[Vergadering van Woensdag 22 Mei 1946.
24 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 24 April 1946.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 22 Mei 1946.
25
een feestdag in den slechten zin van het woord en niet
terugdeinst voor uitspattingen als gevolg van het ge
bruik van te veel alcohol.
Ook B. en W. zijn op dit punt niet geheel zeker van
de zaak. gezien de volgende opmerking in het prae-
advies
„Wij wenschen hierbij evenwel uitdrukkelijk vast
te stellen, dat, bijaldien de omstandigheden hiertoe
in de toekomst aanleiding mochten geven, wij niet
zullen schromen tegen misbruik op te treden en U
hiertoe de noodige voorstellen te doen."
Hier geldt: voorkomen is beter dan genezen. Het zou,
aldus spr., een aanfluiting zijn van de waardigheid van
dezen dag en een klap in het gezicht van de nagelaten
betrekkingen der gevallenen, wanneer zich hier in eeni-
gerlei vorm excessen zouden voordoen.
In dit verband is de houding van de caféhouders
onbegrijpelijk. Spr. sluit zich graag aan bij die Raads
leden, die in een eventueele actie van die zijde een aan
tasting van de rechten van den Raad zouden zien, maar
wil het nog sterker zeggen in deze actie zou zich een
tekort aan nationaal besef demonstreeren, doordat in
deze zaak het eigenbelang zou praevaleeren boven dat
van de gemeenschap. Z.i. mag de Overheid er niet
voor terugschrikken hier een daad te stellen. De par
ticuliere instanties, die dezen dag voorbereiden, doen
alles om er een geslaagden dag van te maken in den
besten zin van het woord. Hier mag de Overheid niet
achterblijven, daar zij de zekerheid mist, dat er geen
excessen zullen plaats vinden.
Ten slotte beseft spr. ook. dat het hier geen zaak
betreft van een bepaalde politieke partij; zoo mag het
z.i. ook niet zijn. Hij wil dan ook met klem een beroep
doen op den Raad en de Raadsleden, gezien de groote
dingen, die hier op het spel staan, een positieve houding
aan te nemen, het praeadvies van B. en W. af te wijzen
en vóór het tapverbod te stemmen.
De heer Wiersma vermoedt, dat er ook in zijn fractie
t.a.v. dit praeadvies van elkaar verschillende meeningen
zullen bestaan. Spr. was van plan als tegenstander een
betoog te houden, doch de heer Leijenaar heeft dit z.i.
op zoo keurige en uitstekende wijze reeds gedaan, dat
hij, hoewel niet-aangesloten drankbestrijder, diens woor
den van A tot Z kan onderschrijven. Hij heeft met
bijzonder veel genoegen geluisterd. Met hart en ziel is
hij voor de viering van den nationalen feestdag. Toch
blijft het z.i. ook een dag, die in het teeken van rouw
en herdenking staat. Bij het vreugdebetoon moet om al
degenen, die de heer Leijenaar bedoelde, een zekere
piëteit in acht worden genomen.
Spr. uit de hoop, dat dit nationale feest op zeer
waardige wijze gevierd zal worden en het staat voor
hem vast, dat een tapverbod op dien dag daartoe kan
bijdragen.
Mevr. Van Dijk-Smit is het in groote trekken eens
met den heer Bos. Zij gelooft ook, dat, als men iets ver
biedt, de animo om het juist te doen, aangewakkerd
wordt. Wie het noodig acht den nationalen feestdag
met het gebruik van alcohol te vieren, zal overigens
toch wel een middel uitvinden om zich sterken drank
te verschaffen, zoodat men bij een verbod meer kans
heeft, dat er zich uitspattingen zullen voordoen. Spr.
hoopt, dat de poging van B. en W. in deze richting
succes mag hebben en dat deze methode voor herhaling
in aanmerking zal komen.
