Vergadering van Woensdag 21 Juli 1948.
68 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 Juni 1948.
Vervolgens vraagt spr., of het mogelijk is, om een
wat inniger contact te leggen tussen de debiele kinderen
en degenen, met wie ze overdag te maken hebben. Hij
gelooft, dat het goed is te bedenken, dat het hier gaat
om ex-leerlingen van B.L.O.-scholen, d.w.z. om die
genen, die overdag hetzij in een streekwerkplaats (in
Leeuwarden b.v. de Leeuwarder Werkgemeenschap),
hetzij, wanneer de wet straks toepassing vindt, in het
bedrijfsleven werkzaam zijn. Het lijkt spr. c.s. gewenst,
om bij de toepassing van deze verordening met dit feit
zo mogelijk wat meer rekening te houden. Dit zou z.i.
kunnen geschieden door aan dit onderwijs een com
missie van advies toe te voegen, waarin b.v. zitting
zullen kunnen nemen naast uiteraard iemand van ge
meentewege, een bestuurslid van de Werkgemeenschap
of een leraar van de werkplaats, iemand uit het bedrijfs
leven, iemand uit de A.V.O., terwijl ook nog een
psychiater toegevoegd zou kunnen worden. Op deze
wijze komt, naar spr. c.s. menen, nog iets meer dan bij
de huidige structuur tot uitdrukking, dat het hier min
der gaat om een onderwijsaangelegenheid dan om een
vorm van nazorg. Hieraan voegt spr. graag de opmer
king toe, dat het college zich in goed gezelschap be
vindt. Deze zaak is geheel geschoeid op de leest, als
door de provinciale commissie aanbevolen. Overigens
refereren B. en W. zich ook aan de onderwijsmensen.
Toch achten spr. c.s. het van genoegzaam belang deze
vraag in het midden te brengen. Spr. hoopt, dat van
de kant van het college hierover iets kan worden
medegedeeld.
De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat B. en W.
dankbaar zijn voor de woorden van lof, die de heer i
W. C. Dijkstra namens diens fractie tot hen heeft ge
sproken. De mening van deze woordvoerder, dat de
verleiding voor de debiele kinderen in de zomer sterker
zou zijn dan in de winter, wordt door de leerkrachten
van de B.L.O.-school niet gedeeld en spr. gelooft ook
niet. dat zij juist is. De verleiding ontstaat voor deze
kinderen vooral bij hun verblijf op straat, als het don
ker is, want in het donker komen obscure neigingen
gemakkelijker naar boven dan op een heldere zomer
avond, wanneer het publiek ongewild natuurlijk
controle op de gedragingen van dergelijke zwakke kin
deren uitoefent. Spr. gelooft, dat ook de politie des
gevraagd als haar ervaring zou mededelen, dat in
de winter, in het donker, de neiging om verkeerde
dingen te doen duidelijker aan de dag treedt dan in
de zomer, juist als gevolg van het feit, dat deze kin
deren dan minder in staat zijn om dingen te doen, die
in de letterlijke zin van het woord het licht niet kunnen
verdragen. Inmiddels staat het college en staan ook de
leerkrachten op het standpunt, dat het wel goed is om
ook in de zomer contact met de leerlingen te onder
houden. Daarom worden, bij wijze van proef, die in
de toekomst natuurlijk voor wijziging vatbaar is, de
lessen ook in de zomer aangehouden zij het dan ge
durende één avond per week. Als de practijk zou mogen
uitwijzen, dat het gewenst is in de zomer uitbreiding
aan het aantal avonden te geven, spreekt het vanzelf,
dat B. en W. dat graag in overweging zullen nemen.
De tweede opmerking van de heer W. C. Dijkstra
betrof de instelling van een commissie van advies, veel
zijdig samengesteld, zoals hij dat heeft geschetst. Het
wil spr. bij kennisneming van dit denkbeeld voorkomen,
dat daar veel goeds en waars in schuilt en hij wil dan
ook graag toezeggen, dat B. en W. die suggestie na
overleg met de leerkrachten in overweging zullen
nemen.
De heer W. C. Dijkstra veronderstelt, dat er een
misverstand bestaat, misschien alleen aan zijn kant.
Spr. heeft de toelichting zó begrepen: De debielen
en imbecielen natuurlijk ook die op straat ver
keren, worden daar vaak het slachtoffer van normale
kinderen. Een feit, dat spr. meer dan eens heeft opge
merkt, is, dat normale kinderen een buitengewoon fijne
intuïtie hebben voor de afwijkingen, die abnormale
kinderen vertonen en hen vaak plagen. Het is, meent
spr., deze overweging geweest, die de voorstellers er
toe hebben gebracht, hen daaraan te willen onttrekken
en dus ergens onder te brengen. Nu heeft de wethouder
het gehad over de neigingen van de debielen zelf en hij
ontwikkelde de gedachte, dat die neigingen vooral in
het donker sterk aan de dag treden. De vraag is nu
maar: geldt de overweging van spr. of die van de
wethouder?
