90 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 17 September 1947. Wanneer spr. gezegd heeft, dat er ten opzichte van deze zaak in zijn fractie geen onoverkomelijke princi piële bezwaren zijn, dan wil dat geenszins betekenen, dat hiermee wordt uitgesproken, dat zij nu reeds achter het voorstel van B. en W. staat. Door de heren Posthuma en Beeksma zijn enige be zwaren naar voren gebracht en het verdient inderdaad aanbeveling, dat spr. eerst het antwoord van het college afwacht, alvorens zijn standpunt definitief te bepalen. Van zijn kant wil hij ook nog enkele vragen stellen. Zo zou hij gaarne een pertinent antwoord willen ont vangen op de volgende vragen: Wat zal voor de Leeu warder spaarders het practische resultaat zijn van de toetreding van de gemeente tot de bouwkas? Onder de arbeiders bestaat momenteel grote behoefte aan woningen. Staat het vast, dat deze sociaal minder gesitueerden als gevolg van de toetreding van de ge meente binnen niet al te lange tijd en met niet te veel bezwaren een eigen woning zullen kunnen hebben? Spr. wil wel direct zeggen, dat hij zeer sterk betwij felt, of daar een bevestigend antwoord op gegeven kan worden. Hij laat het aan de wethouder over om aan te tonen, dat zulks wel mogelijk is. De heer Posthuma wees er reeds op, dat vooral de minder goed gesitueerden tot de bouwkas zouden toe treden. Spr. kan zich voorstellen, dat het hele bouw- kassensysteem, en wellicht ook deze bouwkas, op het platteland, zoals bijv. in Drente blijkt, meer resultaten zal kunnen boeken dan in een vrij grote stad als Leeu warden. Op het platteland toch doet zich het verschijn sel voor, dat de mensen .honkvaster'' zijn dan in de steden. Daar vindt men ook onder de arbeiders een meer vlottende bevolking. Als B. en W. echter kunnen aantonen of de stellige verwachting uitspreken, dat toe treding tot de N.V. Bouwkas N.-Nederl. Gemeenten tot resultaat zal hebben, dat vooral arbeidersgezinnen hier ter stede een z.g. eigen huisje kunnen krijgen onder niet al te bezwarende omstandigheden, dan gelooft spr. wel namens zijn fractie te kunnen verklaren, dat haar leden hun stem aan dit voorstel van B. en W. zullen geven. De heer Van der Schaaf zou nog enkele korte op merkingen willen maken en enige vragen willen stellen. Zijn fractie staat op het standpunt, dat iets wat uit het particuliere bedrijfsleven kan opkomen, in principe ook door dat particuliere bedrijfsleven behoort te wor den verzorgd en dat slechts dan voor de overheid een taak is weggelegd, als bepaald overtuigend is gebleken, dat iets door de overheid moet worden gedaan. Spr. vraagt nu: Zijn B. en W., op grond van enige gegevens, van oordeel, dat de bestaande bouwkassen niet vol doende in staat zijn om aan de minder gesitueerden een woning te verschaffen? Er zijn toch verschillende bouw kassen, zoals b.v. de Rohyp, die in de vorm van een N.V. is opgezet en een grote omvang heeft aangenomen, maar die blijkbaar onder de iets beter gesitueerden werkt. Voorts is er hier ter stede een bouwkas op coöperatieve basis, wat er op zou kunnen wijzen, dat men het daar meer in de richting van de kleine man zoekt. Er is een „Oveza" en meer andere. En zouden die alle met elkaar niet in staat zijn om in de bestaande behoefte te voorzien? Spr. is het met de heer Beeksma eens, dat men die behoefte niet moet overschatten, want het sparen zal in de komende jaren niet een grote om vang aannemen. Verder wil hij wijzen op een technische moeilijkheid, die zich zal kunnen voordoen, als straks het ogenblik is aangebroken, dat de bouwsommen zullen worden uit gekeerd. Wat toch is het geval? Hier in Leeuwarden is het practisch uitgesloten, dat één arbeider één huis bouwt. Op het platteland kan dat wel, maar in de stad is men aangewezen op blokkenbouw, op bouwen in