72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 November 1946. dienst genomen en hebben meestal een leeftijd bereikt, waarop velen gehuwd zijn. Zij hebben een laag salaris en spr. is het hier volkomen met de opmerking van den heer Wiersma eens, dat het niet aangaat deze menschen met de uitgaaf voor het aanschaffen der studieboeken te belasten. De heer Geerts (weth.) zegt, dat dit een onderwerp is, dat tot de competentie van den Voorzitter behoort. Spr. wil dan ook slechts een paar vragen, n.l. die i.z. het financieele gedeelte, beantwoorden. Toen verleden jaar de begrooting werd opgezet, kwam er een grootë uitgavenpost voor de politie op voor en geen inkomstenpost. In den loop van 1946 zijn B. en W. iets wijzer geworden, doordat op 4 Juni een circulaire is verschenen, waarin de financieele ver houding tusschen rijk en gemeenten t.a.v. de politie eenigszins werd uitgestippeld. De gemeenten moeten betalen het bedrag per inwoner, dat in 1939 aan de politie uitgegeven is, vermenigvuldigd met het getal, dat het tegenwoordige aantal inwoners aangeeft. De rest der uitgaven komt voor rekening van het rijk. De kosten van dezen cursus komen boven het bedrag, dat de gemeente moet betalen en zijn dus geheel voor reke ning van het rijk. De Voorzitter zal thans de vragen, voor zoover ze zijn bemoeiingen betreffen, beantwoorden. De toestand bij het politiecorps was zoo, dat bij een groot gedeelte van de leden en met name bij de jongere een groot gebrek aan vakkennis bleek te bestaan. De Commissaris van Politie heeft dan ook vrij spoedig na dat hij in functie was getreden, willen trachten daarin verbetering te brengen en omdat dit uit den aard der zaak geld kosten moest, is hij begonnen met uit parti culiere bijdragen een fonds te vormen om daaruit de kosten te bestrijden. Z.i. waren n.l. van de salarissen der hulpagenten later zijn het adspirant-agenten ge worden die kosten niet te betalen. Hij heeft dit des tijds ook met spr. onder oogen gezien. Spr. is het volkomen met hem eens, dat van de salarissen van deze politiemenschen van ongeveer 1800,(verschillende van hen zijn getrouwd en hebben gezinnen met kin deren) dergelijke kosten niet betaald kunnen worden. De Commissaris heeft wel eens gezegd, dat, als de be trokkenen de kosten uit eigen zak zouden hebben moeten betalen, de situatie waarschijnlijk zoo geworden was, dat de noodige aanvulling van het corps niet te krijgen zou zijn geweest. Eenvoudig omdat geen sollicitanten daarvoor te vinden waren. Theoretisch heeft het standpunt van den heer V. d. Veen, dat wie voor een bepaalde functie in aan merking wil komen, zelf zijn opleiding moet betalen, eenige aantrekkelijkheid, doch practisch zou deze zaak daardoor absoluut misgeloopen zijn. Nu en in de toe komst zou het politiecorps niet aangevuld kunnen worden. In den loop van den zomer kwam de ministerieele circulaire, die de raadsleden bij de stukken hebben ge vonden. Hieruit bleek, dat nog zooveel meer en hoogere eischen aan de opleiding werden gesteld, dat de kosten niet uit het genoemde fonds bestreden konden worden. Toen is dan ook de Commissaris bij spr. gekomen om te overleggen wat gedaan moest worden; zij hebben zich daarbij op het standpunt gesteld, dat, nu van bovenaf een dergelijke opleiding verplicht werd gesteld en men voor het feit stond, dat voor de betrokken politie menschen de studie niet te betalen was, de kosten voor rekening van de gemeente behoorden te komen en eigenlijk via de gemeentebegrooting voor rekening van het rijk. De raad heeft zoojuist van den wethouder van Financiën gehoord, dat hetgeen de kosten voor de politie naar evenredigheid meer bedragen dan in 1939, voor rijksrekening genomen wordt. Ook uit dien hoofde zagen