62 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 Mei 1948.
ben in de Stichting een vrij groot bedrag gestoken,
waardoor zij in staat werd gesteld een goed geoutil
leerde inrichting op het gebied van huishoudelijk on
derwijs te worden.
Nu is van de zijde der Rijksorganen vrij plotseling
de mededeling ontvangen, dat met het subsidiëren niet
kan worden voortgegaan. Hierdoor verkeert het be
stuur van Het Baken in moeilijkheden, zelfs in die mate,
dat het voor de vraag staat: moet de sociale instelling
worden opgeheven of bestaat langs andere weg de
mogelijkheid aan bronnen te komen, die het voortbe
staan mogelijk maken. Door Het Baken is een actie
gevoerd. Men heeft gezegd: deze instelling mag in een
stad als Leeuwarden niet ontbreken. Spr. deelt deze
mening. Het Baken, dat door talrijke vrouwen wordt
bezocht, ook uit arbeiderskringen, geeft cursussen in
naaien, verstellen, huishoud- en opvoedkunde, enz. Spr.
is dan ook van mening, dat het, uit sociaal oogpunt
gezien, een nuttige functie vervult.
Waarom gaat het nu op dit ogenblik? Als Het Baken
in staat wordt gesteld het eerste jaar door te komen
en de voorwaarde wordt gesteld, dat het moet omzien
naar het verhogen van eigen inkomsten, dan gelooft
spr., dat het zich mettertijd kan redden buiten de steun
in de mate, als tot dusverre het Rijk heeft gegeven.
B. en W. hebben daar wel oog voor gehad, want zij
hebben een subsidieverhoging van 400,in uitzicht
gesteld. Dit komt echter slechts in zeer geringe mate
tegemoet aan de moeilijkheden, die zijn gerezen. Spr.
wijst op de bedragen, die tot dusverre van Rijkswege
en van de zijde van Leeuwarder instellingen binnen
kwamen. Hij heeft een overzicht voor zich, aangevende,
dat over de periode Mei 1946December 1947, dus
ongeveer over 20 maanden, door het Rijk 22.000,is
gegeven, hetgeen neerkomt op een jaargemiddelde van
12.000,Daartegenover staat een subsidie van de
gemeente Leeuwarden van zegge 600,Als dus de
Regering zegt: Wij willen nog wel zien, of wij in be
paalde mate voort kunnen gaan met subsidiëren van
Het Baken, maar wij verbinden daaraan de voorwaarde,
dat de gemeente Leeuwarden beter uit de hoek moet
komen, dan moeten B. en W. zich ook kunnen voor
stellen, dat het Rijk een verhoging van 600,tot
1.000,niet voldoende acht. Daarom zou spr. graag
zien, dat het gemeentelijke subsidie nog verhoogd zou
kunnen worden.
Spr. hoopt, dat B. en W. nu wat gedetailleerder zijn
ingelicht en dat dit zal leiden tot herziening van het
ingenomen standpunt.
De heer Beeksma (weth.) antwoordt, dat het wel
vanzelf spreekt, dat het subsidie aan Het Baken een
punt van bespreking heeft uitgemaakt in het college.
B. en W. waren echter met de subsidies al flink aan
de hoge kant. waarbij kwam, dat het tekort bij Het
Baken zo groot was, dat zij eigenlijk geen mogelijkheid
zagen om het met een gemeentelijk subsidie te over
bruggen. Bovendien rees bij B. en W. ook de vraag,
of de levensvatbaarheid van Het Baken in Leeuwarden
wel van dien aard is, dat de instelling hiermede nog
gered kan worden. Misschien dat het voor een jaar uit
stel van opheffing zou kunnen betekenen. Het wil spr.
voorkomen, dat een bedrag, als door de heer Dijkstra
genoemd, door de gemeente Leeuwarden zeer moeilijk
kan worden opgebracht. (De heer W. C. Dijkstra: Ik
heb geen bedrag genoemd).
