I
•X&4M+0 i»?» Vv.^
26 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945.
Toen spr. voor het eerst op het vliegveld kwam, was
alles opgeblazen en de brokken lagen overal verspreid.
In de eerste plaats moest in opdracht van het M.G.
en de Geallieerden worden begonnen met het verza
melen van de gevaarlijke materialen. Op het geheele
veld lagen ontplofbare voorwerpen verspreid, welke
moesten worden verwijderd, alvorens er iemand op het
veld kon worden toegelaten. Hiervoor werd een barak
in orde gebracht. Wanneer de heeren aannemers kla
gen, dat zij niet of zoo weinig mogelijk werden inge
schakeld, dan deelt spr., om te bewijzen, dat dit niet
het geval is geweest, mede, dat de eerste, die werk op
het vliegveld heeft verricht, een aannemer was en wel
de heer Winters. Deze heeft de eerste loods in orde
gebracht, die voor opslag van de gevaarlijke voorwer
pen moest dienen. Het tweede karwei was het inza
melen van de aanwezige goederen. De eerste week
waren er echter meer dieven dan werkers. Om en op
het vliegveld werd daarom bewaking ingesteld.
Verder kreeg het college in de eerste week de op
dracht zonder uitstel het grasgewas en de veldvruchten
veilig te stellen. Daarbij werd onmiddellijk de commissie
Landbouwherstel ingeschakeld en het is gelukt aan de
opdracht te voldoen en zoodoende de getroffen boeren
dezer gebieden te helpen.
Het is goed, dat het college zich sterk gekant heeft
tegen den aandrang om de gronden weer vrij te geven.
Hierop werd van onderscheidene kanten sterk aange
drongen; er waren er zelfs, die het eigenmachtig weer
in gebruik wilden nemen. B. en W. hebben zich op dit
standpunt geplaatst, omdat er in de toekomst voor stad
en provincie een vliegveld noodig is. Hoe groot het zal
worden, waar het komt te liggen en door wie het zal
worden ingericht, zijn nog open vragen, maar het col
lege dacht, dat het op zijn weg lag om met vooruit-
zienden blik geen der gronden vrij te geven, opdat, als
er regeeringsinstanties zouden komen om de zaak op
te nemen, zij niet zullen kunnen zeggen, dat er geen
vliegveld meer kan worden aangelegd. Alles is aan de
gemeente in beheer overgedragen. Tot nu toe assisteert
Landbouwherstel voor wat betreft de landbouw- en
cultuurgronden. Dit jaar is hiervan nog een behoorlijke
opbrengst verkregen; spr. meent uit het hoofd te weten,
dat ze ongeveer een bedrag van 90.000,opbrach
ten. Daar gaan nog diverse kosten af. Het geld blijft
ter beschikking van de oorspronkelijke eigenaren.
Zoodra het niet meer oorlogsbuit is, wordt met deze
menschen afgerekend.
Het ligt in de bedoeling, als het vliegveld zijn afron
ding zal hebben verkregen, de resteerende gronden
weer aan de eigenaars terug te geven. Zeer zeker zal
niet iedere eigenaar zijn oorspronkelijken grond terug
kunnen' krijgen, maar zal een herverkaveling noodza
kelijk zijn, om den grond zoodanig te verdeelen, dat
het niet alleen in het belang van de omgeving van het
vliegveld, maar ook in het welbegrepen belang van de
eigenaars zal zijn.
Als men zegt, dat Gem.werken en B. en W. niet
voldoende de inschakeling van aannemers overwogen
zouden hebben, dan wil spr. er op wijzen, dat het vak
kundige werk als het afbreken van loodsen en keten,
het demonteeren van centrale verwarmingsinstallaties
en electrische apparaten, enz. door verschillende aan
nemers in regie is uitgevoerd, dat het bouwen van de
bewaringskampen Ericadorp en de mannenkampen
verderop waarmede de gemeente ook werd belast,
eveneens door aannemers met vaklieden werd uitge
voerd (volgens het collectief contract burger- en utili
teitsbouw) en dat ook het opruimen van diverse bun
kers en schuilplaatsen in de stad en al de herstelwerk
zaamheden aan de gebouwen, inzonderheid aan de
scholen en het beursgebouw, met inschakeling van aan
nemers zijn geschied. Spr. meent hiermede voldoende
het verwijt te hebben weerlegd, als zou bij B. en W.
het streven bestaan om alles zooveel mogelijk in eigen
beheer uit te voeren, en aangetoond te hebben, dat
integendeel allen zijn ingeschakeld, die maar ingescha
keld konden worden. Dit laatste behoorde immers tot
de algemeene opdracht, die B. en W. zich op 15 April
hadden gesteld, om mede te werken aan de activeering
van het geheele maatschappelijke leven.
