56 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 Mei 1948. van het college maatregelen worden genomen om aan de ongewenste toestand zo snel en zo goed mogelijk een einde te maken. Op het ogenblik is men al bezig de raadsleden de copie van de raadsverslagen veel eerder ter correctie aan te bieden dan een tijd geleden het geval was. Het is trouwens de vraag, of het altijd wel zo heel erg is, dat de raadsleden zich niet meer herinneren wat zij precies gezegd hebben; soms wordt n.l. de indruk gewekt, dat van het objectieve verslag van de verslaggeefsters een roman gemaakt is. Men schrikt blijkbaar wel eens van zijn eigen woorden, als men ze later op papier ziet staan en dan doet zich soms het geval voor, dat het verslag onherkenbaar terug komt. Spr. verzoekt dit laatste niet in de pers op te nemen. (De heer Posthuma vraagt namen te noemen). B. en W. kunnen de heer De Jong in ieder geval ver zekeren, dat er alle mogelijke moeite wordt gedaan om de toestand, zoals die de laatste tijd ter zake was, te verbeteren. Dat deze weer zo zal worden als in de tijd, toen de raad over een eigen verslaggever beschikte, op welke toestand de heer De Jong zich hedenmorgen heeft beroepen, lijkt spr. echter niet waarschijnlijk. Ge noemde functionaris is in de loop der bezuinigingsjaren verdwenen en het personeel, dat thans het verslag maakt, heeft ten slotte meer de doen dan dit werk. (De heer Van der Schaaf: Belangrijker werk?) Dat is een kwestie van waardering. Bovendien spelen ook ziekte e.d., wat men niet in de hand heeft, een rol. B. en W. kunnen echter wel toezeggen, dat zij alles doen wat in deze mogelijk is. Volgnos. 198 t/m 251 worden onveranderd vastge steld. Hoofdstuk III. Openbare veiligheid. De Voorzitter moet bij dit hoofdstuk van zijn kant even terugkomen op een aantal opmerkingen, die in de sectievergaderingen zijn gemaakt omtrent het beleid van de politie. Nu weet men, dat dit laatste niet tot 's raads competentie behoort, maar dat neemt niet weg, dat spr. er geen enkel bezwaar tegen heeft om op be langstellende vragen te antwoorden, mits vooropgesteld wordt, dat zich hier geen debat dient te ontwikkelen. Enerzijds is het optreden van een aantal politie-amb- tenaren te streng en niet altijd correct genoemd, aan de andere kant is beweerd, dat in bepaalde gevallen niet steeds in voldoende mate werd opgetreden. Nu is dit uiteraard een moeilijke kwestie. Het verkeer is sinds de oorlog in alle opzichten zeer wanordelijk ge worden en er wordt ook anderszins heel veel mis dreven. Klachten over baldadigheid, verzoeken om op bepaalde hoeken van de stad speciale surveillance diensten te doen houden, komen dagelijks binnen. Nu zijn verkeersregels geschreven in het algemeen belang en het opvolgen van die regels is ook in het belang van een ieder persoonlijk. Bepaalde personen zullen het fietsen zonder achterlicht niet erg vinden, terwijl anderen dit feit wel buitengewoon zwaar aanrekenen, omdat een brandend achterlicht tenslotte in het belang is van de fietser zelf en van de autorijders, die gevaar zouden lopen een fietser zonder achterlicht aan te rijden. Als bekeuringen plaats vinden, worden de gewone ar gumenten: ,,Ik wist het niet", „Het is toevallig voor het eerst, dat mij dit gebeurt", enz. er onmiddellijk tegenover gesteld. Een groot deel van het politiecorps is pas na de oorlog in dienst gekomen en soms treedt wel eens het gemis aan de dag van die ervaring, die oudere ambtenaren hebben opgedaan. Vaak is een geval moeilijk te beoordelen en er is grote ruimte voor subjectieve waardering. Het komt ook voor, dat men in de bebouwde kom van Leeuwarden of in de dorpen dezer gemeente veel te snel rijdt. Dan kan men als excuus aanvoeren: „Op dat ogenblik was er niets op de weg" en een auto mobilist denkt dan: laat ik maar iets