76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 November 1946.
feit, dat er opgetreden wordt, om de schadelijke gevol
gen, die het groote aantal honden met zich brengt, te
bestrijden; integendeel, spr. c.s. hebben onmiddellijk ge
zegd, dat het noodzakelijk was iets te doen, waardoor
het euvel zou verdwijnen en met het oog daarop aan
vaarden zij deze verordening ook gaarne. Spr. is er van
overtuigd, dat belastingverhooging één der middelen
is om het groote aantal honden en daarmede het gevaar
en den overlast, daardoor veroorzaakt, te doen vermin
deren. Er zijn echter meer middelen, die in den loop
van den tijd zouden kunnen worden overwogen.
De bezwaren van spr. c.s. golden de heffing. De heer
V. d. Veen heeft wel gezegd, dat deze aangelegenheid
niets met politiek te maken heeft, maar spr. meent, dat
dit wel het geval is. De heer V. d. Veen ziet het zóó,
dat een uitgave van 20.— voor den een evenveel be-
teekent als voor den ander; hij telt dat eigenlijk niet.
Spr. kan zich dat van diens richting voorstellen. Spr.
ziet het evenwel zóó, dat 20,voor den een zeer veel
meer beteekent dan voor den ander. En het spreekt
vanzelf, dat men daar bij de beoordeeling van deze be
lasting rekening mede te houden heeft. Dit was ook de
reden, waarom spr. c.s. aan B. en W. hebben gevraagd
de mogelijkheid te onderzoeken van progressieve hef
fing, in den geest als door hen aangegeven. Persoonlijk
vindt spr. het bedrag van 20,als maximum nog te
laag. Hij zou niet aarzelen dit, bij progressieve heffing,
op 50,te brengen. Een dergelijk voorstel zou hij
ondersteunen.
De raad heeft nu van B. en W. de mededeling ge
kregen, dat na uitvoerig onderzoek is gebleken, dat een
progressieve heffing niet te verwezenlijken is. De juiste
gegevens, die men, om met succes een progressie te kun
nen ontwerpen, van den dienst der rijksinkomstenbe
lasting moet hebben, zijn thans, gezien den achterstand
bij dien dienst, niet te verkrijgen. En dan heeft men.
behalve met de inkomstenbelasting, ook nog met de
loonbelasting te maken. Het berekenen van de progres
sie naar de huurwaarde van de door de hondenbezitters
bewoonde panden, blijkt ook veel moeilijkheden op te
leveren. Spr. zegt B. en W. dank voor de moeite, die
zij hebben genomen en voor den goeden wil, dien zij
hebben betoond. Nu heeft men in elk geval de zekerheid,
dat is gedaan wat gedaan kon worden. Er schijnt op
het oogenblik niet aan de voor allen gelijke belasting te
ontkomen te zijn. Die zal dus noodgedwongen moeten
worden aanvaard.
Het voorstel, door den heer Weistra gedaan, kan spr.
nog niet geheel beoordeelen. Hij zou daar graag de
meening van B. en W. over hooren. Als zij iets in dit
voorstel zien, het uitvoerbaar achten en het, ook buiten
het door B. en W. gedane voorstel om, mede kan dienen
om het teveel aan honden te bestrijden, dan hoopt spr.,
dat zij dat nu of t.z.t. aan den raad zullen mededeelen.
Spr. meent, dat het de heer V. d. Veen was, die op
merkte, dat de bazen der honden dienden te worden
opgevoed. Hij onderschrijft die opmerking. Een der
edelachtbaren uit deze stad verklaarde zoojuist, dat ook
hij zijn hond altijd in de plantsoenen uitlaat. Het was
blijkbaar nog niet tot dien mijnheer doorgedrongen, dat
onze plantsoenen daar niet voor bestemd zijn
De heer T. de jong erkent de groote moeilijkheden,
die verbonden zijn aan het invoeren eener progressieve
heffing hij heeft daarover ook in de Fin. Commissie
gesproken maar, in tegenstelling tot B. en W., die
in 't geheel geen mogelijkheid zien in dezen, gelooft hij
wel aan de mogelijkheid om via de personeele belasting
ten minste eenigszins aan de wenschen i.z. progressie
tegemoet te komen. Toch meent hij hier voorlopig niet
verder op te moeten ingaan. Als het voorstel-Weistra,
dat spr. ondersteunt, zou worden aangenomen, zou een
voorstel i.z. progressie geheel overbodig zijn. Daarom
zou hij den raad willen aanraden om eerst het voorstel-
Weistra in overweging te nemen en er zijn meening over
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 November 1946.
