotte niet alleen aan de
gemeente ter beoordeeling. Doch hoe het ook zij, deze
transactie behoeft iedere eventueele verbetering niet in
den weg te staan, nu het voorterrein aan de gemeente
blijft. En als het voorterrein al bebouwd wordt
plannen daartoe bestaan niet definitief dan mag dat
toch niet verder dan tot een wettelijk bepaalden afstand
van den spoorweg, zoodat verandering van den spoor
wegovergang altijd door kan gaan.
Door het geheele terrein in handen der gemeente te