78 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 November 1946. lichtjes van de rijwielen wel branden; zij zal dus ook op de honden kunnen letten. Spr. meent, dat bij deze kwestie de politiek niet te pas komt. Hij staat op het standpunt en men moge dat dan merkwaardig vin den voor een lid van de Partij v. d. Vrijheid dat het onbillijk is, dat het iemand, die niet over voldoende inkomsten beschikt, onmogelijk gemaakt wordt zijn hond te behouden, terwijl hij evenveel van zijn hond kan houden als bijv. een kapitalistische hondenbezitter. Spr. zou zijn hond voor 1000.niet willen missen, maar zijn buurman, die achter hem in de Oosterbuurt woont, zal misschien maar 5,of 10,— voor zijn hond kunnen afzonderen. Spr. blijft er bij -gehoord ook de uitlatingen der verschillende sprekers dat het voorstel van B. en W. niet aangenomen moet worden. Als het niet mogelijk is de gedachte van den heer Weistra te verwezenlijken of als de raad diens voorstel niet accepteert, dan beveelt spr. alsnog progressieve heffing aan. De heer W. M. de Jong meent, dat, als de raad dezen avond niet tot zakendoen komt, wanneer het voorstel, zooals het nu na rijp beraad ter tafel ligt, niet wordt aangenomen, het voor het gros der Leeuwarder bevol king een groote teleurstelling zal beteekenen. De zaak is thans van alle kanten bekeken en nu moet er een posi tieve beslissing vallen. Spr. is er van overtuigd, dat de heele stad van den raad verwacht, dat hij wat doet. De raad kan wel blijven zoeken naar het ei van Colum bus, naar een oplossing, die allen bevredigt, maar dan wordt het spreekwoord bewaarheid, dat het beste een vijand is van het goede. Al is de oplossing niet geheel bevredigend, er moet een daad komen. De heer Stobbe is, voor zoover de groep betreft, die hij in eerste instantie bedoelde, dankbaar voor de mede- deeling van den wethouder van Financiën, Een der grootste bezwaren, die spr. tegen het voorstel had, is hierdoor weggenomen. De heer Schalkwijk ziet niet in, waarom de raad, als hij vanavond nog geen besluit neemt, de bevolking ontevreden zou stemmen, zooals de heer W. M. de Jong meent. Spr. blijft op het standpunt staan, dat de belasting progressief moet zijn. Hij noemt de gemeente Nijmegen, waar de progressie goed werkt, als voorbeeld. Gezien de ervaringen in andere gemeenten, verzoekt hij B. en W. dit voorstel terug te nemen en met een voorstel tot progressieve heffing te komen. Zien B. en W. liever, dat de r.k. fractie een dergelijk voorstel doet, dan zal dat in de volgende vergadering geschieden. De heer Posthuma onderschrijft de opmerking, dat het voorstel van den heer Weistra niet voldoende is. Spr. heeft in eerste instantie gezegd, dat het wel over weging verdient naast hetgeen B. en W. voorstellen ook het door den heer \Veistra voorgestelde in te voeren. Hij heeft het college de vraag gesteld, of het daarover zijn oordeel wilde uitspreken en zou het op prijs stellen, als het dit alsnog zou willen doen. De heer Kamstra heeft precies hetzelfde voorstel ge daan als spr. deed op 7 Augustus j.l. en dat de raad toen heeft aangenomen. Thans echter hebben de raads leden van B. en W. volledige informaties gekregen, waarom progressie niet uitvoerbaar is. Waar dat zoo staat, gelooft spr., dat de raad B. en W. moet volgen. De heer Kamstra: Heeft U de stukken wel gelezen? De heer Posthuma: Dat doe ik altijd trouw! De heer Van der Vlerk heeft met groot genoegen naar dit hondenpraatje geluisterd. Er is een en ander maal gezegd, dat men eigenlijk tot progressieve heffing moest komen, maar ook, dat men, omdat progressie blijkbaar niet mogelijk is, het voorstel van B. en W. zal accepteeren. Spr. meent het eenige lid van de Fin. Commissie te zijn, die volgehouden heeft, dat progres sieve heffing naar het inkomen best mogelijk is. Hij onderschat de bezwaren niet; die zijn inderdaad vele. Daar is de achterstand bij de belastingen, in de admi nistratie en de registratie. Volgens deskundiger althans is daarom progressie op grond van concrete cijfers on mogelijk. Spr. wijst op de maatregelen, die de ge meente Den Haag heeft genomen. Daar maakt men gebruik van tweeërlei soort formulieren dc eene wordt gezonden aan hen, die in de loonbelasting vallen, de andere aan hen, die in de inkomsten belasting zijn aangeslagen. De hondenbezitters dienen daar dus hun inkomsten op te geven. Wil men hier deze methode niet accepteeren, dan moet ook spr. onderschrijven, dat er op het oogenblik geen mogelijk heid bestaat om op grond van concrete cijfer recht matige aanslagen te doen. Nu kunnen z.i. in zake de Haagsche methode, die spr. dus voor Leeuwaï