^r.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947.
brandweer. En dan zal die kern van beroepsbrandweer,
aangevuld met politie, verder weer aangevuld moeten
worden met de bestaande vrijwillige brandweer in de
secties. Spr. betwijfelt of dit systeem uiteindelijk een
groote bezuiniging zal beteekenen, omdat aan de vaste
kern van beroepsbrandweer eischen gesteld zullen
moeten worden van vakbekwaamheid en paraatheid,
wat natuurlijk tot uitdrukking zal moeten worden ge
bracht in de belooning. De belooning van het oogen-
blik is niet voldoende voor op den duur. Ook al zouden
deze 24 menschen worden aangehouden, dan zouden
zij op den duur een hoogere belooning moeten hebben.
Daartegenover zal de kleine kern van beroepspersoneel
beter uitgerust moeten zijn met kleeding en wapens en
bij een 24-uursdienst, zooals die bij een dergelijke kleine
kern gedacht is, zal noodig zijn een dag- en nachtver
blijfplaats met alles, wat er bij behoort. Maar dat is
overigens meer een kwestie van uitgaven op den kapi-
taaldienst. Alles bij elkaar genomen dus wel een streven
naar een inrichting zooals die voor den oorlog was,
maar toch in een betere editie, omdat, wat ook bij de
politie een rol speelt, de gemeente is uitgebreid. De
eischen zijn ook hooger gesteld en dan is het vroegere
systeem, afgezien van het standpunt van den Minister,
naar alle waarschijnlijkheid niet te bereiken.
Er is nog gezegd, dat de kosten op zichzelf hoog
zouden zijn. Dit kan spr. niet geheel met de heeren
eens zijn. Het totaal ligt nu tusschen de 50.000,en
60.000,Als men een paar branden in een jaar heeft,
dan is al gauw dat bedrag ermee gemoeid. Als wij zoo
een vergelijking treffen (en zoo moet het: „wat is het
ons zakelijk waard om groote calamiteiten met kosten
voor de gemeenschap te voorkomen?"), dan zijn naar
spr.'s meening de kosten verantwoord.
Hier speelt ook deze kwestie een rol, evenals bij de
politie, dat in den oorlog door de Londensche regeering
een tijdelijk brandweerbesluit is uitgevaardigd, dat de
geheele zorg legt in handen van den burgemeester. Spr.
wil niet in een beoordeeling van dat besluit treden; het
ligt er en is nog van kracht, zoodat in dezen de raad
niet anders kan doen dan de uitgaven voteeren. Zoo
is het, maar spr. wilde niet nalaten op de vragen deze
inlichtingen te geven.
De heer Schalkwijk zou bij het hoofdstuk Politie het
volgende willen opmerken. Hij gelooft, dat ook tot de
taak van de politie zal behooren de surveillance en moet
bekennen, dat deze misschien wel weer is toegenomen,
maar dat men die in de buitenwijken nog tot de groote
uitzonderingen moet rekenen. Over het algemeen wor
den de buitenwijken zeer slecht bezocht. Dat betreft
niet alleen het overdag-surveilleeren, maar ook dat in
de avonduren, omdat naar spr.'s meening de veiligheid
van den weg en alles wat daarmede annex is, gediend
wordt, wanneer de politie ook daarin haar taak weer
tot de oude waarde ziet teruggebracht.
Dan kan spr. niet zijn instemming betuigen met de
aanschaffing van 100 fietsen tegelijk. Hij gelooft, dat
op het oogenblik gepoogd wordt het politiecorps op
een dergelijk peil te brengen, als bij andere diensten
niet kan worden bereikt. Als zuinigheid moet worden
betracht, zou men moeten beginnen met de helft van
deze fietsen aan te schaffen; men zou daarmede op den
goeden weg zijn en toonen, dat men wel wil meegaan
met de tijdsomstandigheden, die een hartig woordje
meespreken. Z.i. heeft surveilleeren loopend meer
waarde dan surveilleeren per fiets; dat gaat in het al
gemeen snel en het snelle tempo verhindert, dat men
die dingen ontmoet, waarop de politie toezicht moet
houden.
In de tweede plaats zou spr. ter kennis van het corps
gebracht willen zien, dat zijn groote taak is: opvoeden
van het publiek en niet zoozeer het maken van bon
netjes e.d.
Hier interrumpeert hem de Voorzitter. Deze zegt, dat
dit niet behoort tot de competentie van den raad. Als
men hier een debat krijgt over de wijze, waarop dit
gezagsapparaat werkt, dan is men op den verkeerden
weg.