combinatie. Men moet hier minstens tien huizen aaneen bouwen en misschien moet men daar nog 10 boven woningen op zetten. Hoe wil men dat oplossen? Spr. neemt eens aan, dat aan de spaarders twee keer per jaar bouwsommen beschikbaar worden gesteld. Dan kan het geval zich voordoen, dat in Juni 1955 Jan Jansen de beschikking krijgt over een bouwsom en in Januari 1956 Piet Pietersen. Maar zij zullen daar eigen lijk een beetje mee in hun maag zitten: ze kunnen daar geen huisje van bouwen. Wel kunnen ze een bestaand huisje kopen dat is ook geoorloofd maar dat zal niet hun grootste ambitie zijn; zij willen een knap, een goed en een enigszins modern huis hebben. Spr. meent, dat zich aldus grote moeilijkheden en teleurstellingen zullen voordoen, die niet zo eenvoudig op te vangen zijn. Zulke bouw is wel te realiseren in een zeer grote stad, waar men bijv. op één bepaalde datum 20 bouw sommen tegelijk beschikbaar zou kunnen stellen. Dan zouden de betreffende 20 deelnemers een bouwcombi natie kunnen aangaan, indien ze althans de moeilijk heden, daaraan verbonden, zouden weten te overwin nen. Maar spr. gelooft niet, dat de bouwkas hier ter stede een dergelijke omvang zal aannemen. De vraag rijst: moet de overheid zich misschien aanstonds, om bepaalde teleurstellingen op te vangen, nog verder op het ingeslagen pad begeven en hetzij direct of indirect huizen gaan bouwen om straks aan de deelnemers te verkopen? M.a.w.: de uitvoering van het voorgestelde zal een aantal moeilijkheden opleveren, die de gemeente voor consequenties plaatst, die niet te overzien zijn. Dit gevoegd bij spr.'s eerste vraag: of het particuliere bedrijfsleven niet in staat zou zijn in de behoefte te voorzien, maakt voor hem deze gehele zaak dubieus. Spr. behoudt zich daarom zijn stem voor, totdat hij het antwoord van B. en W. heeft gehoord. De heer Tiekstra gevoelt behoefte nog even iets over dit onderwerp naar voren te brengen. Hij wil beginnen met op te merken, dat hij een voorstander is van dit systeem, omdat hieraan de coöperatieve gedachte ten grondslag ligt. Door het beginsel van samenwerking, dat hier toepassing vindt, wordt ook voor de kleine man de gelegenheid geschapen in de toekomst een eigen huis te bezitten. Spr. acht dit voor het Nederlandse volk ook van belang in verband met het aankweken van spaarzin. Het is ons allen, aldus spr., wel bekend, hoe noodzakelijk het is, dat ons volk gaat sparen en het zal misschien het best kunnen sparen voor zeer concrete doeleinden. En een huis vormt zeer zeker een concreet doel! Spr. wil hieraan vastknopen, dat door particuliere kassen nogal wat wantrouwen is gekweekt. De houding van deze kassen is niet altijd even goed geweest. Ze j hebben dus dit systeem min of meer in discrediet ge bracht. afgezien van het feit. dat de gewone man toch al niet meer beschikte over het geld. om de vrij grote financiële offers, nodig voor het sparen voor een eigen huis, te brengen. Als men het systeem van de gemeentelijke bouwkas bestudeert, valt het op, dat hier niet een duur acquisitie apparaat aan verbonden is, dat de deelnemers direct bij de zaak worden betrokken door de oprichting van plaatselijke commissies e.d., dat ze dus zelf ook pro paganda kunnen maken. En daar komt nog bij, dat de administratiekosten belangrijk lager zijn. Dit vindt spr. een gang van zaken, die hem voorstander maakt van de publieke bouwkas. Z.i. geeft deze aan kleine spaarders garanties, die andere kassen niet geven. Zo b.v. de garantie, dat men open en volledig voorgelicht wordt en niet een voorlichting krijgt als door de heer Posthuma terecht gehekeld. De beruchte kleine letter van Pater de Greeve kennen wij allen, aldus spr. Wat betreft de vraag of een stad als Leeuwarden voor een bouwkas als de onderwerpelijke wel voldoende werkterrein oplevert, spr. meent, dat niet bij voorbaat vaststaat, dat Leeuwarden hiervoor niet geschikt zou zijn; z.i. bestaat hier zeer zeker een mogelijkheid. