Vergadering van Woensdag 3 April 1946.
I Slachthuis, de Gemeentewerken, het Gem. Grondbe-
I drijf, de Woningvereeniging .Beter Wonen" en de
Woningstichting ,,St. Joseph" en van de Alg. Begraaf-
I plaatsen;
20
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 18 Maart 1946.
Tot den burgemeester zelf terugkomende, zou spr.
hem in de eerste plaats persoonlijk als vriend en mede
werker, dan als wethouder namens zijn collega s, als
lid van den gemeenteraad namens dezen raad en, zich
daarvoor de aangewezen persoon achtende, ook namens
de burgerij van Leeuwarden een driewerf welkom wil
len toeroepen: welkom als burgemeester van deze ge
meente, welkom als voorzitter van den gemeenteraad
en welkom als voorzitter van het zoo intieme college
van burgemeester en wethouders!
De heer Van der Meulen ontmoet bij de beantwoor
ding van de vriendelijke en hartelijke woorden, uit de
vergadering tot hem gericht, als eerste mevr. v. Dijk,
die, evenals de heer Westra, oude herinneringen heeft
opgehaald uit den tijd, dat zij met spr. zitting hadden in
den raad der gemeente Leeuwarden. Hij meent, dat op
de woorden van mevr. v. Dijk, dat zijn bloed zou heb
ben gekookt bij het hooren van al de verschillende,
van de zijne afwijkende, opvattingen, dat hij zich dus
in die jaren soms fel als partijman heeft gedragen,
eigenlijk reeds door den heer Kamstra antwoord is ge
geven. Spr. meent haar woorden dan ook niet als een
disqualificatie te moeten opvatten. Integendeel gelooft
hij daarin de erkenning te vinden, dat hij als raadslid
zijn taak naar behooren heeft vervuld. Hij heeft mis
schien vaak gemeend fel de belangen te moeten voor
staan, waarvan hem in die kwaliteit de behartiging was
opgedragen, maar toch heeft hij altijd het bestaan van
andere opvattingen kunnen erkennen en is toch ook
steeds overtuigd geweest van de eerlijkheid van dege
nen, die die andere opvattingen verkondigden; op zijn
waardeering van hun persoonlijkheid heeft het verschil
van inzicht geen invloed gehad. De bedoelde debatten
zijn inderdaad al lang geleden. Daarna is de oorlog
gekomen en daarin zijn de verschillende groepen in
ons volk naar elkaar toe gegroeid. Spr. heeft vriend
schap gesloten juist ook met hen, die tot andere kringen
behooren en geheel van de zijne verschillende opvat
tingen hebben. Daardoor is meer waardeering dan
vroeger voor eikaars persoonlijkheid kunnen ontstaan.
De heer Wiersma wees met grooten nadruk op het
bestaan van tegenstellingen in levensopvatting en ook
in politieke overtuiging; ook spr. wil in het geheel niet
trachten eenige tegenstelling te verdoezelen, maar
meent, dat die tegenstellingen geen enkel bezwaar be
hoeven op te leveren om althans op het gebied van de
gemeentepolitiek te komen tot een zakelijke basis voor
samenwerking. Van verschillend standpunt en verschil
lende overtuiging uit kan men in het belang van de
gemeente en de gemeentenaren zelfs tot hartelijke en
vruchtbare samenwerking komen. Spr. meent hiervoor
geen beter bewijs te kunnen aanvoeren dan de hartelijke
en vriendschappelijke samenwerking in het college van
B. en W. sedert de bevrijding.
Spr. wil groote soberheid betrachten bij het beant
woorden van de vele vriendelijke woorden, die tot
hem persoonlijk zijn gezegd, maar geeft de verzekering,
dat deze soberheid niet in evenredigheid staat tot de
gevoelens, die deze woorden in hem hebben gewekt.
Zij hebben hem ten zeerste geroerd en hij wil dan ook
van harte daarvoor dank zeggen, mede hij is van
hun instemming overtuigd namens zijn vrouw en
zijn ouders.
Spr. wenscht de woorden van den heer Westra, die
i zeide met zijn collega als vriend en medewerker te
willen blijven samenwerken, tot de zijne te maken.
