144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1940.
Na vaststelling van de volgnos. van Baten en Lasten,
Kapitaalsinkomsten en -uitgaven, wordt de geheele
begrooting met alg. stemmen aangenomen.
De ontwerp-begrootingen van het Woningbedrijf en
van de Gasfabriek worden, na vaststelling van de
volgnos. van Baten en Lasten, Kapitaalsinkomsten en
-uitgaven, met alg. stemmen aangenomen.
Aan de orde is de ontwerp-begrooting van de
GEMEENTEREINIGING.
De heer Posthuma heeft er reeds verleden jaar in de
Secties op gewezen, dat er in Leeuwarden nogal last
van wandluizen is. Spr. zou dit punt nic< in het open
baar hebben aangesneden om onze goede stad niet
in opspraak te brengen ware het niet, dat van den
Dir. van de Gem.reiniging een rapport i.z. deze kwestie
in de courant is verschenen. Spr. meent nu ook niet
schroomvallig te moeten zijn en brengt deze zaak nader
onder de aandacht van B. en W.
Een van de vervelende dingen in deze aangelegen
heid is, dat, als een eigenaar medewerkt om een huis
gecyaneerd te krijgen en daarvoor een niet onbeduidend
bedrag heeft uitgegeven, hij het een volgend jaar weel
moet laten zuiveren, niet omdat de betrokken bewoner
niet voldoende zorg aan de reinheid besteed, maar om
dat de naastleger het huis niet laat cyaneeren.
De Dir. der Gem.reiniging zegt toe. meer aandacht
aan deze zaak te zullen besteden en in verband daar
mede had spr. een grooteren post op de begrooting
verwacht. Het is alleszins in het belang van een goede
huisvesting en volksgezondheid, dat er met ernst wordt
ingegrepen. Het College moet er voor zorgen, den wan
toestand der wandluizen te doen verdwijnen.
Den heer Praamsma ligt de goede stad onzer inwoning
zeer na aan het hart, maar hij moet er toch op wijzen,
dat de heer Posthuma lichtelijk overdrijft. De Reiniging
heeft alle jaren weeraan getracht dit euvel te bestrijden.
Maar men moest daar telkens nog van de verkeerde
gedachte uitgaan, achter die lieve beestjes aan te loopen
in plaats van ze tegemoet te gaan. Op dit laatste moet
het systeem gericht worden.
Er is samenwerking tusschen woningstichtingen,
Woningbedrijf en Reiniging en nu komen particuliere
eigenaren ook wel tot de conclusie, te moeten mede
werken. Die zaak moet worden aangepakt, zooals de
wethouder en de Dir. van de Reiniging het al lang heb
ben gewild, maar waarbij zij werden gehandicapt door
geringe medewerking.
Het is waar, dat. als een woning wordt gezuiverd,
het ongedierte weer van een ander besmet huis op de
gezuiverde woning kan worden overgebracht. Dat is
de schuld van de betrokken particuliere eigenaren, die
meenen, dat cvaneering niet noodig is.
Spr. gelooft echter, dat, als de Directeur nog even
doorwerkt met zijn cyaneeringsdienst, de Raad er niet
over had behoeven te spreken. Het is niet zoo erg, als
men uit de woorden van den heer Posthuma zou kunnen
concludeeren. (De heeren Posthuma en Balk: Het is
wel erg).
De heer Meek zegt, dat eenige leden volgno. 49,
Aan de gemeente toekomende rente van schuld f 8893.02,
te hoog geraamd achtten en het op prijs zouden stellen,
dat B. en W. een onderzoek naar het rentepercentage
instellen en de resultaten t.z.t. ter kennis van den Raad
brengen.
Is het de bedoeling daarvoor nog een post op de
begrooting 1941 te zetten?
De heer J. de Boer (weth.) zegt, dat het rentepercen
tage voor het z.g. „inbrengkapitaal", dat bij de opening
van het bedrijf heeft gediend als gebruikskapitaal. altijd
5 is geweest.
B. en W. hebben al in de Mem.v.A. gezegd, die zaak
nog te zullen bekijken. Of dat echter spoedig veranderd
kan worden, staat nog te bezien. Het rentecijfer stijgt
over het algemeen eenigszins. Er zal wel niet heel veel
uit te halen zijn.
