48 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947.
Volgnos. 447 t./m. 484 worden onveranderd vast
gesteld.
De heer Heerma van Voss wenscht bij par. 16 van
dit hoofdstuk een kleine opmerking te maken en aller
eerst mede te deelen, dat hij op zijn vragen bij de alge-
meene beschouwingen geen antwoord heeft gekregen
over zijn vraag n.a.v. de opmerking in de M.v.A., dat
op verschillende hoofdstukken posten voor cultureel
gebied zouden zijn uitgetrokken. Verder heeft hij nota
genomen van de repliek op zijn vergelijking tusschen
Leeuwarden en Zaandam. Spr. stond juist op het stand
punt, dat hij die niet naast elkaar wilde leggen, maar
toch op de verschillen wilde wijzen. De Voorzitter heeft
gezegd, dat er altijd mogelijkheden zijn op cultureel
gebied iets te stellen. Spr. wil daar niet nader op in
gaan, doch constateert alleen met vreugde, dat die
mogelijkheid er is. In verband met die mogelijkheid
zal hij ook niet met een voorstel komen om een of
anderen post te verhoogen. Hij wil alleen het verzoek
tot het college richten, of dat misschien een toezegging
kan doen in deze richting, dat het voor een volgende
begrooting dezen cultureelen post en met name par. 16,
nader zal bekijken en wil overwegen of termen aan
wezig zijn om die op nieuwe leest te schoeien. Men
kan verschillen van meening welk systeem de voorkeur
verdient: Zaandam of Leeuwarden: daar valt nader
over te praten. De vraag is alleen of het college wil
overwegen dit opnieuw door een frisschen bril te be
kijken. Spr. wil nog opmerken, dat hij zoowel in het
antwoord aan hem als in het antwoord op andere
vragen den klank een tikje bedenkelijk vindt, waar de
Voorzitter erop zinspeelde, dat voor bepaalde posten
verhooging toch niet mogelijk zou zijn. Hij hoort hierin
een zeker défaitisme en had liever, dat het college zei:
,,Wij willen het nog een's probeeren" en niet: ,,het lukt
ons toch niet, dus wij doen het maar niet". Tenslotte
wil spr. nog vragen, of hij het antwoord op een vorige
vraag naar de mogelijkheid van subsidie van gemeente
wege aan de Leeuwarder Gemeenschap, dat daarop nog
geen antwoord kon worden gegeven, goed begrepen
heeft, als hij daaruit de negatieve conclusie trekt, dat
B. en W. niet afwijzend zullen staan tegenover een
eventueel verzoek.
Volgno. 498. Onderhoud van sportterreinen
f 25.648,—.
De heer De Groot merkt op, dat in de sectieverga
deringen naar voren is gebracht, dat de grasmat van
Cambuur in deplorabelen toestand verkeert. Opgemerkt
is, dat het terrein is verhuurd als hooiland. Geantwoord
is, dat door oordeelkundige behandeling de mat weer
geleidelijk in orde zal worden gebracht. Spr. wil graag
vernemen, welke deze oordeelkundige behandeling is.
De heer Geerts (weth.) noemt naar aanleiding van
de concrete vraag van den heer Heerma van Voss
eenige posten, die ook de cultuur betreffen: 283, .284,
298, 299, 306 en 307. Verder zijn er de boomplantdagen;
daarvoor is ook ergens iets uitgetrokken, vermoedelijk
bij plantsoenen.
De zaak van de grasmat van het sportterrein ligt
volgens spr. zoo. Na de bevrijding was de mat inder
daad heel slecht, omdat die niet een behoorlijke be
mesting had gehad. Spr. stelt zich voor, als de grasmat
haar behoorlijke bemesting krijgt en goed wordt onder
houden en in bepaalden tijd van het jaar niet te druk
wordt bespeeld, dat zij dan weer in behoorlijken toe
stand komt. Inderdaad is de fout begaan (men wilde
de gemeentelijke inkomsten zoo hoog mogelijk maken)
het terrein te verhuren als grasland en het was in het
belang van de boeren, dat het gras zoo hoog mogelijk
werd. Spr. gelooft niet, dat dit in de toekomst weer
zal gebeuren.