De heer Schalkwijk wil dan in het kort verzoeken
(en hij hoopt, dat zijn mederaadsleden daarmee instem
men) de politie op te dragen haar taak te vinden in
opvoeding en niet zoo zeer in het maken van bonnetjes.
De heer Posthuma dankt voor de mededeelingen. Het
is hem bekend, wat de Voorzitter omtrent een en ander
heeft vermeld. Hij weet ook, dat men aan deze groote
uitgaven weinig kan doen. Daarom heeft hij zijn op
merking 's morgens geplaatst in zijn geheele betoog,
nl. in verband met de groote uitgaven die worden ge
maakt in het algemeen. Als men de indeeling bekijkt,
komt men tot merkwaardige cijfers. Hij wil daar nu niet
op ingaan, want zooals terecht is opgemerkt, dat ligt
niet op den weg van den raad. doch is van hoogerhand
voorgeschreven.
Er is echter toch nog een begrootingspost, waarvan
spr. iets wil zeggen: de 100 rijwielen. In het sectiever-
slag is er naar gevraagd. Maar men acht het ge-
wenscht, dat ieder lid van het corps de beschikking
krijgt over een dienstrijwiel. Het komt spr. voor, dat
dat toch wel wat heel uitvoerig is. Hij kan niet zeggen
hoeveel agenten op een bepaald moment gelijktijdig een
rijwiel hebben. Maar hij is ervan overtuigd, gezien het
feit, dat een groot deel van het personeel niet in dienst
is, een ander deel vrije dagen heeft, nog een ander deel
loopende surveillance heeft of vaste posten bezet, dat
maximum maar een 30 fietsen tegelijk zullen kunnen
worden gebruikt. Wanneer deze post wordt aangeno
men en dan onmiddellijk omgezet zou kunnen worden,
dan zouden er altijd 70 fietsen, nieuwe karren, renteloos
staan. Daartegen heeft hij toch bezwaar. Tallooze men
schen, die voor hun dagelijksch brood een fiets moeten
hebben, kunnen die niet bezetten en nu zou de gemeente
hier een aanvraag gaan doen, die noodeloos hoog is.
Spr. denkt er natuurlijk niet aan voor te stellen dezen
post te verlagen, maar hij wil toch met grooten ernst
den Voorzitter vragen nog eens te bekijken, of nu maar
onmiddellijk alle 100 fietsen moeten worden aange
schaft, terwijl er eigenlijk maar 30 maximum noodig zijn.
De heer Wïersma wil te kennen geven, dat ook hij
bij dit hoofdstuk nog iets had op te merken. Hij heeft
over den gang van zaken vroeger en nu verschillende
cijfers tegenover elkaar geplaatst, doch zal deze niet
meer gebruiken, omdat hij uit de inlichtingen heeft ver
nomen, dat een belangrijke verhooging zeer begrijpelijk
was: het stuk van Leeuwarderadeel erbij brengt inder
daad ook een verhooging van de uitgaven mede; de
geweldige prijsstijging is natuurlijk ook van invloed op
het totaal; ook het meerdere personeel, zooals de Voor
zitter reeds heeft aangetoond en dat inderdaad, jam
merlijk genoeg, zeer noodig is, omdat de baldadigheid
in onzen tijd nog van zeer breeden omvang is. Een beeld
daarvan heeft men in deze begrooting kunnen vinden,
waar telkens bedragen worden geraamd voor herstel
van glasruiten en al wat dies meer zij. Jammer genoeg
is het niet alleen de jeugd, die zich daaraan schuldig
maakt, maar helaas ook de rijpere jeugd. Dat is een
bedenkelijk verschijnsel en als zoodanig heeft dat na
tuurlijk invloed op den gang van zaken bij dit hoofd
stuk. Dat moet de kop ingedrukt worden. Als spr. echter
ziet, dat de uitgaven zijn gestegen tot een bedrag van
932.448,10, dan gelooft hij, dat er toch eenige voor
zichtigheid moet worden betracht. Hij is blij, dat er
enkele vragen zijn gesteld en hoopt, dat de Voorzitter
voort zal gaan met de aangenomen houding en dat hij
bereid is den raad inlichtingen te verstrekken; hij stelt
dat buitengewoon op prijs. Hoe is de gang van zaken
bij die uitgaven? Decreteert het Rijk nu maar en heeft
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. 39
de gemeente daar maar voetstoots aan te voldoen? Als
de Voorzitter dat met zijn kwaliteit als hoofd van de
politie kan vereenigen, zou spr. t.a.v. deze dingen graag
eenige inlichtingen willen hebben. Hoe is de verhouding
van den burgemeester als hoofd van de politie tegenover
dezen gang van zaken? Als de rijksbijdragen eens gaan
ophouden (want ook voor 1948 is nog geen toezegging
gedaan) of die uitkeering wordt eens belangrijk minder,
dan zit men hier nog met een vrij duur politiewezen,
dat naar spr.'s meening toch ongeveer tot den top is
opgevoerd. Dit zou in de toekomst moeilijkheden kun
nen geven. Spr. weet wel, als het Rijk daarvoor een
belangrijke bijdrage geeft, dat dat ook betaald moet
worden, maar als men die verliest, staat men als ge
meente Leeuwarden er toch veel slechter voor.