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 17 September 1947. 91 Men kan zich ook de gedachte eigen maken, dat er samenwerking met woningverenigingen zou kunnen plaats hebben, wat er toe zou kunnen leiden, dat de spaarders op het tijdstip, dat hun spaarcontract hen daartoe in staat stelt, recht op koop van het bij hen in huur zijnde huis hebben. Al de bezwaren, die spr. hier vanavond gehoord heeft, zijn voor hem geen aanleiding zijn standpunt te wijzigen en hij wil B. en W. dan ook de verzekering geven, dat hij voor dit voorstel zal stemmen. De heer Van der Vlerk spreekt er zijn waardering over uit, dat B. en W. in een van de vorige vergaderin gen het voorstel tot deelneming in de bouwkas uit allerlei overwegingen van de agenda hebben afgevoerd. Een van deze overwegingen was, dat de stukken niet vol ledig waren. Spr. heeft dit zeer op prijs gesteld, omdat de financiële commissie de kwestie toen niet grondig heeft kunnen onderzoeken, hetgeen nu wel gebeurd is. Er zijn in deze vergadering talrijke vragen opge worpen, waarop naar spr.'s mening een volledig ant woord kan worden ontvangen. Z.i. bevat het onder havige voorstel twee elementen. Het eerste is de deel neming in het kapitaal. Deze zal zijn 30.000,waar van 20 zal worden gestort. Er blijft dan een garantie over van 24.000,Spr. heeft zich afgevraagd of een noodlijdende gemeente op zich kan nemen een garantie te stellen van 24.000,Het spreekt van zelf, dat hij zich daarbij de vraag gesteld heeft, of de aan een der gelijke garantie verbonden risico's zo groot zijn, dat ze zou moeten worden afgewezen. Het komt spr. voor in aanmerking nemende, dat de N.V. Bouwkas Noord-Nederlandse Gemeenten zich uitstrekt over Drente. Groningen en Friesland, en de risico's dus verdeeld worden over die drie provin ciën dat de aan de garantiestelling verbonden risico's niet van dien aard zijn, dat met een hart vol beving dit voorstel verworpen zou moeten worden. Spr. meent, dat de garantie dan ook gerust kan worden verleend. Het tweede element is de vraag of het op de weg van de overheid ligt deze tak van arbeid ter hand te nemen. Op een conferentie van c.h. staten- en gemeente raadsleden is deze vraag in behandeling geweest. Spr. meent, dat hier sprake is van een drang tot bouwen, die gestimuleerd moet worden. In het optreden van deze bouwkas ziet hij een zodanige aanmoediging, geen con currentie en hij acht het een noodzakelijke aanvulling van het particuliere initiatief. Dat deze aanvulling alles zins nodig is, blijkt wel uit de grote gewildheid van de N.V. Bouwkas N.-Nederl. Gemeenten, b.v. in Drente. De c.h. fractie heeft dit punt ernstig bestudeerd en meent zich volkomen achter B. en W. te moeten stellen. De heer Geerts (weth.) heeft een lange lijst van op merkingen te verwerken; hij zal trachten deze zo goed mogelijk te beantwoorden. De bezwaren van de heer Posthuma waren voornamelijk gericht tegen de voor lichting. Spr. is het met hem eens, dat bij een publieke bouwkas de adspirant-spaarders volledig ingelicht moeten worden, en duidelijker dan in de betrekkelijke circulaire is gebeurd. Hij heeft hiertegen reeds bezwaren bij de leiding der bouwkas ingebracht en daarop ten antwoord gekregen, dat men erkent de zaak inderdaad te optimistisch te hebben voorgesteld. Spr.'s bezwaar, dat de hypotheekrente op te laag gesteld is, Heeft men beantwoord met de mededeling, dat dit per centage voor 1939 3% bedroeg en dat men in het vervolg in de voorbeelden dat percentage ook zal aan houden. Men voegde er echter aan toe, dat het verschil niet van dien aard is, dat van onjuiste voorlichting kan worden gesproken. Spr. wijst de heer Posthuma