De heer Dijkstra mag dan geen bedrag genoemd
hebben, het komt toch hierop neer, dat, als het Rijk
ophoudt met subsidieverlening, er een tekort zal zijn
van minstens 10.000,per jaar. En B. en W. durven
er niet tegen aan om dat te overbruggen. Bovendien
is bij de subsidieverhoging tot 1.000,de bepaling
gemaakt, dat de gemeente deze slechts zal verlenen, als
de eigen inkomsten zouden worden opgevoerd. Het
ledental van Het Baken is niet groot, in geen geval
zo groot als bijv. dat van Gezinszorg, welker leden een
klein offer voor hun lidmaatschap over hebben. Bij Het
Baken ligt het geval anders, daar dragen de leden niet
bij. De basis, waarop Het Baken steunt, is naar de
mening van B. en W. niet van dien aard, dat het ge
wettigd zou zijn er een zeer groot bedrag aan te wagen.
Dat zijn de redenen geweest, waarom het college be
sloten heeft onder een bepaalde voorwaarde het sub
sidie te verhogen tot 1.000,
De Voorzitter zou aan de woorden van de wethouder
nog willen toevoegen, dat door deze vereniging aan
de gemeente geen hoger subsidie is gevraagd dan
1.000,Zij mag dus ruimschoots tevreden zijn met
het voorstel van B. en W. aan de raad om het ge
vraagde bedrag te verlenen, waar alleen de voorwaarde
aan verbonden is, dat zij uit eigen bronnen een gelijk
bedrag moet toevoegen. Het gaat toch niet aan, dat
verenigingen in zekere mate gaan teren op de overheid,
zonder dat daar eigen geld tegenover staat. Dat het
Rijk zou doorgaan met subsidieverlening, als de ge
meente beter over de brug komt, is een standpunt, dat
B. en W. volkomen onbekend is. Zij weten alleen, dat
er een verzoek is om het subsidie tot 1.000,— te
verhogen.
Spr. gelooft, dat er geen enkele aanleiding bestaat,
om het subsidie tot een onbepaald bedrag te verhogen.
De heer W. C. Dijkstra meent, dat hij wellicht, uit
hoofde van een andere kwaliteit, over inlichtingen be
schikt, die de Voorzitter van de raad nog niet bereikt
hebben. Men heeft spr. van de zijde van Het Baken
gezegd, dat men inderdaad 1.000,subsidie had ge
vraagd, maar men had er in een latere mededeling aan
de burgemeester aan toegevoegd, dat inmiddels zulke
moeilijkheden waren ontstaan, dat 1.000,subsidie
bepaald ontoereikend zou zijn. Het is van deze inlich
tingen, dat spr. in zijn betoog gebruik heeft menen te
mogen maken. Spr. acht de stelregel, dat, als de ge
meente een bepaalde vereniging subsidieert, zij daar
tegenover mag verwachten, dat het particulier initiatief,
de burgerij van haar kant dus, ook iets doet, overigens
wel juist. Hij heeft het bestuur van Het Baken dan ook
gezegd: Wanneer van gemeentewege gepoogd zal wor
den U door deze moeilijke faze heen te helpen, zult gij
twee dingen moeten bedenken: Ge zult moeten zorgen,
dat het aantal donatiën uit de stad verhoogd wordt èn
door het aanvatten van bedrijfsmaatschappelijk werk
uit het bedrijfsleven bepaalde bedragen moeten zien te
verkrijgen. Het is op deze wijze, dat Het Baken kans
heeft wat steviger grond onder de voeten te krijgen.
Spr. gelooft, dat Leeuwarden, wat deze instelling
betreft, er tot dusver met een laag bedrag is afgekomen.
Want 600,is, gelet op de belangrijkheid van een
instelling als deze, een laag bedrag. Er is niet meer
gevraagd, heeft de Voorzitter gezegd. Dit nu is een
gevolg van het feit, dat het Rijk zeer royaal, naar spr.'s
smaak wat al te royaal, is geweest. En dit wreekt zich
op dit ogenblik.
Spr. herhaalt, dat de vrouwen in groten getale ge
bruik maken van deze inrichting. Spr. moge er tevens
op wijzen, dat een van de bureaux voor huwelijks- en
gezinsmoeilijkheden, die mede op instigatie van de
vorige wethouder van Soc. Zaken in het leven zijn
geroepen, in het gebouw van Het Baken is onderge
bracht. Hij wijst verder op het plan om het bedrijfs
maatschappelijk werk ter hand te nemen, d.w.z. dat
deze instelling zich via de bedrijven met de gezinnen
zal gaan bemoeien.