Behalve tot de overige heeren wethouders wil hi deze
woorden nog uitstrekken tot de leden van den raad.
Moge hier inderdaad gesproken blijven worden van
vriendschappelijke en hartelijke samenwerking, geen
samenwerking van hoogeren tegenover lageren, maar
j samenwerking op grond van vriendschap, die in dezen
medewerking beteekent.
Hiermede verklaart spr. deze buitengewone verga
dering te 16.15 uur voor gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 3 April 1946.
21
Aanwezig 27 leden. Afwezig: de heeren Beekhuis,
K. Dijkstra, Leijenaar en Meines, mevr. v. d. Veen-
Hoekstra en de heer Zijlstra.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
Burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Mededeelingen en rapporten.
2. Benoeming van een Wethouder.
3. Alsvoren van voorzitters-niet Raadsleden van
stembureaux voor de verkiezingen van leden van de
Tweede Kamer, de Provinciale Staten en den Gemeen
teraad (bijlage no. 27).
4. Alsvoren van leden van de Commissie van Toe-
zicht op het Lager Onderwijs.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
I het verleenen van voorschotten op de vergoedingen ex
I art. 103 der L.O.-wet over 1946 (bijlage no. 28).
6. Alsvoren tot vaststelling van het kostenbedrag
I vakonderwijs over 1945 en tot het verleenen van voor-
I schotten op de vergoedingen ex art. 101 bis der L.O.-
wet over 1946 (bijlage no. 29).
7. Alsvoren tot het opmaken van een voordracht
I voor de benoeming van een voorzitter van den Raad
van Commissarissen van de N.V. Intercommunale Wa
terleiding Gebied Leeuwarden (vacature Mr. J. Algera)
(bijlage no. 30).
8. Alsvoren tot wijziging van de begrootingen van
de gemeente en hare bedrijven over 1944 (bijlage no.
I 31).
Punt 1. Wordt medegedeeld:
a. schrijven van den heer Mr. A. A. M. van der
I Meulen, houdende mededeeling, dat hij, in verband met
I zijn benoeming tot burgemeester, ontslag neemt als lid
I van den Raad.
b. rapporten omtrent kasopneming en controle der
administratie van de Gem. Reiniging, het Gem. Elec-
triciteitbedrijf, de Gem. Gasfabriek, het Openbaar
rapporten omtrent de controle op de jaarrekeningen
van de Centrale Keuken over 26/12/'4323/12/'44 en
van de Woningstichting ,,St. Joseph" over 1945.
Voor kennisgeving aangenomen.
c. verzoek van R. H. Woldringh e.a. om alsnog
e te betuigen aan het door den Raad der ge
meente Standaarbuiten tot de Tweede Kamer der
Staten-Generaal gericht verzoek omtrent de vergoeding
I van oorlogsschade.
Wordt voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Heerma van Voss veronderstelt, dat de
I motiveering van B. en W. om dit verzoek voor kennis-
19eving aan te nemen dezelfde is als die, welke het
K adres van de gemeente Standaarbuiten gold, n.l. dat
I deze zaak niet op het terrein der gemeente Leeuwarden
I
Het wil spr. voorkomen, dat, waar het hier verschil
lende Leeuwarder ingezetenen betreft, het toch niet
I wenschelijk is, dat adres zonder meer voor kennisgeving
aan te nemen. Dit zou op adressanten een eenigszins
'reemden indruk maken. Er zou misschien de conclusie
getrokken worden, dat de gemeenteraad afwijzend staat
egenover hun pogingen om een juiste schadevergoeding
te .-.rijgen. Spr. vraagt, of het niet mogelijk is, de be
antwoording van het adres een eenigszins anderen
\°im te geven dan destijds bij dat van Standaarbuiten,
1 A adressanten te verwijzen naar de aangewezen in
stantie, opdat niet onnoodig een verkeerde indruk wordt
gevestigd.