er op, dat de verzwaarde aflossing, bedoeld in art. 18, alleen voor bijzondere gevallen geldt, bijv. als de spaarder zijn woning zo slecht bewoont, dat extra afschrijving moet plaats heb ben. Maar in normale gevallen wordt daarmede geen rekening gehouden. Verder merkte de heer Posthuma op, dat het bedrag van 1000,aan spaargeld eigenlijk te laag voorge steld werd, want dat het nog verhoogd zou moeten v/orden met 50,inschrijvingskosten, 240,toe- kenningskosten, 70,voor een hypotheekakte en met eventuele taxatiekosten a 50,Ook daarover heeft spr. inlichtingen ingewonnen en nu is het zo, dat in derdaad, als die 1000,bij elkaar gespaard is, de hypotheek wordt toegekend. De bedoelde bijkomende kosten worden bij de kosten van het huis opgeteld en verrekend in de annuïteit. Tegen zijn bezwaar, dat de spaarder, als hij in het bezit van een huis is gesteld, boven zijn aflossingskosten a 4,per week nog kosten voor onderhoud e.d. moet rekenen, heeft de heer Posthuma verzuimd het voordeel af te wegen, dat de betrokkene dan ook in zijn eigen huis woont en geen huur behoeft te betalen. De bouw kas heeft spr. echter toegezegd, dat hiermede rekening gehouden zal worden bij de voorlichting en dat men ook overigens voor werkelijke volledige voorlichting zal zorg dragen. Spr. verwacht in dit opzicht niet veel moeilijkheden. De acquisitie voor deze bouwkas is n.l. anders dan voor een particuliere. Iemand die voor een particuliere bouwkas klanten aanbrengt, heeft daarvan financieel voordeel. Dat is hier niet het geval. Als een bepaalde gemeente besluit aan de N.V. Bouwkas Noord-Ned. Gemeenten deel te nemen, wordt er eerst door deze bouwkas een vergadering bijeengeroepen. In die ver gadering wordt een plaatselijke commissie benoemd. Van te voren is er dan voeling gehouden met het ge meentebestuur i.z. de vraag wie daarin eventueel zitting zullen nemen. De plaatselijke commissie neemt de pro paganda op zich, zonder enige vergoeding. Men denkt misschien wel, dat het zonder veel propaganda moeilijk zal zijn om het publiek tot toetreden te bewegen, maar dit schijnt mee te vallen. Sinds de oprichting der bouw kas in October 1946 zijn in Drente 1400 spaarders toe getreden. In Groningen is men de afgelopen winter be gonnen en daar zijn nu reeds 500 spaarders. Friesland telt sinds de oprichting van de N.V. Bouwkas Noord- Nederlandsche Gemeenten al 300 spaarders. En dit resultaat werd zonder dure of onjuiste propaganda bereikt. Daar er bij deze aangelegenheid geen enkel financieel belang voorzit, is spr. ook niet bang voor onjuiste propaganda. Men kan natuurlijk wel veel voor een zaak voelen en zich daardoor laten verleiden om de propaganda iets te ver te laten gaan en dat kan inderdaad een bezwaar vormen. Het college van com missarissen uit de besturen der aangesloten gemeenten zal echter wel zeer goed toezicht houden op de gestes van de bouwkasdirectie. De heer Beeksma heeft niet zozeer bezwaar tegen de bouwkas, maar heeft andere dingen genoemd, die volgens hem wenselijker waren, bijv. een diepgaand onderzoek naar de mogelijkheid van versnelde woning bouw. Spr. is het met dit laatste wel volkomen eens, alleen staat het eigenlijk naast de kwestie van de bouw kas. De heer Beeksma wil aan zo n onderzoek liever de 6000,besteden, die nu jaarlijks gedurende 5 jaar op de gemeentebegroting zullen drukken t.b.v. de stor ting van het bedrag van deelname in het aandelenka pitaal van de bouwkas. Spr. gelooft, dat hier een klein misverstand bestaat. Dit bedrag is n.l. geen subsidie. De gemeente neemt gewoon deel in de N.V. met een kapitaal, dat normale rente opbrengt. Er is geen sprake van, dat de gemeente begint met een nadelige overeen komst aan te gaan. De heer Beeksma heeft verder de voorbeelden ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 3