Eigenlijk heeft het in het geheel niet veel zin. Wat
het Reinigingsbedrijf in mindering wordt gebracht, ont
vangt de gemeente weer minder. Het zou dus alleen
voor de Reiniging eenig voordeel beteekenen.
De bestrijding van wandluizen heeft de volle aan
dacht van B. en W. De samenwerking tusschen de
woningbouwvereenigingen en het Gem. Woningbedrijf
is heel goed op dit punt. In de z.g. ..contactcommissie"
is deze zaak besproken, wat tot resultaat heeft gehad,
dat nu altijd een bewijsje van den candidaat-huurder
wordt gevraagd, of de woning, die hij verlaat, onder
zocht is op wandluizen omgekeerd moet de huurder
den waarborg hebben, dat het huis, door hem te be
trekken, ook zuiver is. De Vereeniging van Woningver
huurders heeft zich bereid verklaard ook dat bewijs te
vragen. Het is beter maatregelen te kiezen, welke voor
komen, dan die, welke genezen. Het is de bedoeling
het daarheen te leiden, dat de kosten van den cyanee
ringsdienst op den duur lager zullen worden, maar eerst
moet krachtig worden ingegrepen. Mocht blijken, dat de
thans uitgetrokken post aan den lagen kant is, dan
zullen B. en W. den Raad een hooger bedrag vragen.
Na vaststelling van de volgnos. der Baten en Lasten
en der Kapitaalsinkomsten en -uitgaven worden de be
grootingen van de Gem. Reiniging en van het Open
baar Slachthuis met alg. stemmen aangenomen.
Aan de orde is de GEMEENTEBEGROOTING.
zooals die bij Nota van wijziging (bijlage bij bijl. no.
126 van 1940) is gewijzigd.
De heer Praamsma zegt, dat een vraag in het Sectie
rapport aangaande het veel te laat bijeenroepen van de
bedrijfscommissies, niet beantwoord is. Er wordt wel
gezegd ,,Wij erkennen, dat de termijnen van behande
ling der ontwerp-begrootingen wat korter moesten uit
vallen dan gebruikelijk is en hebben het op prijs gesteld
dat de Raad daarmede unaniem heeft ingestemd'
wat volkomen juist is maar dit slaat op de behande
ling in Secties en Raad. De vraag was echter, of de
bedrijfscommissies niet eerder bijeengeroepen hadden
moeten worden om wat meer tijd van voorbereiding te
hebben en het van haar gevraagde advies op goede
gronden te kunnen geven. Het was immers ditmaal zoo,
dat een zeer belangrijke commissie niet heeft vergaderd
en de andere commissies kregen de begrootingen in huis,
toen ze reeds gepubliceerd werden. Spr. vraagt het Col
lege, er voortaan rekening mede te houden, dat de com
missies meer tijd van voorbereiding krijgen èn met het
oog op den arbeid, daaraan verbonden èn op het doel.
waarvoor de commissies in het leven geroepen zijn.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. het kunnen beloven,
maar of zij het doen kunnen, is de vraag. Wel begrijpen
zij, dat de stukken niet in de couranten moeten ver
schijnen, voordat de bedrijfscommissies ze hebben ont
vangen. Er zal inderdaad getracht worden, deze aan
gelegenheid in goede banen te leiden.
De heer Hooiring zegt, dat, als de Raad de uitgaaf
posten behandelt, daar ook behandeling der inkomsten
aan vast zit. Dezer dagen heeft men echter kunnen
lezen, dat er vermoedelijk een nieuwe belastingheffing
komt. Heeft het dan eigenlijk wel zin deze begrooting
te behandelen? De Raad kan haar wel zonder bespre
king aannemen en verder afwachten, hoe het met den
financieelen toestand komt. Ook de financieele verhou
ding tusschen Rijk en gemeenten kan nu niet beoordeeld
worden.
De heer Botke (weth.) zegt, dat de heer Hooiring in
zekeren zin gelijk heeft. Vooral de inkomsten staan
thans geheel op losse schroeven. De Gemeentefonds
belasting wordt opgeheven en de werking van het
Werkl.subs.fonds gaat ook veranderen misschien zal
dit vervallen. Toen de begrooting werd opgemaakt, was
dat alles nog niet bekend, al wisten B. en W. wel, dat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1940. 145
er iets in de lucht hing. Het is echter noodig, dat de
uitgaafposten gewoon behandeld worden, opdat men
weet, waar men aan toe is.