sneller rijden, maar de politie denkt er anders over. Rijden door stop lichten b.v. is ook buitengewoon gevaarlijk. Van vreem den kan intussen iets meer verdragen worden dan van eigen ingezetenen. Tal van ingezetenen begaan geregeld willens en wetens alle mogelijke overtredingen. Er is door een raadslid zelf ook al gewezen op het feit, dat een bepaalde garagehouder wagens in de straat zet. Degene echter, die zo'n bedrijf heeft, denkt: ik kan niet bouwen in deze tijd, ik kan m'n bedrijf niet uit breiden en toch moet ik het gaande houden. En dat is natuurlijk ook in het algemeen belang. Spr. kan de raad wel verzekeren, dat de politie strenge instructies heeft om correct op te treden, maar, waar nodig, ten slotte ook met de nodige doortastendheid. Een bepaald stelsel, dat een minimum aantal processen-verbaal moet worden opgemaakt, zoals door een in het sectieverslag weer gegeven opmerking werd gesuggereerd, bestaat niet. Daar het aantal overtredingen echter zeer groot is, zou men kunnen zeggen, dat elke agent, die zijn werk normaal doet. een bepaald minimum aantal processen- verbaal maakt. Als hij dat niet zou doen, is dat een aanwijzing, dat hij zijn werk niet goed doet. Wanneer hij oplet, loopt hij geregeld tegen een aantal opzettelijke overtredingen aan, die niet anders dan met een proces verbaal kunnen worden beantwoord. Er zou veel over dit onderwerp te zeggen zijn. T.a.v. de wenselijkheid van opvoeding van het publiek, die in de sectiever gadering werd geuit, kan spr. mededelen, dat bij de politie een streven in die richting bestaat. Wanneer straks een Verkeersweek gehouden wordt, zal de politie in groten getale deelnemen, zoals ook in het najaar van 1946 is gebeurd. Mochten belangstellende raadsleden menen, dat in een bepaald concreet geval een onjuist beleid plaats heeft, dan is spr. gaarne bereid daarover te praten en een onderzoek in te stellen, want het politiebeleid is afhankelijk van elk concreet geval. Spr. gelooft niet, gegeven wat hij in het sectieverslag heeft gelezen, dat hij op het ogenblik meer zou kunnen zeggen. Hij verzoekt de pers zijn uiteenzetting niet in haar verslag op te nemen, daar ze enigszins buiten de orde om ging. De heer Rijpma wil bij dit hoofdstuk, waar „Open bare Veiligheid" boven staat, graag enkele opmerkingen plaatsen over de veiligheid van het verkeer. In de sectie heeft spr. vragen gesteld over de ver keerssituatie bij de Noorderweg. Hij heeft er naar geïnformeerd, of daar niet een betere oplossing kan worden verkregen, omdat de toestand op deze hoek niet tot elks tevredenheid is veranderd. In de M.v.A staat als antwoord hierop: „De verkeersregeling bij de hoek Voorstreek-Noorderweg blijkt in de praktijk, hoe wel nog niet ideaal, toch een grote verbetering te zijn. Een uit verkeerstechnisch oogpunt betere oplossing is tot op heden niet mogelijk gebleken." Spr. had niet het plan op deze vergadering nog iets over deze kwestie te zeggen. Enige dagen geleden echter werd hij er opnieuw aan herinnerd, hoe fout die toestand daar is. Van de gasfabriek kwam een automobiel en spr. kwam uit de zijbocht. De chauffeur verleende voorrang, maar spr. had geen gelegenheid er om heen te komen. Iets dergelijks was hem al eerder overkomen en daarom heeft hij er in de sectie vergadering op gewezen. Wanneer van de gasfabriek de Noorderweg en de Groningerstraatweg verkeer komt, is het vooral voor de fietsers een hele puzzle om er zonder kleerscheuren tussen uit te komen. Het lijkt er soms net een rattenknip. De mensen, die er mee te maken hebben, zijn het er allen over eens, dat het daar een zeer gevaarlijk punt is. Het is best mogelijk, dat een betere oplossing niet te verkrijgen is. Spr. had echter gedacht, dat, wanneer tegenover de uitmonding van de zijbocht in de Noorderweg een kleine verkeer - heuvel zou worden aangebracht, waar de automobilisten Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 Mei 1948. 