en als de eenige mogelijkheid ziet, twee meeningen bestaan. Men kan zeggen; Och, de menschen zijn zoo gemeen, ze zullen zeker verkeerde opgaven doen. Maar men kan ook zeggen: Laat er een enkele zijn, die zijn ir,komen verkeerd opgeeft, over de geheele linie gerekend heeft men toch een behoorlijken grondslag, waarop d belas ting geheven kan worden. De heer Geerts (weth.) zou eerst de heeren h imstra en Van Rooijen willen beantwoorden, die ee warm pleidooi voor een progressieve heffing hebben ehou- den. Een dergelijke heffing wil eigenlijk iedereen wel, dat is vanavond duidelijk gebleken, niemand vvijfelt er aan. De heer Posthuma heeft indertijd het voorstel gedaan de kwestie der progressie in handen te tellen van B. en W. om advies. Dezen hebben een or; rzoek ingesteld en, zooals de zaken nu liggen, blijkt het on mogelijk te zijn een behoorlijke belasting naai raag- kracht vast te stellen. Alle raadsleden hebben et ge lezen: het college ziet geen mogelijkheid een dergelijke belasting naar behooren te heffen. De heer V. d. Vlerk wenscht een heffing rvvir het inkomen, waarbij betrokkene zelf dit inkomt moet opgeven. Dat is een gevaarlijke maatstaf. Er is dan een duur controle-apparaat noodig, omdat er altijd men schen zijn, die verkeerde opgaven verstrekken. )e ge meente beschikt niet over zoo n apparaat en personeel er voor is niet te krijgen. Het voorstel van den heer Weistra kan dat san B. en W. niet vervangen. Er zit echter wel iets in en wel licht kan het als aanvulling dienen. Spr. wil er eigenlijk nog geen oordeel over uitspreken, maar het eerst nog eens goed bekijken. De Voorzitter constateert, dat verschillende voor stellen aan de orde zijn. In de eerste plaats dat van B. en W. tot vaststelling van een verordening ot het heffen van een belasting op honden. De quimessens hiervan is verhooging van de tot nu toe geldende tarieven. Er is ook een voorstel gedaan door den heer Kamstra, waarin B. en W. worden uitgenoodigd hun voorstel terug te nemen en een belasting voor te bereiden, waarin het element van progressie is verwerkt. Dit voorstel staat dus tegenover dat van B. en W. Daarnaast heeft de heer V. d. Veen mondeling voor gesteld - op papier is niets ontvangen om de be lasting te bepalen op tien gulden en voor de trek honden geen lager tarief te heffen. Dit voorstel wijkt dus ook geheel af van dat van B. en W. Dan is er nog een voorstel ontvangen van den heer Weistra om de honden vast te leggen daar komt het in het kort toch op neer en een opdracht aan de politie te geven om losloopende honden te vangen. Ten slotte heeft de heer V. d. Veen ook mon deling voorgesteld de beesten van een penning te voorzien. Spr. zou willen voorstellen de verordening van B Ve !ag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 November 1946. 79 en \V. 'e, wat de belasting betreft, het verste gaat, het eers' in stemming te brengen. Mocht het worden aangeno :en, dan vervalt hierdoor het voorstel van den heer Kanstra, om dat van B. en W. terug te nemen en progress in te voeren. Tevens vervalt dan het voorstel van den heer V. d. Veen om de belasting voor alle honden p 10,te bepalen. Dan zouden nog over blijven het voorstel van den heer Weistra waarbij spr. opwerkt, dat de raad niet rechtstreeks een opdracht kan ve - trekken aan de politie; daarvoor moet een andere eg worden gekozen en dat van den heer V d. V n, wat betreft den verplichten penning. Naast het VOO- el tot belastingverhooging zouden deze voor stellen baat genomen kunnen worden om het aantal honden doen verminderen. Spr. stelt voor, dat ze eerst in randen van B. en W. worden gesteld om prae- advies an de volledige strekking dezer voorstellen kunnen en W. zich thans niet ten volle rekenschap geven. Spr. 1 dan eerst het voorstel van B. en W. in stemmi brengen en daarna eventueel dat van den heer Kamstra en dat van den heer V. d. Veen, wat betreft :'e vaststelling op 10. De hf Geerts (weth.) meent, dat, als hij den heer V. d. V n goed begrepen heeft, deze de belasting voor trekhc n gelijk wil hebben aan die voor luxe honden, n] 10 Dit is echter onmogelijk, daar art. 286 der Gemeentewet voorschrijft: ,,Op honden, uitsluitend ge houden ten dienste van den landbouw of eenig bedrijf van ni: 'heid, of ter bewaking van gebouwen of erven, wordt ;eene of eene mindere belasting dan op andere honden gelegd.". De r Van der Veen heeft subsidiair gezegd, de belast:- op trekhonden gelijk te stellen aan die op waakhonden. De h :r Van der Schaaf heeft den indruk, dat het voorste /an den heer V. d. Veen om de belasting op trekhonden te verhoogen, een verdere strekking heeft dan de