Misschien wordt het tekort grooter, misschien ook
kleiner. Dit hangt heelemaal af van de maatregelen,
welke zullen worden getroffen. Alles is echter zeer on
zeker en de begrooting dus ook.
De heer Posthuma is het met de opmerking van den
heer Botke eens. Tegen enkele posten heeft spr. be
zwaar, zoo b.v. om den post winstuitkeering G.E.B. tot
205.000.aan te vullen uit het stroomprijsverlagings-
en vernieuwingsfonds, daar dit „potje" een andere be
stemming heeft. Zou het volgende jaar weer minder
winst dan 250.000. worden gemaakt, dan zou bij
aanvulling daarvan het potje heelemaal leeg zijn en zou
men er toe komen, tot tariefsverhooging over te gaan
om de 250.000.te krijgen. Daar de ontvangsten toch
moeten worden herzien, geeft spr. in overweging de
aanvulling van de winstuitkeering voorloopig buiten de
begrooting te houden. Dan krijgt men een zuiverder
toestand.
De heer Botke (weth.) gaat daar niet mee accoord.
Er is al een opmerking van bovenaf geweest, dat het
geraamde tekort ad 318.000.112.000.hooger
dan over 1940) te groot was en middelen beraamd
moesten worden om dit te verkleinen. Zoodoende kan
men de 43.000.— tot aanvulling van de winstuitkee
ring niet missen en hoogere instanties zouden dat niet
goedkeuren.
De heer Posthuma zegt. dat het fonds er is voor
stroomprijsverlaging en vernieuwingen. Hij heeft be
zwaar tegen de principieele uitspraak van den heer
Botke, omdat daarvan de consequentie zal zijn, dat, als
het volgende jaar de winst weer te laag is, deze nog
maals uit het fonds wordt aangevuld en men, om de
250.000.te krijgen, tot stroomprijsverhooging zal
moeten overgaan. Dat kan men van hoogerhand niet
opleggen. Deze kwestie is hier al dikwijls aan de orde
geweest. Men verwacht voor dit jaar geen 250.000.
winst, waardoor bij niet-suppletie het tekort op de ge
heele begrooting dus f 43.000.hooger wordt. Was
het tekort nu een gevolg van meer algemeene uitgaven,
dan was aandringen van hoogerhand op aanvulling
uit het fonds verklaarbaarhet grootere tekort is
echter geen gevolg van het beheer van Leeuwarden
f 173.000. is zóómaar aan te wijzen aan mindere ont
vangsten, waaraan de gemeente niets kan doen, al staan
er ook enkele lichtpuntjes tegenover. Nu de ontvangsten
toch geheel op losse schroeven staan, had spr. graag
toezegging, dat B. en W. de 43.000.niet uit het
fonds zullen putten, ze behouden voor het doel, waar
voor ze bestemd zijn en afwachten, hoe de ontvangsten
zullen zijn in verband met de nieuwe belastingregeling.
De Voorzitter: Kan dit niet bij Hoofdstuk XIII be
handeld worden, waar deze post staat?
De heer Posthuma heeft daartegen geen bezwaar.
Omdat er geen alg. beschouwingen zijn gehouden, loopt
de zaak wat doorelkaar.
De heer Praamsma heeft den heer Posthuma met ver
wondering gehoord. Deze zaak is in den Raad beslist,
toen de stroomprijsovereenkomst met het P.E.B. is ge
wijzigd en opnieuw vastgesteld, en waarbij besloten is,
jaarlijks een bepaald bedrag aan winst in de gemeente
kas te storten. Toen is ingesteld het stroomprijsverla-
gings- en vernieuwingsfonds, dat echter tevens zou
dienen voor aanvulling van de winst, als die niet aan
f 250.000.zou toekomen. B. en W. doen dan ook
niet anders dan de Raad besloten heeft.
De heer Botke (weth.): Zoo staat de zaak precies.
In het contract staat ook, dat, als de winst in zeker jaar
beneden 250.000.blijft, het ontbrekende uit het
fonds kan worden aangevuld. B. en W. blijven dus ge
heel in de lijn, zooals die steeds gedacht is.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Volgnos. 198 200 worden onveranderd vastgesteld.