57 verplicht zijn om heen te rijden, al enige verbetering zou zijn te verkrijgen. Spr. bedoelt een oplossing in de geest an de situatie bij de Wirdumerpoortsbrug, hoewel het daar uiteraard veel ruimer is. Door die heuvel zou dan ieder geval worden bewerkstelligd, dat de voertuigen gedwongen zijn er om heen te rijden en niet meer de innenbocht kunnen nemen. De Voorzitter zegt, dat B. en W. van mening zijn, at de regeling, die daar op bet ogenblik bestaat, beter dan vroeger. Voorheen kwamen op dat punt tamelijk eregeld aanrijdingen voor tussen het verkeer, komend an het Hoeksterpad en dat, komend van de Voor preek. Sinds de situatie daar is veranderd, hebben ergelijke ongelukken niet meer plaats gehad. Dit is us eigenlijk een bewijs uit de practijk, dat de nieuwe zgeling beter is dan de vorige. Spr. geeft toe, dat de oestand nog niet ideaal is en wil graag toezeggen, dat e gedachte van de heer Rijpma, om ten behoeve van het verkeer Hoeksterpad-Noorderweg een verkeers- euveltje te plaatsen, nader zal worden bekeken. Wel raagt spr. zich af, of het mogelijk is, omdat daar niet eel ruimte is. Men heeft de tegenwoordige toestand eschapen om de uitgang op de Noorderweg recht te rijgen. Vermeden moet worden, dat het verkeer van Hoeksterpoortsbrug naar de Voorstreek het verkeer, komend van de Noorderbrug langs de Noorderweg, heef zou snijden. Volqnos. 252 t m 282 worden onveranderd vastqe- steld. Volgno. 283. Subsidie aan speeltuinverenigingen f 1.062.57. De heer Rijpma heeft met voldoening gezien, dat er oorzieningen zijn getroffen op het gebied van speel- inen. Naar aanleiding daarvan zou spr. graag een aar opmerkingen willen maken. Van politiewege werd em eens gezegd, toen hij wegens werkzaamheden in ugdverenigingsverband op een speelterrein aanwezig as: Het is buitengewoon goed, dat dit voor de jeugd adaan wordt, maar het erge is, dat jongens van 16-17 ar, die niet meer in speeltuinen zijn onder te brengen, en plaats hebben. De politie moet tegen straatvoetbal andere soorten sport, die niet op straat thuis horen, treden. Er moest dus een plaats zijn, waar dergelijke agens konden worden ondergebracht. Dit is voor spr. eden geweest, om B. en W. te vragen, nu voor de einen veel gedaan wordt, er toe te willen medewerken, at voor grote jongens, die niet lid van sportvereni gingen zijn of als ze wel lid zijn, daar toch slechts ikele avonden worden bezig gehouden, een strook ad beschikbaar wordt gesteld. Straatvoetbal en straat- zhenderij zouden dan tot het verleden behoren. De heer Leijenaar herinnert aan het voorstel van en W. i.z. toekomstige speeltuinen, dat de raad enige '•'■id geleden heeft aangenomen. Spr.'s fractie heeft dit norstel ondersteund, omdat zij hierdoor kon mede erken aan de verwezenlijking van die dingen, die haar zeer na aan het hart liggen. Ziet spr. echter de beiragen, die worden uitgetrokken voor dit speeltuin werk en neemt hij daarbij in aanmerking wat B. en W. antwoorden op zijn vraag in de sectievergadering, of heL speeltuinplan in de toekomst werkelijkheid zal wor den, dan blijft er voor spr. nog een vraagteken staan. Op dit ogenblik moet hij constateren, dat er nog maar een zeer klein gedeelte van gerealiseerd is. Dit heeft bij hem de vraag doen rijzen, of men er met de finan ciële steun, die de gemeente aan het speeltuinwerk ver leent wel komt. Het was oorspronkelijk zo en spr. meent thans ook nog dat de gemeente bij het in richten van speeltuinen niet verder gaat dan het be schikbaar stellen van grond. Op zich zelf is dit natuur lijk a belangrijk en er zijn voor de gemeente ook grote bedragen mee gemoeid. De onderscheidene verenigin gen moeten echter de hier en daar beschikbaar gestelde