Dat het betrekken van aannemers bij het vliegveld
aanvankelijk geheel onmogelijk was, zal geen aannemer
ontkennen. Niet iedereen kon daar immers worden
toegelaten. Overigens was het een soort arbeid, waar
iedere aannemer hartelijk voor bedankt zou hebben,
daar er geen berekening van te maken was.
Meermalen is ook gevraagd, of de rioleering van het
I vliegveld niet kan worden aangenomen. T.z.t. zeer
zeker, maar ze is het groote probleem. In hoeverre de
rioleeringswerken beschadigd zijn, is absoluut niet be
kend. Hiervan zal echter veel afhangen voor den vlieg-
dienst. Bij zwaren regenval en in natte seizoenen zal
moeten blijken in hoeverre ingegrepen moet worden.
Alle leden zullen het toch met spr. eens zijn, dat het
ondoenlijk is om daar midden in die wijde wereld maar
lukraak te gaan graven.
Hij geeft toe, dat er niet altijd effectief werk is ver
richt op het vliegveld; dat de manier van werken wel
iets op die in werkverschaffing leek, zij het dan tegen
hooger loon. Ook t.a.v. de werkkracht en den werklust
heeft de oorlog zijn nadeelige gevolgen doen gevoelen.
Wat de heer J. K. Dijkstra i.z. den Groningerstraat
weg heeft gezegd, was reeds vóór den oorlog alleszins
op zijn plaats geweest, want er bestond inderdaad een
gerechtvaardigde klacht, omtrent de noodzakelijke sa
menwerking en sportiviteit, tegen verschillende instan
ties, die mede over deze zaak hebben beslist. Er is
destijds wel gebleken, dat er een soort rivaliteit bestond,
doordat een zekere hoofdambtenaar zich gepasseerd
gevoelde. Spr. heeft toen zelf gezegd het te betreuren,
dat het mogelijk was, dat één persoon de macht had
een zaak van zoo groote urgentie, die beslist moest
worden tusschen Rijk en gemeente, op de lange baan
te schuiven. Dat kon toen gebeuren, vandaag echter
niet. Spr. geeft den heer Dijkstra volkomen gelijk. De
aanvrage om goedkeuring is op 28 Augustus 1944 in
gezonden en thans is nog geen antwoord ontvangen.
„Dat jo se wol it leksum léze woenen, kin ik my fan
jo temperamint wol yntinke", aldus spr.
Weth. v. d. Meulen heeft reeds op het 10-jarenplan
geattendeerd, waaruit in onderling overleg tusschen
Rijk, gemeente en Wederopbouw een urgentieplan werd
gekozen. Tot dit plan behoorde ook de Groninger
straatweg. Vóór de bevrijding, dus buiten het college
van B. en W. en den Raad om, zijn al de werken
van het plan weer besproken. Wederopbouw zegde
toe. dat zoodra na de bevrijding materialen beschik
baar waren, tot uitvoering zou kunnen worden over
gegaan. J.l. Vrijdag, 7 December, heeft er nog een
onderhoud over deze kwestie plaats gehad in den Haag
en reeds Zaterdag kwam de beslissing, dat Weder
opbouw in Den Haag volkomen achter het plan staat
om zoo spoedig mogelijk den Groningerstraatweg te
verbeteren. Wederopbouw in Leeuwarden heeft ook
zijn volledige medewerking toegezegd. Om op korten
termijn tot een oplossing te komen, moet bestratings
materiaal ter beschikking komen. Dit zal wel geen
groote moeilijkheden meebrengen. Wél bestaat een
moeilijkheid met betrekking tot het cement. Weder
opbouw Den Haag heeft zich bereid verklaard om voor
het ontbrekende cement te zorgen, zoodat binnen af-
zienbaren tijd de Groningerstraatweg de verbetering
zal ondergaan, die voor den oorlog al had moeten wor
den aangebracht.