77
uit te spreken. Zou het worden verworpen, dan mee:
spr. in tweede instantie met een voorstel te moeti
komen om via de personeele belasting progressie mogl
lijk te maken.
De heer Wiersma heeft aan deze kwestie in de ve|
gadering van 7 Augustus reeds eenige woorden gewij
en wil zich thans tot enkele opmerkingen beperken. Spi
c.s. hebben deze zaak in tweede instantie zeer oppel
vlakkig bezien. Hij gelooft echter wel, zonder dat zij"
fractie zich daar bepaald over uitgesproken heef
namens haar te spreken, als hij zegt zich gaarne t
scharen achter het college, mits B. en W. alle mogelijk
pogingen in het werk zullen stellen om de stad te be
vrijden van het ernstige euvel van het veel te groot
aantal honden. Spr. kan zich aansluiten bij hetgeen d
heer Posthuma zoo juist heeft gezegd, n.l., dat het vrij
wel onmogelijk blijkt om hier een progressie toe te pas
sen, zoodat er, naar het spr. voorkomt, op het oogen
blik niets anders acceptabel is dan het voorstel vai
B. en W.
Hij heeft in de vergadering van 7 Augustus hetzelfd^
motief aangevoerd als zoopas de heer Stobbe deed, n.
de ergerlijke bevuiling van de stad. Daarbij komt nog
verschillende sprekers illustreerden dit met voorbeel
den dat de honden ook allerlei andere narigheid ver
oorzaken en een ondraaglijken last beteekenen. De raadl
is het de burgerij verplicht met alle mogelijke n> ddelen]
te trachten een einde daaraan te maken. Spr. zou aan
stonds gaarne het oordeel van B. en W. over he,: voor
stel-Weistra hooren. Hij meent dit zoo begrepen te
hebben, dat de honden door hun begeleider a :i een
touw of ketting geleid zullen moeten worden, in de
vergadering van 7 Augustus heeft hij er echter al op
gewezen, dat men met een of andere bepaling niet aan
den grooten last ontkomt. Door aanneming van het
voorstel-Weistra voorkomt men b.v. niet, dat een dame
of een heer, die met een hondje paradeert, het :j dan'
aan een riem of ketting, nu en dan even pauze, t om
het beestje iets te laten deponeeren voor eens nders
huis, in de stadstuintjes of in de plantsoenen. De be
vuiling van de stad blijft desondanks bestaan.
De heer Weistra heeft bij de aanbeveling van zijn
voorstel gezegd, dat z.i. de Leeuwarder burgerij e prijs
op stelt, dat de raad in dezen iets doet en het voorstel
van B. en W. niet ongewijzigd aanneemt. Spr. nu weet
wel zeker, dat, als over deze kwestie een volksstemming
in Leeuwarden zou worden gehouden, de groote meer
derheid zich aldus zou uitspreken: „Ruim dien kliek
zoo spoedig mogelijk op!"
In de vergadering van 7 Augustus heeft spr reeds
gezegd, dat al sedert langen tijd tal van klach.en i.z
honden binnenkomen bij besturen van woning- eeni
gingen -het betreft hier dus betrekkelijk groote
woningcomplexenwaarbij verzocht wordt den be
woners beperkende bepalingen i.z. het aantal te ouden
honden op te leggen; ook daar wordt dus een one raag
lijke last door de honden veroorzaakt.
Spr. ziet niet in, dat het voorstel-Weistra de ge neente
uit de hondenmisère zal helpen. Hij meent, dat de raad
verstandig zou doen, zich te scharen achter B. en W.
De heer Geerts (weth.) moet een groot aantai spre
kers beantwoorden. Hij heeft zelden een gezelschap
gezien, dat eensgezinder was dan dit, waar al'en het
er over eens zijn, dat het toenemende aantal onden
een grooten last vormt en dat daaraan een einde moet
worden gemaakt. Over de wijze, waarop deze zaak
moet worden aangepakt, is men het echter nie eens.