B. en W. er geen bezwaar in met dit voorstel bij den raad te komen. De heer Schalkwijk vroeg, of de inspecteurs, die het betrekkelijke personeel les geven (het zijn ech er niet alleen inspecteurs, doch ook anderen), dit niet in dienst tijd kunnen doen. Spr. moet hierop antwoorden dat dit bepaald onmogelijk is. Er zijn op het oogenblik, ehalve mej. Colenbrander, de inspectrice der Kinderpolitie, slechts drie inspecteurs in dienst, van wie c n, een hoofdinspecteur, op 17 September j.l. vertrok ei over ging naar de rijkspolitie en pas op 1 December a s. door een nieuwen hoofdinspecteur vervangen wordt, ien der beide overblijvende inspecteurs (dit zegt spr. n ver trouwen) doet ook alle mogelijk moeite om bij de rijks politie geplaatst te worden. Het aantal inspeceurs is voor het politiecorps van Leeuwarden absoluut e klein om hen ook nog in diensttijd les te laten geven. Zij zijn dan reeds overbelast met specifieke politiezakc Er is dus geen andere mogelijkheid dan deze lessen buiten diensttijd te laten geven. En dan is het ook ni; 1 meer dan billijk, dat zij gehonoreerd worden; het hon arium is de raad heeft het in de stukken kunnen :ien zeker niet buitensporig. En dan is het voorts aar de zienswijze van B. en W. ook volkomen rede ik, dat deze leerkrachten, als zij het werk, dat ze niet eigen nutte er bij doen, maar ten nutte van de opleid; ig van politiemannen, daarvoor ook de benoodigde bot I en be taald krijgen. Dat den cursisten de boeken niet reke ning gebracht worden, volgt reeds uit wat spr. ir ersten aanleg i.z. cursuskosten en salarissen heeft gez id. Als deze menschen belast zouden worden met de kosten voor leermiddelen en cursusgeld, wat voor hen iet te betalen is, dan zouden zij trachten zoo spoedig mogelijk bij een ander corps benoemd te worden en de aeuwe krachten, die het corps nog noodig heeft, zou niet kunnen aantrekken. Spr. meent hiermede alle vragen beantwooro heb- ben. Mocht hij nog enkele hebben overgeslagc dan hoopt hij, dat de raadsleden hem er op oprrn :aam willen maken. Tenslotte herhaalt spr., dat wat hier van di raad gevraagd wordt, de gemeente niet belast. Het k< t uit eindelijk voor rekening van het rijk. Maar zelfs 1 zou het de gemeente wèl belasten, dan behoorde km naar 1 spr.'s meening tóch voor haar rekening te komen daar het niet gevergd kan worden van adspirant-agen i van politie, wier salarissen inderdaad niet hoog zijn De heer Schalkwijk vindt het argument, dat ge meente de kosten toch niet behoeft te betalen, onjuist. Het doet er voor hem minder toe, als een bezu.niging het rijk of de gemeente geldt. Het komt er uiteindelijk op neer, dat bezuinigd kan worden. (De heer Wiersma: Maar daar is men dan nu op een andere plaats ver antwoordelijk voor!) Spr. zou nog graag willen weten, hoeveel lesu n de inspecteurs per week zullen geven. Den heer Van der Veen doet het genoegen, gehoord te hebben, dat de kosten, die deze cursus meeb engen zal, niet rechtstreeks op de gemeente drukken en dat zou het bezwaar van spr.'s fractie kunnen onderv ïgen. ware het niet, dat toch het uiteindelijk weinig schil zal maken. Spr. is het met den Voorzitter eens, dat de insp; teurs voor het les geven betaald behooren te worden, mdien ze dit buiten de gewone werktijden moeten doe Wat het betalen der boeken betreft, heeft hij zoowel van den heer Wiersma als van den Voorzitt'-r den indruk gekregen, dat dit niet zoozeer op primipieele overwegingen gegrond is, als wel op de overweging, dat deze kosten voor de cursisten niet te betalen zijn. Spr. meent, dat dit onjuist is. Hij zou het liever zor> zien: deze menschen zijn uit vrijen wil agent geworde, Wat zij dus noodig hebben voor hun opleiding, is hun eigen zaak, als zij maar aan de vereischten voldoen. 