1 i e heer Wiersma heeft er geen bezwaar tegen ook
k lies voor kennisgeving aan te nemen. Het is hem
ec ter gebleken, dat zich t.a.v. deze zaak in de gemeente
een legende gaat vormen. Men grijpt zich vast aan een
uitdrukking als deze in het onderhavige adres„als
zijnde voor de gemeente Leeuwarden niet van direct
belang". Daaruit distilleert men, dat de Raad t.o.v. deze
zaak een enghartig standpunt inneemt. Niets is echter
minder waar. De Raad voelt inderdaad mee met de
door de oorlogshandelingen getroffenen. Voor som
migen hunner bleef de ramp niet alleen beperkt tot
materieele schade, doch waren er ook menschenlevens
te betreuren. En zou de Raad van Leeuwarden daarin
niet medeleven? De Raad heeft echter in deze aange
legenheid niets te zeggen; ze wordt geheel van Rijks
wege geregeld.
Spr. zou zich echter voor kunnen stellen, dat men
denkt: Nu is hier iemand in den Raad, die als Tweede
Kamerlid ijvert om de schadevergoeding voor de door
oorlogshandelingen getroffenen op basis van de prijzen
van thans vastgesteld te krijgen en toch werkt deze er
aan mede, dat een dergelijk adres in den Raad van
Leeuwarden voor kennisgeving aangenomen wordt.
Spr. meent, dat de legendevorming t.a.v. deze kwestie
dient te worden tegengegaan.
De heer Posthuma zegt, dat hier geen sprake is van
legendevorming. (De heer Wiersma: In het adres van
Woldringh e.a. wel!)
De Raad heeft indertijd op voorstel van B. en W.
besloten geen adhaesie te betuigen aan het adres van
Standaarbuiten. De motiveering van den Raad is in
het adres van de getroffen inwoners van Leeuwarden
ook goed weergegeven. Ware het besluit fout geweest,
dan zou de Raad het op een of andere wijze moeten
herroepen, maar dat is niet het geval. Niemand heeft
zich tegen het voorstel verzet, omdat de zaak voor den
Raad van Leeuwarden van geen belang was. Het is nu
eenmaal niet gewenscht, op alle mogelijke adressen ter
bevordering van bepaalde belangen, waaraan de Raad
niets kan doen, in te gaan. Zou men dat doen met elke
actie, die een bepaalde gemeente op touw zet, dan zou
men wel een begin, maar geen eind zien. De Raad van
Leeuwarden staat niet onverschillig tegenover deze
dingen, maar het maakt geen verschil, of hij adhaesie
betuigt of niet.
De zaak heeft daar, waar men er wel iets aan kan
doen, d.i. in de Staten-Generaal, de volle aandacht,
maar hoe zij zich ontwikkelen zal, weet nog niemand.
In de Tweede Kamer bestaat vrij veel oppositie tegen
het feit, dat de Regeering de oorlogsschade zal ver
goeden op basis van de prijzen van 1940.
Mevr. v. d. VeenHoekstra komt ter vergadering.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. den Raad hebben
voorgesteld dit adres voor kennisgeving aan te nemen,
omdat hun na de beslissing van den Raad i.z. het adres
van Standaarbuiten geen enkel feit bekend is gewor
den, dat hun er toe zou brengen van hun toen inge
nomen standpunt terug te komen en den Raad te ad-
viseeren thans een ander besluit te nemen; dergelijke
feiten zijn nu ook in de discussies niet naar voren ge
bracht.
Spr. wil graag onderschrijven, dat de Raad het be
treffende besluit niet heeft genomen uit gebrek aan zorg
voor. de ingezetenen. Hij kan den heer Heerma van
Voss wel toezeggen, dat B. en W. adressanten zullen
antwoorden als ten minste de Raad overeenkomstig
hun advies besluit dat hun verzoek voor kennisge
ving is aangenomen, dat dit gebeurt om dezelfde rede
nen, welke tot het besluit i.z. het adres van Standaar
buiten hebben geleid en dat zij beter doen zich tot de
Regeering of de Tweede Kamer te wenden.
De heer Wiersma gaat hiermede accoord, maar wil
nog gaarne de verkeerde interpretatie, die de heer
Posthuma aan zijn woorden gegeven heeft, recht zetten.
Ook spr. gaf toe, dat de geheele Raad zich achter de
door hem geciteerde zinsnede„als zijnde voor den
Raad der gemeente Leeuwarden niet van direct belang",
I geplaatst heeft. In de gemeente echter gaat men nu