Verder is er nog een financieele kwestie, waarop
het werk echter niet behoeft te wachten. Voor den
oorlog was er een afspraak met den Rijkswaterstaat
gemaakt, dat deze een zeker bedrag zou betalen in de
kosten van de verbetering. Deze kosten zullen echter
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945. 27
wel 150.000,bedragen, een som, die aanmerkelijk
hooger ligt, dan het oorspronkelijk geraamde. Met den
Rijkswaterstaat wordt reeds gesproken, dat deze zijn
aandeel ook verhoogt. Spr. zou er het meest voor ge
voelen, dat het percentage gehandhaaft blijft en hij
heeft er het volste vertrouwen in, dat, waar de nood
zakelijkheid van de verbetering van den Groninger
straatweg allerwegen wordt erkend, de Rijkswaterstaat
zijn bijdrage in verhouding zal verhoogen.
Over de volkshuisvesting hebben verschillende leden
gesproken de heeren Wiersma, Posthuma, Plantinga
en misschien nog wel enkele anderen. Zij hebben een
uiteenzetting gegeven, waaraan spr. niet veel toe te
voegen heeft. Er is gevraagd waarom in Huizum nog
geen woningbouw is aangegeven.
Reeds van 15 April af heeft de volkshuisvesting de
aandacht van het college gehad. Wanneer men zich
realiseert, dat voor den oorlog per jaar 400 woningen
werden gebouwd en dat de bouw 5 jaar heeft stilge
staan, dan begrijpt men, dat er een groot tekort aan
woningen moest ontstaan. Bovendien zijn hier vele
évacué s gebleven, die onderdak zoeken. Wat kunnen
B. en W. hierin doen? Het eerste, waar zij iets mee
konden beginnen, was het K.B. E. 103, waarbij de bur
gemeester de bevoegdheid kreeg woningen te vorderen.
Over dit besluit heerschte echter verschil van meening.
Aan art. 1 van bedoeld K.B. werd de uitleg gegeven,
dat het den burgemeester de bevoegdheid gaf woningen
te vorderen t.b.v. de burgerbevolking. Een hoofdambte
naar was echter van meening, dat de vordering alleen
t.b.v. oorlogsslachtoffers mocht plaats hebben en een
desbetreffend rondschrijven van het Departement be
vestigde deze opvatting. Deze interpretatie werd echter
door zeer velen niet onderschreven en deze kwestie is
dan ook nog eens grondig onderzocht, met het resultaat,
dat thans is komen vast te staan, dat de vordering t.b.v.
de burgerbevolking mag geschieden. Deze verruiming
bracht aanvankelijk eenig soulaas. Zooals de Voorzitter
al releveerde, is er een commissie ingesteld, die de door
den burgermeester gevorderde woonruimte aan de be
langhebbenden toewijst. Al 2500 aanvragen zijn door
deze commissie behandeld. Als de raad eens even inzage
zou kunnen nemen van al deze aanvragen, zou hij tot
de overtuiging komen, dat er inderdaad woningtoestan
den heerschen, die gewoonweg afschuwelijk zijn. Er
zijn honderden gevallen, waarin twee en drie gezinnen
in één klein huisje onderdak vinden tot schade van de
volksgezondheid, terwijl deze samenwoningen het zede
lijk besef zeer doen achteruit gaan.
In een éénkamerswoning wonen 11 menschen. In die
kamer zijn twee bedsteden, 1.10 m diep; in elk slapen
3 menschen. De rest van de bewoners, waarbij jongens
en meisjes tot 22 jaar, slaapt op den vloer! In die ééne
kamer moet ook worden gewasschen, gekookt, enz. In
het Raadhuisstraatje wonen 15 menschen op een der
gelijke manier samen.
Men moet voorts nog in aanmerking nemen, dat zich
bovendien tallooze regeeringsbureaux hebben geves
tigd en alle mogelijke andere instellingen, officieele en
semi-officieele, waarbij zich het eigenaardige voordoet,
dat er eigenlijk geen andere ambtenaren worden aan
gesteld dan van buiten Leeuwarden, die dan allen direct
na hun aanstelling aan een passende woning moeten
worden geholpen, wat ten eenenmale onmogelijk is. Als
men n.l. van officieele zijde in Den Haag iemand over
plaatst van een bepaalde gemeente naar hier en in zijn
plaats komt iemand uit weer een andere gemeente, zoo-
iat geen woningruil kan plaats hebben, moet voor den
betrokken ambtenaar hier dus een passend huis worden
gezocht. Maar dan vertrekt zoo n ambtenaar weer en
naar hier wordt een nieuwe ambtenaar gezonden, zon
der dat men overleg pleegt omtrent de woning. Het
huis van zijn voorganger is dan inmiddels al door an
deren bewoond en voor den nieuwen ambtenaar moet
wéér een passende woning worden gezocht.
