m Vergadering van Woensdag 14 Mei 1947. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 14 Mei 1947. 73 Aanwezig: 30 leden. Afwezig: de heren V. d. Akker, Heerma van Voss en Van Rooijen, mevr. VondelingVan 't Hof en de heer Weistra. Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen, Burgemeester. Te behandelen punten: 1. Mededelingen en rapporten. 2 Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van een perceel in de Weerklank (bijlage no. 63). 3. Alsvoren tot indeling van de in het Grondbedrijf aanwezige gronden (bijlage no. 62). Punt 1. Wordt medegedeeld: a. dat Ged. Staten hebben goedgekeurd de rekenin gen van inkomsten en uitgaven van de gemeente en van hare takken van dienst over 1943, de begrotingen van de gemeente en hare bedrijven voor 1945, met wijzigingsbesiuit van 8 Januari 1947, en de raadsbe sluiten van 19 Februari 1947 tot wijziging van de be grotingen van de Gemeente en de Gemeentewerken, beide dienst 1946, en van 12 Maart 1947 tot verhuring van schiphuisterrein aan het Vliet en tot aankoop van percelen in de Weerklank. Voor kennisgeving aangenomen. b. verzoek van D. de Wagt, alhier, om hem een woning toe te wijzen. Voorgesteld wordt het verzoek ter afdoening in handen van B. en W. te stellen. De heer Leijenaar heeft zich even de moeite getroost om van de toestand in het betrokken logement pools hoogte te nemen. Daarbij is hem gebleken, dat de situatie, waarin deze familie, wat haar behuizing betreft, verkeert, inderdaad zeer „beroerd" is. Toen spr. de klachten aanhoorde de wethouder, die deze zaken behandelt, zal dergelijke dingen ook wel tegenkomen werd hij er even koud van. dat er nog zulke toestanden in Leeuwarden bestaan. Voor het hok (want meer is het niet), dat deze fa milie bewoont, betaalt zij een huur van 10,per week. Op zichzelf zou daar natuurlijk iets aan gedaan kunnen worden. Spr. zou echter, afgezien van alles (de raad kent de moeilijke omstandigheden, waaronder B. en W. in het algemeen deze woningkwesties moeten behandelen) en ook gezien de inlichtingen, die hij an derzijds heeft ingewonnen, B. en W. met de meeste nadruk willen vragen een oplossing te zoeken. Er zijn, juist aan dit geval, allerlei aspecten, maar spr. gelooft, dat het niet verstandig is die alle in een openbare zit ting te behandelen en hij wil het daarom, voorlopig althans, bij deze sobere opmerkingen laten. De heer Van der Vlerk weet wel, dat deze aange legenheid niet tot de competentie van de raad behoort, doch, daar de brief geadresseerd is aan de raad, zou het z.i, misschien niet ongeschikt zijn als B. en W. deze enige inlichtingen zouden willen verstrekken, zo nodig, in besloten zitting. De heer Beuving wil, met alle respect voor wat B. en V/. in moeilijke omstandigheden voor de volkshuis vesting hebben gedaan en nog doen, in het bijzonder wijzen op die gevallen, die hij noodgevallen zou willen noemen. Naar de kwestie-De Wagt hebben hij c.s. een onderzoek ingesteld. De Wagt is betonwerker en ver dient 34,— a 35,— per week, waarvan voor een hok van een kamer in een logement 10,huur af gaat. In deze „kamer" moeten, naar spr. meent, ook 3 of 4 kinderen verkeren. Behalve dit is hem c.s. een geval bekend van een gezin van 6 personen uit de V/eerklank, dat een kamer werd toegewezen in de Houtstraat. De man beweert en spr. geeft hem grotendeels gelijk dat dit geen verbetering is. Ook die woning in de Houtstraat is een éénkamerwoning met een zolder met onbeschoten dak. Daar moet nu ook een 73-jarige ziekelijke vrouw, die deel van het gezin uitmaakt, wonen. Het feit, dat dergelijke nood