56
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 Maart 1947.
De heer Heerma van Voss dankt de vergadering
voor deze beslissing, die hem in de gelegenheid stelt
eenige opmerkingen te maken over het sneeuwruimen,
een zeer actueel onderwerp, dat in het middelpunt van
de belangstelling staat bij vrijwel alle gemeentenaren,
wier meening hij zal trachten te vertolken, er van
overtuigd zijnde, dat die belangstelling voor 90 is
omgeslagen in critiek. Spr. is er zeker van, dat een
gedeelte van die critiek onbillijk is en wanneer hij hier
critische woorden zal laten hooren, wil hij er direct bij
zeggen, dat hij niet blind is voor het feit, dat in een
zoo abnormaal strengen winter, met zooveel sneeuw,
geen gewone maatstaven aangelegd kunnen worden en
dat niet verwacht mag worden, dat na eiken sneeuwval
een, twee, drie alle straten en stoepen weer brand
schoon zullen zijn. Maar tusschen dat ideaal en den
toestand, zooals die werkelijk is, ligt nogal eenig ver
schil en spr. meent met recht te mogen vragen of het
inderdaad noodig is, dat de straten en trottoirs in Leeu
warden in een dermate deplorabelen toestand verkeeren.
Na den eersten zwaren sneeuwval in den nacht van
22 op 23 Februari, dat was van Zaterdag op Zondag
nacht, zagen de ingezetenen al zeer vroeg de sneeuw
ploeg in actie en zeer terecht schreef men in de bladen
woorden van lof over de vlotte en vaardige manier,
waarop het sneeuwruimen en zandstrooien ter hand
was genomen. Dergelijke loftuitingen werden daarna
echter niet meer vernomen. Op 28 Februari is er weer
een vracht sneeuw naar beneden gekomen, waarna
van opruimen niet veel werd bemerkt, althans niet door
den belangstellenden leek op sneeuwruimgebied. De
kranten lieten op 4 Maart dan ook een heel ander
geluid hooren. „Waarom wordt de sneeuw niet weg
geruimd?", zoo werd gevraagd. De directeur van Ge
meentewerken gaf drie oorzaken op voor dit verzuim.
Er was geen zout en dus geen pekel. Ten tweede was
een groot deel van het personeel ziek tengevolge van
bevroren vingers, enz. en als derde en voornaamste
oorzaak noemde hij het feit, dat de sneeuw op een
Vrijdag was gevallen en dat het drukke verkeer alles
had vastgedrukt. Het was toen te laat en men heeft
toen inderdaad niets meer gedaan. Als spr. goed is in
gelicht, is er eerst op 7 Maart werk van gemaakt. Op
7 Maart zijn hulptroepen opgeroepen en hier en daar
zag men toen sneeuwruimers aan het werk. Hier en daar
zegt spr., want tenminste voor den leek scheen
het zeer weinig, wat er gebeurde. Over het tempo wil
spr. maar liever zwijgen, evenals over de hulpmiddelen.
Het resultaat is, dat men er tot op den huidigen dag
mee zit, want daarna is de vorst er overheen gekomen.
Over de trottoirs de rijwegen laat spr. even buiten
beschouwing is heel wat te doen geweest, i.v.m. de
activeering van de burgerij om haar eigen stoepen
schoon te vegen. Men noemde dit Duitsche maatregelen.
Daarmee is spr. het niet eens. Tegenwoordig wordt
alles, wat niet bevalt, Duitsch genoemd.
Spr. kan meer gelijk geven aan de stem, die gister
in de krant is opgegaan. Het is inderdaad noodig, dat
de burgerij meer gemeenschapszin wordt bijgebracht.
Het zou prettig zijn, wanneer men uit eigen beweging
b.v. oudere menschen helpt en niet wacht tot de politie
er is om proces-verbaal op te maken. Het is echter de
taak van de politie om de menschen hieraan te herin
neren, als ze zelf niet zoo verstandig zijn.
Spr. wil hieraan direct toevoegen, dat bij de burgers,
die hun stoep hebben schoongemaakt, groote wrevel
wordt gewekt, wanneer men ziet, dat aan gemeente-
stoepen, waarvoor geen particulieren aansprakelijk kun
nen worden gesteld, zooals stoepen voor openbare ge
bouwen, tot op den dag van vandaag practisch niets
is gebeurd, terwijl er heel streng op wordt toegezien,
of de burgerij wel aan haar verplichting in dezen voldoet.