Spr. wil ondersteunen, wat hier door andere raads
leden over de 100 rijwielen is opgemerkt. Ook hij had
hierbij aangeteekend: „Zijn die strikt noodzakelijk?"
O.a. worden ook gelden geraamd voor aanschaffing
van 5 schrijfmachines, een nieuwen auto, twee motor
rijwielen en 3 zijspancombinaties, die tezamen alleen al
6.600,kosten. Spr. zou graag willen hooren of de
Voorzitter persoonlijk die uitgaven strikt noodzakelijk
acht. Hij heeft wel zooveel vertrouwen, dat hij, als de
Voorzitter zegt, dat hij dit strikt noodzakelijk acht, zich
erbij zal aansluiten.
Van de hulpbrandweer heeft de Voorzitter al iets
gezegd. Spr. verheugt zich erover, dat dit zijn aandacht
heeft, vooral als hij ziet, dat die alleen aan loonen en
salarissen al een zeer hoog bedrag kost. Spr. verheugt
zich er ook over, dat de Voorzitter op het standpunt
staat, dat, wat in Leeuwarden is, zal moeten worden
behouden, nl. een uitstekend functioneerende brand
weer. Maar is hier toch niet eenige overdrijving? Hij
kan zich soms niet aan den indruk ontworstelen, dat
t.o.v. dit hoofdstuk wel eens wat royaal wordt opge
treden en zou den Voorzitter ernstig in overweging
willen geven zelf persoonlijk daarop toezicht uit te
oefenen. De heer Posthuma heeft iets opgemerkt over
de vele mutaties. Spr. wil daarvan zeggen, dat hij hoopt,
dat al het mogelijke wordt gedaan, opdat de geest in
het corps van hoog tot laag zeer goed genoemd mag
worden. Hij gelooft, dat dit het politiewezen als gezags-
instituut ten goede komt.
In het algemeen zegt spr. nog, dat hij de bemoeiingen
van het Rijk met de politie in het algemeen belang niet
juist acht. Spr. ziet het graag zoo, dat de burgemeester
nog altijd verantwoordelijk is voor de handhaving van
de orde in de gemeente. In de tweede plaats, daar er
van elkaar verschillende politieverordeningen zijn in de
verschillende gemeenten; ook krachtens deze overwe
ging ziet hij de gemeentelijke politie graag, althans
hiërarchisch, onder den burgemeester. Deze zou beslis-
senden invloed moeten hebben op den dienst en belang
rijken invloed bij de benoeming van een leidenden func
tionaris. Er is gezinspeeld op wat door de Duitschers
hier is gemaakt ten opzichte van de wijze van sala-
rieeren bij de politie. Hij wil daarmede niet beweren,
dat de salarieering te hoog is; eigenlijk is deze aan
den lagen kant. Maar wanneer spr. ziet, dat het sys
teem van salarieering bij de politie heelemaal afwijkt
van die van ander gemeentepersoneel, dan betreurt hij
dat, want dat is een overblijfsel, waarmede men ons
heeft opgescheept ten tijde van de bezetting. Toen heeft
men dat als motief gebruikt om de politie des te bruik
baarder te maken om onze menschen achterna te zitten
en maatregelen t.o.v. moord en rooflust ten uitvoer te
brengen. Is er nu niets aan te veranderen, dat bij de
politie de salarisregeling zoo is, dat zij premievrij pen
sioen genieten en dat zij vergoeding voor hun woning-
huur ontvangen? Spr. heeft er niets op tegen, dat zij
die bedragen ontvangen; uiteindelijk scheelt het op het
totaalbedrag, dat zij in handen krijgen, niets. Hij wil
ook niet beweren, dat de belooning te hoog is, maar
zou graag willen, dat men met dat overblijfsel van de
bezetting ging breken.