Spr. gelooft, dat men in een stad als deze een sociale
instelling als Het Baken het bestaan niet onmogelijk
moet maken. Daarom zou hij, met een open oog voor
wat de Voorzitter heeft gezegd, willen vragen, of het
niet mogelijk is het subsidie nogmaals te verhogen
Hij heeft echter niet de bedoeling gehad, zoals de wet
houder poogde te suggereren, het bedrag, dat het Rijk
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 Mei 1948.
63
niet meer zal geven, volledig ten laste van de gemeente
te brengen. Als het subsidie evenwel tot 2.000,
wordt verhoogd, of, als dit niet mogelijk is, tot
1.500,dan heeft de gemeente van haar kant te
kennen gegeven, dat zij deze instelling een kans wil
geven. Daaraan mag dan, wat spr. betreft, de voor
waarde worden verbonden, dat de zaak na verloop van
een jaar opnieuw moet worden bezien. Spr. hoopt, dat
Het Baken zich dan zelf zal kunnen bedruipen.
De heer Beeksma (weth.) heeft niet veel toe te
voegen aan de betogen van de Voorzitter en hemzelf.
De heer Dijkstra noemt nu wel een klein bedrag als
eventuele verhoging van het subsidie, maar daarmede
is Het Baken niet gered.
B. en W. zijn van de veronderstelling uitgegaan, dat
de gemeente 1000,kan geven, als Het Baken zorgt,
dat het zelf inkomsten krijgt. De gemeente is echter niet
in staat zoveel te geven, dat Het Baken gered is. Nu
heeft de heer Dijkstra er wel over gesproken, dat het
de kans heeft om ook uit andere bronnen inkomsten
te krijgen, n.l. van het bedrijfsleven, waartegenover
det Baken zich dan min of meer zal belasten met de
ociale zorg van degenen, die in het bedrijf werken.
Maar er zijn nu ook al verscheidene bedrijven, die zelf
ociale verzorgsters hebben, zoals de Posterijen, de
poorwegen en de Papierwarenfabriek. Spr. bedoelt
atuurlijk de plaatselijke bedrijven.
Ten slotte komt de heer Dijkstra min of meer met
1 et verzoek om het subsidie tot 2.000.of 1.500,
verhogen. Spr. kan hier geen beslist antwoord op
even. Hierover zou het college zich eerst moeten be
raden.
De Voorzitter acht de thans gevolgde gang van zaken
iet de meest juiste. Het vorige jaar is het subsidie
aan Het Baken gesteld op 600,Hierover heerste
het college, waarvan de heer Dijkstra deel uitmaakte,
volledige overeenstemming. Hij achtte dit bedrag vol
doende.
Thans ligt ter tafel een verzoek om het subsidie te
verhogen. Een ander verzoek ligt er niet.
De heer Wh C. Dijkstra: Is er dan niet met het college
ce er gesproken?
De Voorzitter: Niet officieel. In elk geval, vervolgt
hi ligt er niet een verzoek met een behoorlijke mo
tivering, gegrond op cijfers. Het is duidelijk, dat bij een
dergelijke gang van zaken het college niet anders kan
doen, dan zoals voorgesteld is. Er kan niet plotseling,
o; grond van een betoog van een raadslid, toe worden
overgegaan om het subsidiebedrag te verhogen. Dat
is geen voldoende basis. Wanneer de heer Dijkstra
zegt, dat Het Baken de gelegenheid gegeven moet wor
den om zijn kans te krijgen, meent spr., dat eerst aan
getoond moet worden, dat die kans er inderdaad is,
althans er binnenkort zal zijn. Er is het college niets
van gebleken.
Het zou de taak van de raad zijn om te zorgen, dat
Hei Baken niet wordt weggevaagd, maar het is aan die
instelling om te tonen, dat zij zich niet laat wegvagen
en te proberen een verhoogd subsidie te krijgen.
De heer W. C. Dijkstra acht het een lacune, indien
Het Baken inderdaad in gebreke is gebleven het college
juist voor te lichten. Dit had niet mogen gebeuren,
zeker niet in de situatie waarin het momenteel verkeert.