Er moest i.z. het woningvraagstuk een oplossing ge
vonden worden en die is gevonden, zij het in den vorm
van een zeer ingrijpenden maatregel: het vorderen van
woonruimte. Daaraan was echter absoluut niet te ont
komen.
Met het beschikbaar stellen van vrijkomende wonin
gen is het voorbereiden van het vorderen van woon
ruimte de taak van de Commissie Verdeeling Woon
ruimte. De perceelen, die volgens deze commissie in
aanmerking komen voor samenwoning, worden eerst
door deskundigen geïnspecteerd, even in kaart gebracht,
waarbij vermeld worden de leeftijden der bewoners,
godsdienst, het al of niet aanwezig zijn van kinderen
en meer bijzonderheden. Aan de hand daarvan kan een
samenwoning bevorderd worden, die zoo weinig mo
gelijk overlast veroorzaakt. Daarbij komt nog, dat de
bewoners niet een aanschrijving krijgen met de mede-
deeling: die en die krijgt een deel van Uw woning toe
gewezen, maar eerst krijgen zij bericht, dat hun huis
voor samenwoning in aanmerking komt; dat ze 14
dagen tijd krijgen om geheel zelfstandig diegenen te
kunnen kiezen, met wie ze prefereeren samen te wonen,
waarbij het Gem. Woningbedrijf hun met alle beschik
bare middelen van dienst wil zijn; en dat ze bezwaren
kunnen kenbaar maken. Voordat samenwoning wordt
opgelegd, wordt dus van gemeentewege alles gedaan,
om dezen maatregel zoo soepel mogelijk toe te passen.
Dat Huizum in de woningbouwplannen min of meer
vergeten zou worden, ligt, aldus spr., waarlijk niet aan
de gemeente Leeuwarden. Hij neemt gaarne op gezag
van den heer Plantinga aan, dat er inderdaad bij de
voormalige gemeente Leeuwarderadeel plannen beston
den t.a.v. woningbouw. Als Gemeentewerken echter
met betrekking tot het zuidelijk deel van „Groot-Leeu
warden", waar het nogal veel mee te maken heeft, iets
absoluut noodig heeft, hetzij de eenvoudigste gegevens,
de voorgeschiedenis van een zaak of anderszins, dan
moet het voor de heisdeuren weggehaald worden; ook
bij de grenswijziging zijn Leeuwarden in 't geheel geen
gegevens ter hand gesteld t.a.v. de volkshuisvesting,
zoodat B. en W. te dien aanzien geen andere plannen
konden opgeven dan waarover Leeuwarden zelf be
schikte. Spr. wil echter van deze plaats af over den raad
heen, tot de eigenbouwers, woningstichtingen en aan
nemers, die plannen hebben, zeggen: Dien die plannen
bij Gem.werken in; laat ze B, en W. eens zien, zij zullen
ze gaarne ontvangen. Het is echter een open vraag,
hoe het college die plannen moet bezien. De bouwvoor
schriften, toegepast in Leeuwarderadeel, waren Leeu
warden n.l. niet goed genoeg. In Leeuwarderadeel mag
het Woningtoezicht verder met alles de hand lichten.
Spr. meent, dat het geen kwaad kan in verband daar
mede een en ander te zeggen. Hij zou dat niet doen,
als men niet in 't algemeen, eigenlijk geheel ten onrechte
ook i.z. het gas in het bij Leeuwarden gevoegde
gedeelte van Leeuwarderadeel den indruk had, op het
tweede plan te staan. Hij wil gaarne dien indruk, al
thans voor zoover het op zijn weg ligt, eenigszins weg
nemen. Het voormalige Leeuwarderadeel mag zich ge
lukkig prijzen, dat het door de bezetting zoo goed als
niets heeft geleden; er is eigenlijk niets vernield. (De
heer Beeksma: Het Borniapark!)
Daar planten wij wel weer een paar boompjes! aldus
spr.
Ondanks het feit, dat het aan Leeuwarden toege
voegde deel er zoo gezegend af gekomen is, is daar de
meeste zorg aan besteed moeten worden en wel omdat
er een enorme achterstand t.a.v. onderhoud, herstel en
vernieuwing bestond. Dat men daar de zaken zoo heeft
laten liggen, daarover wil spr. het niet hebben; hij geeft
alleen de situatie weer, zooals die is aangetroffen. De
Hempenserweg b.v„ ook door eenige leden ter sprake
gebracht, verkeert in een onmogelijken toestand. Van
het begin af aan heeft de gemeente Leeuwarden aan
dien weg, althans aan het deel, dat het meest wordt
j'