De Voorzitter hoopt niet, dat de heer Heerma van
Voss bedoeld heeft, dat tot nu toe door een onfrisschen
bril is gezien. Hij is gaarne bereid tot de gevraagde
toezegging. Spr. heeft inderdaad gezegd, dat men
rekening had te houden met de noodlijdendheidsvoor-
waarden; z.i. is dit geen défaitisme, maar eenvoudig
een rekening houden met de realiteit, die in deze dingen
nu eenmaal bestaat. Bij de vraag, of het college niet
principieel afwijzend staat tegenover subsidieering van
de Leeuwarder Gemeenschap, moet hij voor zichzelf
spreken, daar hij het gevoelen van de andere heeren
niet kent. Persoonlijk zou hij echter niet weten, waarom
hier een principieele afwijzing zou moeten plaats vinden.
Volgnos. 485 t/m 505 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 506. Aankoop en onderhoud van voorwer-
pen van Friesche kunst1.500,
De heer Heerma van Voss heeft met genoegen ge
zien, dat de versiering van het stadhuis tegenwoordig
ook in eenigszins nieuwe banen wordt geleid. Alleen
heeft hij tot dusverre nog één object gemist. Er is geen
gebrek aan historische Oranje-portretten, maar in het
raadhuis van Leeuwarden is geen eenigszins modern
portret van H. M. de Koningin te vinden. Spr. zou
wenschen, dat daarin wordt voorzien. Misschien zou
men bij een Frieschen schilder terecht kunnen!?
De Voorzitter kan op dit oogenblik alleen antwoor
den, dat het college dit punt in overweging zal nemen.
Volgnos. 506 t/m 515 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 516. Subsidiën aan armbesturen, te weten:
Gemeentelijke Instelling voor Maatschappelijk Hulp
betoon f 819.581,59.
De heer Leijenaar vindt hier gelegenheid even iets
recht te zetten n.a.v. het antwoord van den wethouder
van Soc. Zaken. Deze heeft gezegd, dat spr. min of
meer een blaam op ambtenaren had geworpen door te
zeggen, dat bij dezen dienst ambtenarij wel eens een
rol speelt. Wanneer dat uit spr.'s woorden viel te con-
cludeeren, wil hij er even nader op ingaan. De wet
houder heeft gezegd, dat hij spr. niet heeft ontmoet als
steungeval. Daar wil spr. op antwoorden: Stel je voor,
dat wij steeds eerst voor een steungeval in aanmerking
moesten komen alvorens wij over deze zaak mochten
spreken! Hij hoopt, dat de wethouder zal hebben be
grepen, dat hier een opdracht lag om iets te zeggen.
Aan den anderen kant heeft de wethouder zelf ook wel
begrepen, wat spr. heeft bedoeld, toen hij zeide juist
door het aanstellen van sociale werksters de mogelijk
heid, die er ligt, te willen voorkomen. Spr. acht dit een
bevestiging van wat hij heeft beweerd. Overigens is
hij dankbaar voor de toezegging, dat de wijkgedachte
ook bij het college leeft. Het is heelemaal niet zijn be
doeling geweest te beweren, dat deze dienst mank gaat
aan ambtenarij. Maar wanneer wij den opzet bekijken
zooals die er ligt, ziet men, dat de mogelijkheid bestaat,
dat deze menschen, die met dien dienst in aanraking
komen, wel eens het gevoel krijgen, dat hier ambtenarij
wordt gepleegd.
De heer W. C. Dijkstra (weth.) heeft met veel ge
noegen deze verklaring gehoord. Zijn reactie moet men
zien als een solidariteitsuiting jegens een groep van het
gemeentepersoneel, voor wie veel critiek bestond en die
zich niet kon verdedigen en in den wethouder een chef
ziet, op wien men moet kunnen rekenen als dat noodig
is. Daarbij is deze dienst kwetsbaar, d.w.z. conflicten
met menschen zijn bij den socialen dienst niet te voor
komen. Er zijn altijd menschen, die zich benadeeld ge
voelen. Er komen conflicten voor. En als men nu in den
raad den schijn zou wekken alsof men meent, dat het
zoo is, dan komt waarschijnlijk de mededeeling: in den
raad is het ook gezegd en dus zal het wel zoo zijn.