Als Het Baken alsnog de cijfers verstrekt, zou het
college de zaak in heronderzoek kunnen nemen. Of
staan B. en W. op het standpunt, dat, wanneer de
raad hier een beslissing neemt, er niets meer aan te
doen is?
De Voorzitter: Vandaag wordt de begroting aan
genomen.
De heer W. C. Dijkstra: T.a.v. andere posten heeft
de wethouder verklaard, dat een post zo nodig nog
kan worden gewijzigd. Is dat hier niet mogelijk?
De Voorzitter antwoordt, dat dit voor subsidies niet
gebruikelijk is. Wanneer er inderdaad grote belangen
bij betrokken zijn en een plaatselijke instelling er mee
staat of valt, is het echter niet uitgesloten, dat nader
op de zaak wordt teruggekomen.
De heer W. C. Dijkstra moet dus constateren, dat
hetgeen hij naar voren heeft gebracht niet voldoende
is om wijziging in het subsidiebedrag te brengen. Hij
blijft evenwel bij zijn mening, dat 1000,te laag is.
Volgnos. 508 en 509 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 510. Kosten van de Gemeentelijke dienst
voor Sociale Zaken109.328,
De heer Leijenaar heeft het vorige jaar t.a.v. dit
hoofdstuk en de post 510 enkele woorden gezegd over
de reorganisatie-plannen voor de sociale dienst. Deze
reorganisatie is thans een feit. Naar spr.'s gevoel had
men hierbij iets verder moeten gaan en grotere aan
dacht moeten besteden aan de opheffende zorg, welke
o.a. de gedachte behelst om in de toekomst een samen
werking tot stand te brengen tussen organisaties als
Gezinszorg en Het Baken enz. en de sociale dienst. De
toenmalige wethouder van Sociale Zaken heeft gezegd
er inderdaad het belang van in te zien, om in die richting
te werken.
Zoals uit de M.v.A. blijkt, is het reorganisatieplan
goedgekeurd en men is begonnen het in practijk te
brengen. Spr. c.s. zijn zeer teleurgesteld over de mede
deling van het college, dat het nog niet is gekomen
tot aanstelling van een sociale werkster Ie klasse, om
dat er zich niet voldoende, althans geen geschikte,
sollicitanten aangemeld hebben. Zij dringen er op aan,
dat met de herhaalde oproep niet te lang gewacht wordt
en dat het college zal trachten met de aanstelling van
twee sociale werksters zo vlug mogelijk klaar te komen.
T.a.v. de andere punten, die spr. het vorige jaar
heeft aangesneden, welke ten nauwste samenhangen met
het idee van de wijkgedachte, speciaal bij uitbreiding
der gemeente, verzoekt spr. B. en W. diligent te zijn
en, indien het nog niet gebeurd is, te willen onderzoeken
of er een vorm is te vinden van samenwerking tussen
de sociale dienst en de particuliere instellingen, die door
de gemeente gesubsidieerd worden, zodat aan de nood
zakelijke opheffende zorg des te meer aandacht kan
worden besteed.
Spr. wil andermaal met klem verzoeken die zaak nog
eens te bekijken en te trachten haar doorgang te doen
vinden.
De heer Beeksma (weth.) wil de heer Leijenaar hier
op antwoorden, dat het hem niet bekend was, dat er
pogingen in die richting zijn gedaan. Tot dusverre
heeft de woningkwestie spr. totaal in beslag genomen,
omdat hij zich in de eerste plaats daaraan wilde wijden
en pogen die zaak zo goed mogelijk onder de knie te
krijgen.
B. en W. kunnen de heer Leijenaar wel mededelen,
dat aan de door hem gelanceerde gedachte een bijeen
komst van hun college zal worden gewijd en dat zij
zullen proberen er iets van te maken. Persoonlijk is
spr. er niet zo'n groot voorstander van. Misschien dat
voorstanders van het instituut Contactorgaan hem
weten te bekeren. Niet dat die sociale zorg hem niet
zeer dringend lijkt, integendeel! Hij is echter wel eens
huiverig voor het scheppen van al maar meer organen.
Een orgaan is goed, wanneer er ook een levenwekkende
kracht van uitgaat, niet, als er van bovenaf een dode
top geschapen wordt, waar men eigenlijk niet anders
doet dan een enkele bijeenkomst houden om eens even