toestanden op het ogenblik in Leeuwarden nog bestaan, doet spr. de vraag stellen, of B. en W. in de allereerste plaats voor dergelijke noodgevallen geen maatregelen kunnen treffen, b.v. door het bouwen van goede nood woningen. Op deze vraag zou hij gaarne antwoord hebben. De heer W. C. Dijkstra (weth.) merkt op, dat de verdeling der woonruimte gedelegeerd is aan B. en W., wat natuurlijk niet toevallig is. Het is, zo gelooft spr., goed, dat de regeling aldus geschapen is, omdat anders, gelet op de nijpende situatie met betrekking tot de woningen, waarschijnlijk in elke raadsvergadering over vraagstukken van deze aard van gedachten gewisseld zou moeten worden. Met het oog daarop lijkt het hem dan ook niet wenselijk af te wijken van de gewoonte om een brief als deze, die niet bij de raad thuisbehoort, maar aan B. en W. had moeten worden gericht, hier te behandelen. Dit houdt geen onvriendelijkheid in jegens de raad als zodanig. Spr. meent echter, dat het van een goed inzicht getuigt, de stroom van brieven, die stellig tot de raad zou worden gericht, bij voorbaat in te dammen. Niettemin wil hij natuurlijk in het algemeen de raad graag verzekeren, dat B. en W. het uiterste doen om in de behoefte aan woonruimte te voorzien. Men behoeft waarlijk de wethouder van Sociale Zaken, die met deze moeilijke taak is belast, niet te vertellen, hoe erg de toestand hier ter stede is. Hij ervaart dat niet alleen uit de stukken, die binnenkomen, maar vooral ook uit de gesprekken met degenen, die op het wekelijkse spreekuur verschijnen en uit hetgeen hij via de Administrateur van het Woningbedrijf verneemt. Het is waarlijk beklemmend af en toe. De heer Leij enaar heeft het juist aangevoeld: men wordt overstelpt door de nood, die op dit gebied heerst. Aan de andere kant moet men echter ook realist zijn en rekening houden met het feit, dat de middelen om de nood te lenigen slechts zeer beperkt zijn. Voor zover die B. en W. ter beschikking staan, gebruiken zij ze ook. Dit diene ook de heer Beuving ten antwoord, die vroeg, of er voldoende aandacht aan noodgevallen wordt ge schonken. Inderdaad is het streven van B. en W. er geheel op gericht om, als er enkele woningen te ver delen zijn (zoals thans de 8 van de nieuwbouw, die reeds gereed gekomen zijn), nauwkeurig na te gaan welke van de hun bekende gevallen van woningnood de ergste zijn. Alle gevallen worden tegen elkaar af gewogen: er wordt met ziekte in het gezin rekening gehouden, met rapporten van medici, het aantal men sen, dat in een bepaald huis woont en de situatie, waarin dezen verkeren. Ten slotte doen B. en W. dan een keuze, welke h.i. sociaal verantwoord is. Natuurlijk tasten zij daarbij wel eens mis. Dat is onvermijdelijk, als men uit een aantal van 2000 a 2200 gevallen een keuze moet doen. Bij B. en W. zit echter de bedoeling voor de ergste gevallen het eerst ter hand te nemen. Als zij aanstonds 8 nieuwe woningen in huur hebben gegeven en later enkele meer, dan hebben zij dat ge daan door toepassing van een bepaald opschuifsysteem. H.i. dienen zij, die in een slechte woning zitten, een betere te krijgen en degenen, die daaruit komen, weer een betere, tot bepaalde gezinnen de nieuwe woningen krijgen en men tenslotte dicht bij de, sociaal-economisch gezien, meest gewenste toestand komt. B. en W. heb ben echter uitzonderingen gemaakt en dit wil spr. met nadruk zeggen, om de raad duidelijk te maken, dat niet volgens een bepaald Schablone gewerkt wordt. Zij hebben n.l. enkele gezinnen, welker toestand zeer pré-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 1