„Wij rooken weer de vredespijp", aldus spr.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947.
49
Volgnos. 516 t/m 593 worden onveranderd vastge
steld.
Inkomsten.
Volgnos. 1 t/m 60 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 61. Pacht voor het plaatsen van caroussels,
enz. op gemeenteterreinen30.000,
De heer Wiersma heeft ook in de sectievergadering
geïnformeerd en is dus heelemaal binnen de orde, als
hij zijn spijt uitdrukt over het feit (dit heeft natuurlijk
betrekking op de kermis) dat deze post nog op de be
grooting is geplaatst. Hij had gehoopt, dat men in den
kring van het college had willen overwegen of afschaf
fing van de kermis ook gewenscht zou zijn. Z.i. is de
kermis zoo langzamerhand een verouderd volksvermaak
geworden, dat hier zeer waarschijnlijk ontaard is.
De heer Beeksma is het met den heer Wiersma vol
komen eens.
De Voorzitter zegt namens het college, dat h.i. de
tijd voor afschaffing waarschijnlijk nog niet is geko
men. Door een groot gedeelte van het publiek wordt
de kermis nog verlangd (spr. verwacht wel door een
meerderheid): in elk geval is het een vermaak, dat door
spr. misschien even hoog, of even laag, wordt geschat
als door den heer Wiersma. Het behoort echter van
zelf uit te sterven: zoolang dat niet het geval is, is
nadrukkelijke afschaffing moeilijk, omdat men onmid
dellijk een surrogaat in misschien niet beteren vorm
zou krijgen. Op dit standpunt heeft het college zich tot
dusverre gesteld.
Volgnos. 61 t/m 99 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 100. Schoolgeldenf 3.500,—.
De heer Wiersma constateert, dat aan schoolgelden
voor het openbaar V.L.O. wordt geraamd een bedrag
van 3.500,Zoopas bij de bespreking van het
V.L.O. heeft hij deze kwestie al even onder de aandacht
gebracht. De wethouder van Onderwijs heeft toen geen
antwoord gegeven en daarom stelt spr. het nu nog weer
even aan de orde. Onder de inkomsten staat een bedrag
van 3.500,Zoojuist is er reeds op gewezen, dat
de vereeniging, die nu dan haar school ziet overgaan
naar het gemeentelijk bewaarschoolonderwijs, voor 1947
een schoolgeld had geraamd van 3.400,(de be
grooting bevindt zich bij de stukken). Spr. vraagt of
hij moet concludeeren, dat voor Huizum geen inkomsten
zijn geraamd of zijn zij geraamd op 3.400,zoodat
voor het gemeentelijk kleuteronderwijs hier in oud-
Leeuwarden een opbrengst aan schoolgelden is geraamd
van 100,Te dien opzichte zou spr. gaarne eenige
inlichtingen willen hebben. Hij veronderstelt, dat de
inkomsten niet zijn aangevuld met wat te verwachten
is van de zijde van de school te Huizum, terwijl daar
bij de uitgaven wel degelijk op is gerekend. Zoopas
heeft spr. vastgesteld, dat voor het gemeentelijk be
waarschoolonderwijs voor de 6 scholen in Leeuwarden
een schoolgeld wordt gegeven van 4,09 per kind en
per jaar; in Huizum rekent men op een bedrag van
19,Hoe denkt het college zich dezen gang van
zaken? Meent het, dat men in Huizum 19,zal blijven
betalen, dan moet natuurlijk deze post veel hooger zijn.
De heer Geerts (weth.) zegt, dat in Leeuwarden, dus
ook in het oude gedeelte van Leeuwarderadeel school
geld wordt geheven volgens de bestaande verordening.
Daar is met Huizum rekening gehouden: het vorig jaar
was het een bedrag van 2.600,nu 3.500,dus
is 900,geraamd voor de school in Huizum. Dat is
niet zoo hoog als tot dusver is opgebracht, maar zoo
is de verordening nu eenmaal. Het bedrag is niet hoog,
omdat die school voor een groot gedeelte wordt be
zocht door kinderen van minder gegoede klassen. Be
paalde particuliere scholen zuigen de inkomsten van
de gemeente af.