De heer V. d. Veen wil de bazen opvoeden. H- komt
spr. voor, dat zij eeuwen tijd hebben gehad om opge
voed te worden en nog hebben ze het niet gelee d. Nu
kan het dus ook wel achterwege blijven.
De heer Weistra komt met een voorstel, waar wel
iets in zit, maar de vervuiling van de straten en plant
soenen wordt er niet mee opgeheven.
De derde oplossing, die van B. en W., is naar spr.'s
neening de eenig juiste. Wil er iets bereikt worden, dan
loet worden overgegaan tot verhooging van de be-
istin tarieven; alleen hierdoor kan het aantal honden
ijorden verminderd. Voor verschillende menschen zal
lit n righeden geven, b.v., zooals de heer Stobbe ook
lei. voor de „thuiszittende" armen en ouden van dagen.
De p actijk is, dat er nu ook gevallen zijn van men
leken die de belasting niet kunnen betalen en waarvoor
let. i ezien de omstandigheden, zeer hard zou zijn, als
ij hu a hond moeten missen. Dezen krijgen ontheffing
3i zt len ook verder geen last krijgen.
In le vergadering van 7 Augustus heeft de raad, op
l'oors'el van den heer Posthuma, aan B. en W. ver
docht een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid
an een progressieve hondenbelasting. Het college is
ba di onderzoek tot de overtuiging gekomen, dat een
fcood ïige heffing niet mogelijk is. Spr. wil de argu
menten, die tot deze overtuiging hebben geleid en die
he praeadvies zijn neergelegd, nog eens nader
uiteenzetten.
Eer progressieve belasting is alleen mogelijk door
jebri k te maken van de gegevens uit de kohieren der
personeele belasting of van de belasting naar het in
komen De personeele belasting is geen goede maatstaf,
omda; als gevolg van den woningnood, hoe langer hoe
Jmeer imenwoningen voorkomen en zeer weinigen wo-
nen voor het bedrag, dat zij voor hun huisvesting
louden kunnen besteden. Na verloop van tijd zal dit
bij vrijwel niemand meer het geval zijn. Velen, die in
normalen tijd een behoorlijk bedrag aan huur zouden
willen betalen, geven thans slechts kleine bedragen uit
voor dit doel, omdat zij niet in de gelegenheid worden
gestel een volledig huis te betrekken.
0ol de belasting naar het inkomen geeft zeer groote
moeili .heden. De rijksinkomstenbelasting is jaren ach
ter, 1943 is nog niet afgewerkt. Het is dus niet mogelijk
deugd lijke gegevens te verkrijgen.
In enkele andere gemeenten bestaan inderdaad ver
ordeningen, waarin progressie is verwerkt. De raad kan
er ook een maken en de uitvoering ervan aan B. en W.
opdragen, maar de administratie is niet in staat zoo'n
(verordening uit te voeren.
Spr ziet geen andere mogelijkheid dan de door B.
en W aanbevolene.
De eer Van der Veen gelooft, dat er over de pro
gressie niet meer behoeft te worden gepraat. Hij ziet
in, dat deze zeer moeilijk door te voeren is. Er blijft
echter de vraag, of het belastingbedrag, dat B. en W.
voorstellen te heffen, billijk is. Spr. meent, dat de voor
gestelde tarieven te hoog zijn.
Wanneer een eigenaar zijn hond geeft, wat hem toe
komt, dan is de belasting een klein onderdeel van het
totale bedrag, dat hij aan het dier ten koste legt. Het
zou echter kunnen zijn, dat de lasten, die de hoogere
tarieven aan de bezitters van honden zullen opleggen,
zoo zwaar zijn, dat ze het besluit van al of niet af
schaffen van honden zouden beïnvloeden.
Wil men de honden heelemaal afschaffen, dan is dat
nog al eenvoudig: De belasting wordt zoo hoog opge
schroefd, dat niemand er aan kan denken een hond
te bezitten en de plantsoenen blijven schoon.
Men kan echter ook het feit, dat een hond de nei
gingen van een hond heeft, accepteeren en aan de bazen
bepaalde voorschriften geven, b.v., dat de honden in
plantsoenen alleen buiten de paden mogen loopen.
Spr. heeft dezen avond de vraag gesteld of het wel
juist is. dat voor trekhonden een lagere belasting wordt
betaald dan voor luxe honden op zelfs lager dan voor
waakhonden. Hij had hier graag een antwoord op
gehad.