De heer Schootstra vraagt wel met eenige aarzeling
het woord. Spr.'s partijgenoot, de heer Wiersma, die
reeds opmerkte, dat in hun fractie de meeningen i.z.
deze aangelegenheid min of meer verdeeld zijn, is voor
stander van een tapverbod en nu zou men immers uit
het feit, dat spr. tegenstander is, licht kunnen conclu-
deeren, dat hij min of meer drankzuchtig is. Toch meent
hij goed te doen ook zijn inzicht in dezen hier naar
voren te brengen. Dat ook spr. de belangrijkheid van
den nationalen feestdag erkent, daaraan zal men wel
niet twijfelen. Z.i. zotl de Raad echter, als hij reeds
nu een tapverbod voorschrijft, in betrekkelijken zin op
de zaak vooruitloopen. Spr. acht daarom het prae]
advies, door de toevoeging, dat B. en W. bereid zij;
maatregelen te nemen, als daartoe in de toekomst aan
leiding bestaat, zeer juist. Niet vooraf, doch aan d(
hand van den gang van zaken, kan het standpunt vaJ
den Raad bepaald worden. Spr. voelt het zoo, dat me:
ingeval van een verbod bij voorbaat ingrijpt in de vrij
heid, die hij graag zooveel mogelijk aan iederen burge
wil laten. Alleen in die gevallen, waarin blijkt, dat de
Aanwezig 27 leden. Afwezig de heeren Beekhuis,
Bueving, Heijstra, L. v. d. Meer en Tiekstra.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
Burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Mededeelingen en rapporten.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
burgers of enkelen van hen die vrijheid niet toeverjet verleenen van eervol ontslag aan lm H. J. G. van
trouwd kan worden, waardoor deze in gevaar gebracli
wordt, mag z.i. ingegrepen worden. De Raad besluiti
overeenkomstig het praeadvies van B. en W.
De Voorzitter wil den Raad naar aanleiding van d
opmerking van den heer Bos i.z. een dreigement en va:
de woorden van den heer Leijenaar, die, blijkbaar het
zelfde bedoelend, sprak van de hem onbegrijpelijk^
houding der caféhouders, wel mededeelen, dat B. en \V
slechts bij geruchte van eenig dreigement is gebleken
hun is zeker niet officieel en rechtstreeks van de zijd
der vergunning- en verlofhouders zoo iets toegel
zonden. Geen enkel dreigement heeft ten grondsla;
gelegen aan dit praeadvies en spr. wil hieraan toe]
voegen, dat, ook al zouden dreigementen zijn geui
der Veen als Gem. Inspecteur voor het Woningtoezicht
bijlage no. 36).
3. Benoeming van een voogd van het Nieuwe Stads
(Veeshuis, ter voorziening in de vacature, ontstaan
oor het overlijden van den heer M. Braaksma.
4. Alsvoren van een leeraar in de Hebreeuwsche
:aal aan het Gymnasium.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verplaatsing van R. Hofstra als onderwijzer van ge-
neenteschool no. 8 naar gemeenteschool no. 11 (bij-
agen nos. 26 en 35).
'unt 1. Wordt medegedeeld:
dat bij Koninklijk besluit van 11 Maart 1946 is
J goedgekeurd de uitbreiding van het leerplan van de
(B. en W. verwachten dat van deze groep Zaken ftvondnijverheidsschool met het vak opleiding van
menschen overigens niet), dit op het standpunt vad
B. en W. dan toch geen invloed zou hebben gehad
In deze aangelegenheid is tweeërlei standpunt denkJ Voor kennisgeving aangenomen.
baar en dit is in den Raad ook gebleken.
Ie. Er zullen zeker excessen plaats hebben en, od
met den heer Leijenaar te spreken, dan is voorkomed
beter dan genezen.
2e. Er zijn nog geen excessen voorgekomen en heli
staat ook niet vast, dat ze zullen plaats hebben, gegeved
de geringe hoeveelheden sterke drank, die verkrij ibaai
zijn en het alcoholpercentage van het verkrijgbare biet]
afgewacht dient dus te worden, of er werkelijk excesses
zullen voorkomen.