Dit antwoord van den wethouder, waarvoor de heer
Wiersma dankbaar is, geeft hem aanleiding het college
in overweging te geven, als dat schoolgeld krachtens
verordening wordt geheven, te onderzoeken of die ver
ordening niet kan worden herzien: want als men via het
particulier initiatief in Huizum kans ziet het schoolgeld
op te voeren tot 19,en men ziet, dat het hier in
Leeuwarden maar 4,09 bedraagt, dan is hier z.i. voor
den wethouder aanleiding de zaak onder oogen te zien.
De heer Geerts (weth.) heeft daartegen geen be
zwaar.
Volgnos. 100 t/m 142 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 143. Ontvangsten ter zake van het sport
terrein „Cambuur"f 4.000,
De heer Schalkwijk vindt hier alleen vermeld het
sportterrein „Cambuur", doch mist de inkomsten van
het terrein aan de Fonteinstraat. Verder wijst hij op
de ongerustheid in sportkringen, dat het terrein aan de
Fonteinstraat zal worden gebruikt als terrein voor de
Friesche Landbouwtentoonstelling. Menschen, die sport
beoefenen, hebben daartegen bezwaar, omdat het sport
terrein daarmee vernield wordt. Hij zal het zeer op prijs
stellen, als dat terrein niet beschikbaar wordt gesteld
voor de Friesche landbouwtentoonstelling.
De heer Geerts (weth.) geeft toe, dat de inkomsten
van het sportterrein aan de Fonteinstraat inderdaad
niet in deze begrooting zijn opgenomen, omdat het in
beheer en exploitatie is uitgegeven aan de gemeentelijke
commissie voor lichamelijke opvoeding. Die krijgt een
subsidie van 300,de verdere inkomsten zijn ook
voor deze commissie. Met deze hulpmiddelen bestrijdt
deze commissie de kosten van diverse sportevenementen.
Er is inderdaad een aanvraag gekomen voor de land
bouwtentoonstelling het sportterrein te mogen gebrui
ken. B. en W. zijn daar huiverig voor, omdat het ter
rein wordt vernield. De inkomsten, die het terrein zal
opleveren, rechtvaardigen niet om daarop die groote
tentoonstelling te laten houden. Het college vreest ech
ter, dat er geen andere plaats is.
De Voorzitter vermeldt, dat dit nog een punt van
overweging is. Het college is niet blind voor de be
langen van de sport.
Volgnos. 143 t/m 159 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 160. 1501158 opcenten op de hoofdsom der
personeele belastingf 350.000,
Het antwoord, dat is gegeven n.a.v. de vraag inzake
opcenten op de personeele belasting, heeft de heer T. de
Jong niet bevredigd. Hij wil daarom terug komen op
de kwestie van de klasse-indeeling voor de personeele
belasting, die ten nauwste verband houdt met andere
klasse-indeelingen, zooals die van het lager onderwijs,
alleen met dit verschil, dat de organisatie van betrok
kenen er hier wel den noodigen aandrang achter zet.
Hier zijn het alleen de ingezetenen der gemeente. De
pers. belasting is een rijksbelasting, maar aan de ge
meente is groote zeggenschap toegekend, ja zelfs wel
overgelaten te bepalen in welke klasse zij zal komen.
Bij de personeele belasting wordt reeds belasting ge
heven van perceelen met een huurwaarde van 150,
en in het landelijk gedeelte bij een huur van 75,
Volgens spr. mag bij dergelijke perceelen van belasting
heffing geen sprake zijn. Voor een eenvoudige woning
wordt al een huur geraamd van 260,of 5,per
week. Bij deze woning bedraagt de personeele belasting
zonder aftrek voor kinderen, doch ook zonder aanslag
voor mobilair in de Ve klasse reeds 34,50, w.o. 200
opcenten. Spr. heeft vanmorgen gehoord, dat er een
adres is van Lekkum om ook in de vijfde klasse te
worden gerangschikt. Voorgesteld is dit aan B. en W.
ten zenden om prae-advies. Spr. gelooft, dat men nog
even verder moet gaan en het voorstel, dat spr. wil
doen, in overweging moet nemen.