1 eft nu de gemeente behoefte aan politiepersoneel, maai is dit niet te krijgen, omdat de belooning te laag is, dan be- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 November 1946. 73 hoort die hooger te zijn, ook al zou dit voor de gemeente meer kosten meebrengen. (De heer Wiersma: Doet U maar ee voorstel!). Spr. is er echter niet van over tuigd, d er te weinig politiepersoneel beschikbaar is; hij meer dat er wel animo voor den politiedienst is. Spr. heeft nog geen antwoord gehad op zijn vraag, of de kosten van dezen cursus betrekking hebben op de drie resteerende maanden van 1946 of op den duur van 10 maanden. Blijve de boeken, door de gemeente betaald, ook bezit van de gemeente? Ze zouden dan eventueel voor volgent! generaties cursisten gebruikt kunnen worden. Spr. zor de verschaffing van boeken overigens niet willen beperken tot deze cursisten alleen. Hij acht het van belang, dat agenten, die met opsporing belast zijn, beschikn over drie deelen Stapel en de Koning, een Wetboek van Strafrecht en een Wetboek van Straf- vordei Hij kan zich echter niet voorstellen, dat de leerarc die boeken noodig zouden hebben; ze hebben ze onge ijfeld zelf wel. De Voorzitter zegt, dat de heer V. d. Veen toch wel in de si ;kken heeft kunnen vinden, dat het hier gaat om de begrooting 1946. Het betreft hier dus de kosten voor de resteerende drie maanden van 1946. De kosten, die in 1947 voor de rest van den cursus gemaakt zullen worde uilen uiteraard op de begrooting 1947 drukken. Tot jn spijt moet spr. bekennen niet een nauwkeurig antwo d te kunnen geven op de vraag van den heer Schalk ijk naar het aantal lesuren, dat de inspecteurs zullen even. Hij kan alleen herhalen, dat het bepaald onmope'ijk is die enkele inspecteurs Leeuwarden heeft niet de helft van het aantal inspecteurs, dat het co is behoort te hebben het werk, dat bij dezen cursus behoort: correctie e.d., in diensttijd te laten doen. Als de eer Schalkwijk er prijs op stelt, zal spr. na deze raadsc adering de noodige gegevens opzoeken om hem it e lichten. Hij gelooft echter, dat het aantal les uren a de mérites van het voorstel niet toe- of afdoet. Het ïat den heer Schalkwijk vrij onverschillig, of de gemee e of het rijk de kosten draagt, maar daar is hij toch n nee klaar. De gemeente wordt deze maatregel opgek i en het is niet meer dan billijk, dat het rijk, dat deze zaak centraal regelt, dan ook de kosten draagt. De heer V. d. Veen zeide, dat, als de loonen van deze mansc ippen te laag zijn, deze dan verhoogd behooren te wo en. Men zóu de kwestie zoo kunnen stellen, ware het niet, dat de gemeente ook de loonregeling niet zelf in de hand heeft; deze geschiedt centraal, door het rijk. De gemeente heeft hier dus eenvoudig rekening te houden met de bestaande loonen en zich af te vragen, of de kosten van den cursus van die loonen betaald kunnen worden. Als die loonen te laag zijn zij waren hoog in de oorlogsjaren, maar zijn ten gevolge van de ontwil eling van het prijzenniveau aan den lagen kant geworden -dan zal de Minister ze moeten verhoogen, wat hij tot dusverre niet gedaan heeft. Wil men deze zaak zoo principieel stellen als de heer V. d. Veen, dan za! het practisch onmogelijk blijken het corps aan te vullen zooals het aangevuld moet worden, want de toestand is werkelijk zoo, dat het zeer groote moeite kost g ioeg menschen voor de lagere rangen te vinden. Dat is liet alleen zoo in Leeuwarden, maar in het ge- heele nd. De hoofden der politiecorpsen reizen a.h.w. het land af om mannetjes voor hun corpsen te zoeken. B. en W. zien dan ook geen andere mogelijkheid dan de betreifende studiekosten niet ten laste van de cur sisten te brengen. De opmerking van den heer V. d. Veen, dat