Wanneer B. en W. blijven bij het voorstel de be
lasting op 20,te stellen, dan zou spr. voor een trek
hond 17,50 willen laten betalen, misschien kunnen
diegenen, die zich niet ontzien een hond als trekhond
te gebruiken, hiervan worden afgebracht.
Het lijkt hem echter beter en dit zou hij ook willen
voorstellen om de belasting voor alle honden op
10,te brengen. Om verandering te brengen in de
gesignaleerde ongewenschte toestanden, zou spr.
daarbij oog hebbende voor de belangen van de honden
controle willen uitoefenen door de eigenaren te ver
plichten hun honden een penning te laten dragen, zoo
dat dan ook inderdaad iedere hond een baas heeft.
De heer Weistra is juist naar aanleiding van de be
zwaren van den wethouder tegen de personeele belas
ting als maatstaf voor de heffing van een progressieve
hondenbelasting met zijn voorstel gekomen. Hij kan
zich aansluiten bij den heer Posthuma, die zeide, dat
men deze kwestie niet los kan maken van de politiek.
Voor spr.'s fractie weegt het zwaarst, dat deze belas
tingverhooging de minst draagkrachtigen het meest
treft, afgezien nog van de vraag, of het groote aantal
honden wel veel zou verminderen; misschien komen er
wel „onderduikers!" Spr. is dan ook tegen het voorstel
van B. en W. Hij meent, dat zijn voorstel op zeer dras
tische wijze het aantal honden zal beperken en t.a.v.
openbare veiligheid, orde en netheid minstens zooveel
effect zal sorteeren als het voorstel van B. en W. Men
heeft spr. niet kunnen overtuigen van het feit, dat dit
nuttiger zou zijn dan het zijne. Mocht de raad eventueel
het voorstel van B. en W. aanvaarden, dan zullen spr.
c.s. tegen zijn.
De heer Kamstra gelooft, dat uit de besprekingen wel
een groote antipathie tegen de honden gebleken is. En
dat is niet aardig. Spr. wil buiten beschouwing laten
of het noodig is de hondenbelasting te verhoogen. Moet
dit echter geschieden, dan is voor hem progressie, hef
fing naar draagkracht, het cardinale punt.
Nu is van de tafel van B. en W. niets gehoord over
de uit andere gemeenten ingekomen inlichtingen. Zwijgt
men er over, omdat men er inderdaad een mogelijkheid
in ziet, of zijn ze van zoo weinig belang, dat het niet de
moeite waard is er over te praten? Spr. persisteert bij
zijn vraag, waarom, als progressie in andere gemeenten
wel mogelijk is, het hier niet kan. Is er dan alleen in
Leeuwarden een achterstand bij den dienst der belas
tingen, waardoor men slechts een overzicht van 1943
kan krijgen? Is men in andere gemeenten dan „bij", of
maakt men daar een regeling naar gegevens over 1943?
Wordt het schoolgeld in Leeuwarden thans dan ook
geheven naar de belastinggegevens over 1943? Door
het College van Rijksbemiddelaars worden verschillende
loongroepen aangehouden. Zou hier ook, al zullen de
gegevens niet volledig zijn, de mogelijkheid van een
maatstaf liggen?
Spr. dient, mede namens de heeren V. d. Akker en
Schalkwijk, het volgende voorstel in:
(II) „De raad;
van meening, dat billijkheidsoverwegingen eischen,
dat een belasting progressief behoort te zijn;
gezien de regelingen, die in andere gemeenten
bestaan;
noodigt B. en W. uit hun voorstel terug te nemen
en een voorstel tot heffing van een belasting op het
houden van honden aan den raad te doen, waarin
het element van progressie is verwerkt."
De heer Van Rooijen is het niet eens met den heer
Wiersma, die opmerkte, dat het voorstel-Weistra geen
verbetering in de hondenplaag zou brengen, want als
er een groot aantal honden gevangen wordt, is men die
al vast kwijt. Dat zijn dan die dieren, die geen baas
hebben, waar dus geen prijs op gesteld wordt. Het staat
nog te bezien, of het opleggen van een bepaald bedrag
aan belasting wél voldoende zal zijn om een groot deel
der honden van de straat te krijgen. Spr. is het met
den heer Weistra eens, dat nog veel honden zullen
blijven rondloopen. De politie let er op, of de achter-