De heer Rijpma constateert, dat reeds het een en
ander is gezegd over de straatsurveillance. Het is hem
opgevallen, dat tegenwoordig (nu is het winter en iets
minder) het geweldig rumoerig is bij verschillende kerk
gebouwen, althans bij de N.H. Gemeente. Hij zou graag
willen, dat de Voorzitter maatregelen neemt hiertegen
(vooral ook de steunbeeren bij de Groote Kerk worden
misbruikt, want daar wordt dan tegenop geloopen).
De Voorzitter zal dit overbrengen aan den Commis
saris en hem vragen daarop te laten toezien.
De heer Wiersma heeft over dit onderwerp uitvoerig
gesproken en gevraagd hoe eigenlijk de gang van zaken
was: Decreteert het Rijk nu maar? Tot op zekere hoogte
is dit inderdaad het geval. Er wordt door den Minister
vastgesteld hoe groot het corps zal zijn, hoe de indee-
I ling in rangen, en voor eiken rang wordt ook weer door
den Minister het daarbij behoorende salaris vastgesteld.
I Daar heeft de burgemeester dus niets over te zeggen,
behalve, dat hij misschien kan aanstellen met een perio
diek. Hij kan voorts iets beneden het schema blijven.
In de specificatie ziet men 2 inspecteurs, op het oogen
blik is er maar één. In zooverre bestaat er eenige spe
ling, maar die is uitermate gering. Wanneer het stand
punt is, dat een bepaalde sterkte noodzakelijk is, wil
j men tegenover de gemeente verantwoord zijn, dan
brengt dat noodzakelijkerwijze deze uitgaven met zich.
Zeker maant dit deel van de uitgaven tot groote
voorzichtigheid. Natuurlijk is het voor B. en W. een
vraag hoe het moet als straks die rijksbijdrage gaat
veranderen, een vraag, waarop zij zoo geen antwoord
weten, hoewel ook vroeger op de politie een bijdrage
van Rijkswege werd verleend. Dit is dus een vraag,
die spr. op het oogenblik onbeantwoord moet laten.
Betreffende die honderd fietsen, waarover drie heeren
hebben gesproken, geeft spr. toe, dat men natuurlijk
100 agenten van 25 fietsen gebruik kan laten maken,
als zij ieder om beurten dienst hebben. Dan worden die
25 fietsen toch 4 X 25 keer gebruikt en zijn ze door
loopend in dienst. Men kan ook 100 agenten ieder een
fiets geven; dan zijn die niet in gebruik, wanneer die
agent geen dienst heeft. Wanneer men den agent zelf
aansprakelijk stelt, zijn het Hoofd van Dienst en spr.
van meening, dat dit op den duur voor de gemeente
voordeeliger is. Als men iederen agent voor zijn fiets
aansprakelijk stelt, kan men, als er iets aan mankeert,
dat voor zijn rekening laten maken. Dat is op den duur
goedkooper dan het systeem, dat door de heeren werd
voorgestaan. Op deze manier houden 100 fietsen het
langer uit dan 4 X 25 in dat systeem, een systeem, dat
door den oorlog in gebruik is gekomen. Nu zijn 100
fietsen noodig, omdat als gevolg van den oorlog vele
fietsen verdwenen of onbruikbaar zijn.
Datzelfde geldt voor het motormateriaal. Ook voor
den oorlog was dit corps uitgerust met motoren met
zijspan, zoodat het noodzakelijk is nu nieuwe aan te
schaffen. De prijzen, waarvoor deze tot dusver zijn aan
geschaft, zijn zeer redelijk. Als men vraagt of deze
materiaaluitgave strikt noodzakelijk is, dan aarzelt spr.
niet daarop bevestigend te antwoorden en hij twijfelt
er niet aan of men zou zijn meening deelen, wanneer
men dagelijks kon kennis nemen van de politierap
porten. Daardoor zijn dan ook die fietsen noodig. Sur
veillance per rijwiel heeft voordeelen boven die te voet.
De heer Wiersma heeft geïnformeerd of aan dat af
wijkend systeem van de salarieering niets is te veran
deren. Dit is tot dusver niet mogelijk gebleken, omdat
dit systeem vanuit Den Haag is vastgesteld. Spr. ver
onderstelt, dat bekend is, dat sinds lang ernstige oppo
sitie daartegen bestaat, en meent, dat het laatste woord
in dezen zeker nog niet is gezegd.
Wat de brandweer betreft, vroeg de heer Wiersma
of bij dit aanhouden van de hulpbrandweer niet eenige
overdrijving bestaat. Zoopas is reeds gezegd, dat het
de bedoeling is dit tot minder dan de helft te redu-