Het is ook een feit, dat tusschen den sneeuwval op
28 Februari en het oproepen van hulpkrachten op
7 Maart niets is gebeurd aan de rijwegen. Spr. wil
graag aannemen, dat de ingevallen vorst het toen zeer
moeilijk maakte de zaak in orde te brengen, maar ziet
niet in, waarom toen eenmaal begonnen was alle
systeem moest ontbreken. Zoo ontstond dwars op de
Nieuwestad een uitholling, die later met de grootste
moeite werd verwijderd.
Wanneer men direct aan het werk was gegaan en
getracht had de zaak bij te houden, in ieder geval tot
de vorstlaag toe, wanneer van dag tot dag de versch
gevallen sneeuw was opgeruimd, dan was de chaotische
toestand van thans niet ontstaan.
Op 7 Maart is dan begonnen en was het toen niet
mogelijk intensiever aan te pakken? Waren er niet meer
sneeuwruimers te krijgen, had de zaak niet beter geor
ganiseerd kunnen worden en was het niet mogelijk de
menschen met beter materiaal uit te rusten? Spr. kan
zich niet voorstellen, dat met die kleine kipkarretjes,
die men meestal ziet gebruiken en die met een paar
scheppen vol zijn, behoorlijk kan worden gewerkt. Het
ledigen van deze karretjes kost zeer veel tijd. De men
schen worden bij het moeten gebruiken van zulk ma
teriaal als het ware uitgenoodigd de lijn te trekken.
Was het niet mogelijk en veel practischer geweest
met groote vrachtauto's te werken, die elkaar opvolgen
en groote sneeuwmassa's in een snel tempo kunnen
vervoeren? Deze vragen moeten wel opkomen, wanneer
men de sneeuwruimers aan het werk ziet. Men krijgt
dan het gevoel met een klein schooltje te doen te hebben.
Wanneer men verder met belangstelling het sneeuw
ruimen volgt, ziet men, dat b.v. op het Perkswaltje.
waar maar enkele huizen staan, druk gewerkt wordt.
Spr. meeent, dat er objecten zijn, die eerder aan de beurt
hadden moeten komen, zooals de Nieuwestad en de
trottoirs in de St. Jacobsstraat, waar men niet kan
loopen zonder gevaar van zijn hals te breken. Dit geldt
voor gezonde menschen, hoe moeten gebrekkigen zich
dan wel verplaatsen? Zelfs de stoep op zij van het
stadhuis is niet schoon.
Spr. wilde graag enkele mededeelingen hieromtrent
ontvangen.
De heer Witteveen (weth.) begint zijn beantwoor
ding met het aanhalen van een spreekwoord, dat zegt:
„Waar het hart vol van is, loopt den mond van over"
en van de sneeuw heeft men niet alleen het hart maar
ook de maag vol. Het behoeft dan ook niet te verwon
deren, dat hier over het sneeuwruimen gesproken is.
Dit kan waarschijnlijk zijn nut hebben. Gezonde en op
bouwende critiek toch kan in dezen vergeleken worden
met flinken zonneschijn, terwijl afbrekende en onrede
lijke critiek kan worden ontzenuwd.
Het is spr. gebleken, dat de bezwaren, die de heer
Heerma van Voss naar voren heeft gebracht, vooral
de periode van 28 Februari tot 7 Maart betreffen. Wan
neer hij in die dagen de stad had doorkruist, had hij
er zich van kunnen overtuigen, dat er geen tiental, maar
een honderdtal menschen op straat was, bezig met
sneeuwruimen, niet alleen bij dag, maar ook bij nacht.
Men moet zich goed realiseeren, dat op 14 December
1946 de vorst haar intrede heeft gedaan, en behoudens
een kleine onderbreking, het tot op heden gevroren
heeft. Op 23 Februari was de eerste groote sneeuwval
en tot vandaag is het één worsteling geweest tegen
sneeuw en ijs.