door B. en W. voorgestelde verhooging. Het zou du/ misschien als amendement op het voorstel van B. en aan de orde moeten komen. De orzitter: Dit kan bij de artikelsgewijze behan deling onder oogen worden gezien. De heer Van der Schaaf wil nu al wel zeggen, dat hij tege een verhooging, als door den heer V. d. Veen bedoelc al stemmen. De Voorzitter meent, dat de verschillende voorstel len bij artikelsgewijze behandeling van het ontwerp wel bespoken kunnen worden; de raad weet dan tel kens precies waar hij aan toe is. Spr. elt voor thans tot de behandeling der artikelen over te gaan. Artt. i en 2 worden onveranderd vastgesteld. Art. 3. De li. Van den Akker heeft, mede namens den heer Kamstra, een voorstel ingediend om aan art. 3 een vierde lid toe te voegen, luidende: (II-1) ,.4e. voor eiken tweeden hond 50 extra en voor eiken 3en hond of meer 100 extra. De oorzitter geeft in overweging het voorstel- V. d. Akker (III) naar B. en W. te zenden voor prae- advies. Dezen kunnen het voorstel in zijn consequenties zoo op iet eerste gezicht niet beoordeelen. De heer Van der Veen wijst op een consequentie, die z.i uit het voorstel-V. d. Akker voortvloeit. Het gevolg I zijn, dat het fokken van honden practisch onmogelijk wordt gemaakt. Is het echter de bedoeling de fokkers niet onder de bepaling te doen vallen, dan heeft spr er geen bezwaar tegen. I Woriii; besloten het voorstel-V. d. Akker naar B. en te zenden om prae-advies. De heer W. M. de Jong zegt, dat in het voorstel van B. en W. niet verwerkt is de kwestie van de kostgan gers en kamerbewoners en bewoners van woonschepen en woonwagens. Spr. acht het technisch zoo onvol maakt, dat het niet zal kunnen worden aangenomen. De Voorzitter deelt mede, dat de heer T. de Jong het volgende voorstel heeft ingediend: (IV) ..Ondergeteekende stelt voor te lezen voor art. 3, sub 3e: voor hen, die bij het begin van het belastingtijdvak kunnen aantoonen, dat zij een perceel bewonen met een huurwaarde volgens de personeele belasting van 260,of minder, is de belasting 15, alsvoren met een huurwaarde van 150,of min der 10. voor dat gedeelte der gemeente, dat behoort tot de 8e klasse der personeele belasting, worden deze huurwaarden resp. 185,en 100, De heer T. de Jong meent, dat, als men de honden via de belasting wil opruimen, deze zoo eenigszins mo gelijk evenredig verdeeld moet worden; spr.'s voorstel heeft dan ook tot strekking de meest draagkrachtigen, die in de grootste perceelen wonen, het hoogste bedrag te laten betalen en degenen, die nog geen 3,per week huur betalen, het laagste bedrag. In de discussie is naar voren gebracht, dat het niet altijd opgaat, dat men naar zijn financieel vermogen woont. In groote lijnen zal het echter, naar spr. meent, toch wel opgaan. De Voorzitter deelt mede, dat de heer V. d. Veen, mede namens den heer Van Rooijen, het volgende voor stelt heeft ingediend: (V) „Ondergeteekende stelt voor art. 3, sub le, 2e en 3e, te lezen als volgt: le. voor eiken hond. uitsluitend gehouden ten dienste van den landbouw of eenig bedrijf van nijver heid, 7,50; 2e. voor eiken hond, uitsluitend gehouden ter be waking van gebouwen of erven, 7,50; 3e. voor eiken anderen hond 10, De heer Van der Schaaf vraagt, of, met het oog op de Gem.wet, een gelijk bedrag voor waak- en trek honden kan worden geheven. De Voorzitter: Ja, dat kan. De Voorzitter stelt voor, als de raad althans stem ming verlangt, over art. 3 in onderdeelen te stemmen en tot stemming over te gaan, tenzij nog iemand het woord verlangt. De heer Van der Veen zou graag art. 3, sub 3e, in stemming zien gebracht. De Voorzitter heeft daar geen bezwaar tegen en vraagt, of de raad stemming verlangt over het voorstel van B. en W., art. 3, sub 3. De raad verlangt geen stemming. De Voorzitter: Dan is art. 3, sub 3e, aangenomen en daarmede vervallen het voorstel-Van der Veen (V), sub 3e (om de belasting voor luxe honden te brengen op 10,— De Voorzitter stelt voor vervolgens te stemmen over het voorstel van B. en W., art. 3, sub le. De heer Van der Schaaf meent, dat eerst over het voorstel-V. d. Veen, art. 3, sub le, gestemd moet wor den, daar dit verhooging van de belasting voor trek honden tot 7,50 beoogt en dus van verdere strekking is dan het voorstel van B. en W. (dat dit bedrag op 2,50 handhaaft). De Voorzitter heeft hier geen bezwaar tegen en brengt thans het voorstel-V. d. Veen, sub 1, om de belasting voor trekhonden op 7,50 vast te stellen, in stemming. Het wordt verworpen met 24 tegen 7 stem men (die van de heeren Wiersma, W. M. de Jong,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1946 | | pagina 6