eigenlijk elke politieman de opgegeven boeken behoorde te heb ben. kan spr. buiten beschouwing laten. Daar gaat het Der niet om. Het gaat alleen om de vraag, wat de kosten zijn van deze opleiding. Men behoeft zich niet at te vragen of de politiemannen behoorlijk toegerust zijn wat hun boeken betreft. De vraag, of de betreffende studieboeken ook zouden kunnen dienen voor volgende cursisten, behoeft op het oogenblik ook niet beantwoord te worden. Voor dezen cursus zijn deze boeken noodig. Hoe het verder moet, zal men dan wel zien. De heer Van der Veen: Blijven de boeken eigendom van de gemeente? De Voorzitter: Thans worden zij gemeente-eigendom. Over de vraag, of ze dat blijven, kan misschien bij de begrooting 1947 wel van gedachten gewisseld worden. Spr. geeft den raad in overweging het voorstel aan te nemen. De heer Schalkwijk is niet tevreden gesteld door het antwoord aan den heer V. d. Veen. Spr. zou graag de toezegging hebben, dat de boeken inderdaad gemeente eigendom blijven. De Voorzitter: Die toezegging is zeer moeilijk te geven. Er kan ten slotte met den eigendom van de ge meente zooveel gebeuren. De heer Van der Schaaf meent, dat de boeken den cursisten niet in eigendom dienen te worden gegeven. De Voorzitter zegt, dat men thans niet in détails moet treden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11 (bijl. no. 101). De Voorzitter maakt melding van een voorstel, in gediend door den heer Weistra, luidende: (I) ,,Ondergeteekende, kennis genomen hebbende van het voorstel van B. en W. i.z. heffing honden belasting, waarin tot uiting wordt gebracht, dat een noodzakelijke beperking van het aantal honden ge- wenscht wordt geacht in verband met het in gevaar brengen van openbare veiligheid en gezondheid; is van meening, dat deze beperking niet mag wor den verkregen door een zoo drastische opvoering der belasting op het houden van honden, als door B. en W. voorgesteld, daar dit voor de minst draagkrach- tigen een onevenredig zwaren druk met zich mede zal brengen; dient daarom het volgende voorstel in: de bestaande politieverordening, betrekking heb bende op de honden, worde zoodanig gewijzigd, dat: le. houders van honden verplicht zijn, in de be bouwde kom der gemeente buitenshuis hun honden aan een touw, riem of ketting mede te voeren; 2e. na duidelijke publicaties in de pers de politie op te dragen met alle ten dienste staande middelen tegen losloopende honden op te treden." Dit voorstel maakt tevens een punt van beraadslaging uit. De Voorzitter merkt op, dat het moeilijk aangaat, dat de raad een dergelijke opdracht aan de politie geeft. Den heer Weistra schijnt het toe, dat het door hem ingediende voorstel den lachlust der raadsleden heeft opgewekt. (Stemmen: nee, nee). Hij heeft met belangstelling het praeadvies tegemoet gezien en nu het zoodanig luidt, dat een progressieve heffing der belasting, welke hij zou hebben toegejuicht, niet mogelijk blijkt te zijn, meent hij een voorstel van dezen aard te moeten indienen. De belasting, die het college tot 20,wil opvoeren, is niet erg sympathiek en vindt in de gemeente geen weerklank. Velen van de armsten zullen genoodzaakt zijn hun hond weg te doen. De motieven, die aan dit voorstel ten grondslag liggen, zijn: zorg voor de openbare veiligheid en gezondheid en zorg voor de plantsoenen en dan is er nog het fis cale element. Spr.'s voorstel beoogt andere maatregelen te nemen om aan deze motieven tegemoet te komen. Hij acht het niet noodzakelijk den belastingstrop zoo nauw toe te halen. Als het voorstel van B. en W. wordt aangenomen, wordt de situatie geschapen, dat de slecht- gesitueerden hun hond moeten wegdoen, hetgeen voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1946 | | pagina 3