Uit den aard der zaak kon, i.v.m. de strenge vorst,
weinig worden gedaan, behalve zandstrooien op gladde
wegen. Toch is van het begin af tot vandaag toe de
strijd aangebonden met de middelen die ter beschikking
stonden. De omstandigheden, waaronder die strijd
moest worden gevoerd, moeten niet uit het oog ver
loren worden. Spr. noemt opzettelijk het woord „strijd",
want dat was het inderdaad. Spr. zou den interpellant
dit willen zeggen: terwijl de burgers van hun nacht
en Zondagsrust genoten, hebben tientallen van de vaste
kern der Reiniging en een aantal losse menschen op
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 Maart 1947. 57
straat gestaan om de wegen weer wat begaanbaar te
maken. Bij nacht, van 's avonds 7 uur tot des anderen
morgens 5 uur, hebben zij gewerkt, dikwijls niet eens
behoorlijk gekleed, en dat bij 15° vorst. Spr. gevoelt
behoefte hier in deze vergadering dezen menschen een
woord van dank te brengen; dit is zeer zeker verdiend.
Overigens spreekt het vanzelf, dat de Reiniging dit
dagelijks weerkeerende werk niet alleen met eigen
krachten kon doen en dat aanvulling met losse krach
ten moest plaats vinden. Zooveel mogelijk is getracht
gebruik te maken van buiten den dienst staande krach
ten, maar de mogelijkheden waren zeer beperkt.
Spr. gelooft, dat het van belang is van de tewerk
stelling en de zich daarbij voorgedaan hebbende moei
lijkheden een kort résumé te geven.
In den nacht van 22 op 23 Februari was de eerste
belangrijke sneeuwval. Doordat de 23ste Februari een
Zondag was, met bijna geen verkeer, bleef de sneeuw
los liggen. Als er snel werd aangepakt, konden de
straten spoedig en behoorlijk schoon worden gemaakt.
Dit is dan ook gebeurd. 83 man van de vaste kern van
de Reiniging vormden eenige ploegen, waaronder 3
autoploegen en trokken om 5j^ uur 's morgens aan den
arbeid tot 's avonds half zes, met een kleine onderbre
king voor een kopje koffie. Het gevolg was, dat de
straten toen weer behoorlijk begaanbaar waren. Er
heerschte dan ook groote tevredenheid over de voort
varendheid, waarmee de zaak was aangepakt. Ook de
heer Heerma van Voss heeft hiervan blijk gegeven.
Maandag 24 Februari zijn er 2 ploegen gevormd,
waarbij 21 losse menschen. In den nazomer van het
vorige jaar zijn er al sneeuwkaarten uitgereikt aan
menschen, die zich bij eventueelen sneeuwval moesten
melden. De melding was dien Maandagmorgen echter
maar klein: 21 man. Deze 21 man zijn daarom aange
vuld met een groot gedeelte van de vaste kern van de
Reiniging. Dien dag is er doorgewerkt tot laat in den
avond, bij 15° vorst.
Dinsdag 25 Februari is gewerkt met 25 man los per
soneel. De Reinigingsdienst kwam door het geringe
aantal losse menschen in de knel, daar voor het gewone
dagelijksche werk geen voldoende arbeidskrachten
meer over bleven.
Bij informatie bij het Arbeidsbureau bleek, dat in den
herfst aan 300 man sneeuwkaarten waren uitgereikt.
Van die 300 man zijn tot 26 Februari 21 tot 25 man
opgekomen. Dat was dus niet al te best. Het lijkt spr.
niet juist op de oorzaken hiervan in te gaan. Dat is
zeer moeilijk te beoordeelen. Waarschijnlijk zijn van die
300 man verscheidene ingeschakeld geweest bij bak
kerskarren, enz.
Op Donderdag 27 Februari moesten alle werkzaam
heden op de veemarkt en omgeving worden geconcen
treerd i.v.m. de markt op den volgenden dag. Practisch
de geheele vaste kern van de Reiniging en 23 man los
personeel waren tewerkgesteld. De markt kon hierdoor
ongestoord doorgaan.
Öp 28 Februari was er weer een zware sneeuwval
en zoo gunstig als de Zondag is in dit verband, zoo
beroerd is de Vrijdag. Vrijdagmorgen in de vroegte
iag er al een dikke laag, die door het zware verkeer
werd vastgeperst, ook al, omdat de sneeuw eerder
vochtig dan droog was. Het bleek onmogelijk om de
vastgeperste sneeuw te verwijderen en de straten in
haar profiel geheel schoon te vegen. Niettegenstaande
dat, is er dien Vrijdag alles op gezet, en er is gedaan
wat mogelijk was. 's Avonds om 7 uur werd er zelfs
weer aangetreden door 4 ploegen, waarvan 3 auto-
ploegen, die tot na 12 uur hebben gewerkt. Er waren
toen 28 losse menschen ingeschakeld. Gelukkig was het
mogelijk den werkers in de „Klanderij" iets aan te
bieden.