terreinen zelf in orde brengen: zij moeten er toestellen plaatsen, voordat ten slotte deze speeltuinen in gebruik kunnen worden genomen. Nog onlangs is in de practijk gebleken, dat er zodanige bedragen mee gemoeid zijn, dat het particulier initiatief, dat graag tot ontplooiing wil komen, hier geen kans heeft. Enige tijd geleden is bij de speeltuin Borniapark een sloot uitgeslat, terwijl om het terrein een behoorlijke afrastering moest komen, wilde men niet het gevaar lopen, dat er ongelukken zouden gebeuren. Dit heeft een uitgaaf van 900, gevergd. Men voelt wel, dat, als de verenigingen voor dergelijke kosten komen te staan, het uitermate moeilijk wordt de speeltuinen, die in deze stad zeer nodig zijn, in stand te houden. Bij spr.'s fractie heeft dit de vraag doen rijzen, of het geen tijd wordt, dat t.a.v. het gehele vraagstuk der speeltuinen de financiële verhouding tussen gemeente en speeltuinverenigingen wordt her zien. Zou het in de toekomst niet noodzakelijk zijn, dat de gemeente zover gaat, dat zij de terreinen, waarop volgens haar mening speeltuinen moeten komen, pas klaar (omgeploegd, afgerasterd en van beplanting voorzien) oplevert, dus zover gereed, dat uiteindelijk alleen de toestellen voor rekening van de verenigingen komen? De heer Rijpma heeft zojuist gewezen op het feit, dat de politie herhaaldelijk genoodzaakt is in te grijpen t.a.v. jongens van 16 a 17 jaar. Toevallig kwam spr. dezer dagen nog een zeer frappant staaltje ter ore. Een van zijn fractiegenoten vertelde hem, dat in de buurt van school 13 wegens straatvoetbal proces-verbaal werd opgemaakt. Nu ligt daar een keurig schoolplein, maar het hek zit 's avonds op slot en er kan daar niet gevoetbald worden. Spr. vraagt, of ook een nood oplossing gevonden kan worden door deze school pleinen als voetbalterrein voor de jongens van de ge noemde categorie te gebruiken. B. en W. zullen mis schien tegenwerpen, dat dan de baldadigheid naar het schoolplein wordt gehaald, met het gevolg, dat er ver nieling plaats heeft en het hoofd der school het niet langer zou toestaan. Maar zou het niet mogelijk zijn buurtverenigingen of in een bepaalde omgeving wer kende comité's in te schakelen, die de jongens onder hun verantwoordelijkheid op schoolpleinen laten spelen? Men zou, onder duidelijke afbakening van de weder zijdse verantwoordelijkheid, de proef eens kunnen nemen. De heer Kamstra wijst er op, dat enige tijd geleden in Huizum biljetjes werden verspreid door de speeltuin vereniging Gerard Doustraat. Deze achtte het nodig om de gemeente Leeuwarden even onverdiend een op stopper te geven. Er stond o.a. in geschreven, dat het gemeentebestuur van Leeuwarden niets doet. „De ge meente Leeuwarderadeel leverde altijd zand, maar Leeuwarden doet niets voor ons." Het bedrag voor subsidie aan speeltuinverenigingen is belangrijk verhoogd. Wanneer er verenigingen zijn, die in moeilijkheden verkeren, kunnen deze zich tot de Centrale of tot de gemeente wenden om een bijdrage. Spr. moet dus constateren, dat Leeuwarden wèl iets doet. Hij spreekt er zijn ontstemming over uit, dat het bestuur van een speeltuinvereniging biljetjes verspreidt, om daarin de gemeente onverdiend in een kwaad dag licht te stellen. De heer Geerts (weth.) begint met de beantwoording van de heer Leijenaar, die gezegd heeft, dat er een speeltuinplan is ingediend, dat met enthousiasme is aan genomen, maar van de uitvoering waarvan niets terecht komt. Dit is helemaal niet zo. In de eerste plaats heeft „Jong Leven" een nieuw terrein gekregen. Hierop wordt hard gewerkt en de vereniging ziet kans het geheel te realiseren, een clubgebouw te plaatsen en het terrein in orde te maken. Zij ziet de mogelijkheid er een mooie speeltuin van te maken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1948 | | pagina 10