Spr. heeft hier van zijn kant niets aan toe te voegen
Het is maar, wat de Raad in dezen het zwaarst laad
wegen en dat zal hijzelf hebben uit te maken.
Spr. gevoelt behoefte te onderschrijven wat ook ia
het praeadvies staat, n.l., dat, als de omstandigheden
daartoe aanleiding mogen geven, B. en W. niet zullea
schromen om tegen misbruik op te treden en bij den
Raad met voorstellen te komen. Hij verheugt Zich, uit
den Raad instemming hiermede te vernemen.
De heer Leijenaar merkt op, dat hier een paar maa!
het woord „vrijheid" ter sprake is gebracht. Als mevr
Van Dijk zegt, dat zij hier geen dwang wil zien uit
geoefend, dan meent spr. uit haar woorden de conse
quentie te kunnen trekken, dat dan iedere politieveror
dening wel afgeschaft kan worden.
Voorts is ook een argument vóór het tapverbod, dat
de bevrijdingsfeesten het vorige jaar zonder alcohol
zeer zeker goed geslaagd zijn en dus een proef varen
die. naar spr. s smaak, bijzonder goed voldaan heeft'
er kan dus z.i. geen enkele reden bestaan daar d t jaar
van af te wijken.
Er is gezegd, dat het niet zeker is, dat er excessen
zullen voorkomen. Dit heeft spr. eenigszins verwonderd
want als men heden ten dage om zich heen ziet wat
hier en daar gebeurt, dan gelooft hij, dat het eigenlijk
wel buitengesloten is, dat geen excessen zullen plaats
hebben.
Zou er slechts in één of twee gevallen van excessen
gesproken kunnen worden, dan zou dat voor spr. zóó
zwaar wegen, gezien het karakter van dezen dag, dat
hij meent op dien dag, die een nationale dag moet zijn
voor het geheele volk vrijheid, in gemeenschap gebon
den, te moeten vragen.
Het voorstel van B. en W., in stemming gebracht,
wordt aangenomen met 19 tegen 10 stemmen (die van
mevr. v. d. Veen—Hoekstra en de heeren Wiersma
van Dijk, Leijenaar, Visser, Zijlstra, J. K. Dijkstra
F. v. d. Meer, Veenstra en Tiekstra).
Om 8.15 uur sluit de Voorzitter de vergadering
rijwiel- en motorrijwielherstellers voor het examen Vak-
iekwaamheid voor het Rijwielbedrijf.
b. rapporten omtrent de opneming van kas en boe
len van het Stads-Ziekenhuis, den Gem. Dienst voor
Sociale Zaken, den Markt- en Havendienst, den Ge
meenteontvanger en de Algemeene Begraafplaatsen.
Voor kennisgeving aangenomen,
c. dat alsnog zijn ingekomen verzoeken van R.
Sipkens en van mej. S. Venema om eervol ontslag, resp.
als hoofd van gemeenteschool no. 14 en als onderwij
zeres aan de o.l. school te Goutum.
Het gevraagde ontslag wordt met ingang van een
door B. en W. nader te bepalen datum verleend.
Punt 2 (bijl. no. 36).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 3.
De aanbeveling van Voogden luidt:
1. S. de Bruin, hoofd eener o.l. school;
2. R. Sipkens, hoofd eener o.l. school;
3. K. Leijenaar, journalist.
De heeren Heerma van Voss en Kamstra vormen het
stembureau.
Benoemd wordt de heer de Bruin, met 22 stemmen
(de heer Sipkens 2 stemmen en 3 bilj. blanco).
Punt 4.
De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt:
Dr. C. G. Wagenaar.
Benoemd wordt dr. Wagenaar, met alg. stemmen.
Punt 5 (bijl. nos. 26 en 35).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Om 19.50 uur sluit de Voorzitter de vergadering.