Zaterdag 1 Maart is den geheelen dag gewerkt met
volle ploegen, bestaande uit 49 man los personeel en
verder de vaste menschen, die maar eenigszins vrij te
maken waren. Van hoog tot laag werd het personeel
ingedeeld bij sneeuw- of tonnendienst. Evenals den
Zaterdagmiddag, hebben 77 man van de vaste kern
met een kleine groep losse arbeiders den daaropvol-
genden „vrijen" Zondag besteed aan het schoonmaken
der straten.
Maandag 2 Maart waren de straten in de stad toch
weer behoorlijk begaanbaar.
Op 3 Maart werkten 150 man, van wie 70 losse ar
beiders, in de ploegen. De opkomst der losse menschen
is pas van dezen dag af beter geworden.
Op 4 Maart waren ongeveer 60 man eigen personeel
en 80 losse krachten aan het sneeuwruimen, waarbij
nog de ploegen gevoegd moeten worden en op 5 Maart
net eender, het losse personeel bestond toen uit 85 man.
Van 5 op 6 Maart is er weer een frissche vracht
sneeuw gevallen.
Op 6 Maart zijn 's morgens vroeg 60 man eigen
en 80 man los personeel uitgerukt. Daar het Donderdag
was, is weer op en nabij de veemarkt gewerkt, waar
door er toen in de stad weinig is geschied. Bovendien
was het zoo, dat de meeste straten behoorlijk ruim
waren. In den nacht van 6 op 7 Maart is doorgewerkt
met 4 volle ploegen. Het was vreeselijk koud, maar er
is spontaan gewerkt en dien nacht is er dan ook heel
wat sneeuw verwerkt. Ook thans was weer de moge
lijkheid aanwezig den werkers een warm kopje koffie
aan te bieden.
Op 7 Maart werden 60 man eigen en 293 losse ar
beiders gerecruteerd. In het begin was alleen een be
roep gedaan op de arbeiders, aan wie de 300 sneeuw
kaarten waren uitgereikt, de meer permanent werk-
loozen, die meestal des winters geen werk hebben en
dan op de gemeente zijn aangewezen. Toen bleek, dat
deze menschen veelal een ander emplooi hadden ge
vonden misschien waren er ook, die liever bij de
warme kachel zijn blijven zitten is er nog een beroep
op het Arbeidsbureau gedaan en is een groot aantal
z.g. D.U.W.-arbeiders in dienst genomen, waardoor
het mogelijk was met in totaal 300 man den strijd tegen
de sneeuw aan te binden.
Op 8 Maart is weer den geheelen dag gewerkt met
55 man vast en 396 man los personeel.
Zondag 9 Maart is niet gewerkt, omdat het niet wer
kelijk strikt noodzakelijk was en men van meening was,
dat niet nog eens een Zondag van de sneeuwruimers
gevraagd mocht worden.
10 Maart werkten 300 man, van wie 264 losse
menschen.
In den avond van dezen dag viel er een motregen bij
eenige graden vorst, waardoor op 11 Maart de straten
spiegelglad waren en het loopen bijna onmogelijk was.
Alles was één ijskorst en de sneeuwhopen waren ijs
klompen geworden. De arbeiders zijn dien dag niet de
straat op gestuurd, het had geen zin. Wél is er zand
gestrooid, waarvoor bijna de gehele Reiniging moest
worden ingezet. Er kon dan ook worden geconstateerd,
dat in en bij de dichtstbevolkte buurten practisch iedere
straat met zand bestrooid was. Het was echter vrij
moedeloos werk, want het zand werd bijna onmiddellijk
door den sterken wind weggeveegd. Sommige straten
zijn dan ook herhaalde malen bestrooid.
Op 12 Maart is weer in de buurt van de veemarkt
gewerkt. De veemarkt is steeds een probleem van de
eerste orde geweest.
De Reiniging had met een groot tekort aan materiaal
te kampen. Dikwijls moest het ijs met pikhouweelen
worden weggekapt. De in dienst genomen arbeiders
konden dikwijls niet volledig worden uitgerust. Aan
vulling van het materiaal gaat tot dusverre uiterst
moeilijk en met den besten wil ter wereld is het niet
mogelijk het op peil te houden.
Met de zouttoewijzing was het eveneens droevig ge
steld. In normale winters is 30 a 40 ton, soms 50 ton
noodig. Met alle moeite is Leeuwarden er in geslaagd