Hoofdstuk II. Algemeen beheer.
De heer Westra zegt, dat B. en W. erkentelijkheid
is betuigd voor den arbeid onder de tegenwoordige
moeilijke omstandigheden. Ook spr.'s fractie sloot zich
daarbij van harte aan. Ook nu heeft zij weer zeer groot
vertrouwen in het College, ook in de tegenwoordige
omstandigheden en geeft het graag haar steun.
Er is inmiddels iets gebeurd, waardoor een der zetels
van het College leeg is en B. en W. hebben daaromtrent
voorzieningen getroffen. Iets anders is, of er voor den
Raad geen aanleiding is een andere voorziening te tref
fen. Men mag veronderstellen, dat B. en W, het den
Raad gemakkelijk willen maken, hun steeds het volle
vertrouwen te geven. Niet de geheele Raad heeft tot
de politieke constellatie van het College medegewerkt.
Men zal toegeven, dat het vertrouwen-gemakkelijk-
maken het beste tot zijn recht komt, naarmate het poli
tieke gedeelte van het College meer rekening houdt
met het standpunt, dat het niet-vertegenwoordigd deel
van den Raad inneemt en men zwaarder laat wegen,
wat dat naar voren brengt. Spr. c.s. vertrouwen vol
doende. dat het College dat wil doen, maar men zal ook
toegeven, dat zulks gemakkelijker het geval zal zijn,
naar gelang het College veelzijdiger is samengesteld.
Het overblijvende deel is thans wel wat eenzijdig. De
twee meer ervaren leden van het College toch behooren
tot één partij en daarom vindt spr. het voor de hand lig
gend en de overweging waard, in dit geval over te gaan
tot aanwijzing van een tijdelijken wethouder, overeen
komstig de Gemeentewet, omdat een der wethouders
waarschijnlijk gedurende geruimen tijd, zoolang de om
standigheden niet veranderen, zijn functie niet zal kun
nen waarnemen. De werkzaamheden van het College
zijn wel niet zoo omvangrijk, dat drie wethouders ze
niet af kunnen, doch er moeten tegenwoordig dikwijls
zeer moeilijke beslissingen worden genomen, waaraan
men vroeger niet gedacht zou hebben, welke zoo goed
mogelijk dienen te zijn. Daarom is spr. voor de benoe
ming van een tijdelijk wethouder. Hij laat het graag
aan den Raad over. hoe deze hierop wil reageeren en
hierin voorzien.
De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. over deze
zaak gesproken hebben, toen een van hen zijn post niet
meer kon waarnemen. Zij hebben echter nog geen ge
fundeerde meening en wilden eerst afwachten, of er
in den Raad ook een opmerking over zou worden ge
maakt, om zich daarna definitief te beraden. Zij hebben
ook nog maar enkele dagen gehad om er over te den
ken, zoodat thans geen bepaalde voorstellen van hen
zijn te verwachten. In de volgende vergadering kunnen
B. en W. hun opinie mededeelen en kan de Raad
beslissen.
Spr. is blij, dat de Raad vertrouwen stelt in het Col
lege; deze kan overtuigd zijn, dat elk lid van B. en W.
zijn best doet om alles zoo goed mogelijk gaande te
houden en noch naar den eenen noch naar den anderen
kant de zaken op de spits te drijven.
(De heer De Walle is intusschen ter vergadering
gekomen.)
De heer Buiël vindt de circulaire i.z. de Joodsche
Raadsleden niet heel duidelijk. Op de eene plaats wordt
gezegd van de functie is ontheven, ergens anders
dat hem (weth. Turksma) alleen de waarneming is
ontzegd, en weer verder dat hierdoor geen vacatures
ontstaan. Spr. weet niet, of dat bij B. en W. overwogen
is, of dat zij zich nog geen meening hebben kunnen
vormen, maar hij zou toch graag willen vernemen en
dat is voor hem het belangrijkste of in de volgende
vergadering een voorstel i.z. vervanging mag worden
verwacht. Volgens de wet moet een College van B. en
W. uit een bepaald aantal wethouders bestaan; wan
neer een hunner zijn functie niet meer kan waarnemen,
ligt het voor de hand, dat de Raad daarin voorziet. Spr.