De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat er inderdaad
een misverstand tussen de twee Dijkstra's bestaat. Het
is niet in de eerste plaats de bedoeling om de debiele
kinderen, die naar deze cursus zullen gaan, te onttrek
ken aan de omgang met normale kinderen. Dit lijkt spr.
ook niet wel mogelijk en overigens ook niet in het
belang van die kinderen zelf. De bescherming, die in
dit werk ligt, betreft het onttrekken van de debiele
kinderen aan de omgang met kwade elementen onder
overigens normale kinderen. Het is bekend, dat het
weerstandsvermogen van een debiele jongen of een
debiel meisje tegen verkeerde invloeden veel zwakker
is dan van andere kinderen. Er zijn, overigens normale,
kinderen, die anderen mee op het verkeerde pad nemen
en hiertegen zal een cursus, zoals hier voorgesteld,
uitstekend werken.
Spr. herhaalt, dat het er niet om gaat de debiele
kinderen aan de omgang met normale kinderen te ont
trekken. Dat zou hij ook niet paedagogisch verant
woord achten, omdat in die omgang van debielen met
normale kinderen een opvoedkundig element van grote
waarde schuilt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 17, 18 en 19 (bijl. nos. 86, 96 en 97).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 20.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 (bijl. no. 87).
De Voorzitter moet een kleine onnauwkeurigheid
herstellen. In het voorstel wordt gesproken van „mo
gelijke derving van inkomsten In artikel 1 van de
ontwerp-verordening echter staat „loonderving wat
iets minder nauwkeurig is. Spr. zou daarom de raad
willen voorstellen om in art. 1, 4e regel, in plaats van
„loon'' te lezen „inkomsten
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W„ met inachtneming van de door de Voor
zitter aangegeven wijziging.
Punt 22 (bijl. no. 90).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorste
van de Commissie.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1948.
69
Aanwezig: 28 leden.
Afwezig: de heren Beuving en Heijstra, mevr. Rin-
qenaldusv. d. Wal, de heren Schalkwijk en Slaterus
n mevr. Vondelingvan 't Hof. (1 vacature).
Voorzitter: de heer mr. A. A. M. van der Meulen,
burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Mededelingen.
2. Benoeming van een vertegenwoordiger der ge
meente in het bestuur van de Woningstichting in de
emeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
■verneming van de stoep van perceel Speelmansstraat
no. 14 (bijlage no. 106).
4. Alsvoren tot overneming van stoepen in de Grote
Kerkstraat en de Grote Hoogstraat (bijlage no. 107).
5. Alsvoren tot overneming van stoepen in de
Singelstraat en op de Voorstreek (bijlage no. 110).
6. Alsvoren tot aankoop van bouwterrein aan de
'ahliastraat van de Woningvereniging „Leeuwarden"
bijlage no. 103).
7. Alsvoren tot verkoop van bouwterrein bij de
oppeweg aan de Woningbouwvereniging „Beter Wo-
en" (bijlage no. 102).
8. Alsvoren tot verkoop van bouwterrein aan de
jnjedijk aan de Woningstichting „Leeuwarden-Leeu-
arderadeel" (bijlage no. 104).
9. Alsvoren tot verkoop van industrieterrein tussen
1 reunsweg en Potmarge aan de firma J. W. Cohen te
Leeuwarden (bijlage no. 114).
10. Alsvoren tot verhuring van schiphuisterrein aan
:t Vliet aan H. Efdé (bijlage no. 109).
11. Alsvoren tot onbewoonbaarverklaring van wo
ngen (bijlage no. 105).
12. Alsvoren tot wijziging van de gemeentebegroting.
enst 1948 (wijziging nos. 7 en 8).
13. Alsvoren tot wijziging van de begroting van
emeentewerken, dienst 1948 (wijziging no. 1).
14. Alsvoren in zake de Jaarwedderegeling, enz.
or de ambtenaren (bijlage no. 101).
I 5. Alsvoren tot restitutie bijdragen eigen pensioen
g> meentepersoneel over 1947 (bijlage no. 113).
6. Alsvoren tot invoering van uniforme vuilnis-
e. mers (bijlage no. 112).
7. Alsvoren tot wijziging van de Verordening,
h idende voorwaarden waarop en tarieven waarnaar
d- Gemeentereiniging diensten verstrekt (bijlage no.
8. Voorstel van de Commissie voor de Strafver-
o: eningen tot vaststelling van een Verordening (ex
a; Lel 1 der Woningwet) op de bestrijding van onge
dierte in de gemeente Leeuwarden (bijlage no. 108).
9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
op een adres van het Actie-Comité Regionale Omroep-
N< ord in zake radiobeleid (bijlage no. 115).
Punt 1.
De Voorzitter deelt mede:
a dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de
raadsbesluiten van 21 April 1948 tot het garanderen van
rente en aflossing van een door de Speeltuinvereniging
..Rengerspark" aan te gane lening, van 12 Mei 1948
tot verhuring van onderscheidene gemeentewoningen
en van 9 Juni 1948 tot verhuring van het gebouw Post-
hoornsteeg no. 5;
dat zijn ingekomen:
le. rapporten omtrent de verificatie van boeken en
*as tan de Gemeente-ontvanger, het Woningbedrijf en
net 1 'penbaar Slachthuis, zomede van de Woningstich
ting .St. Joseph" en de Woningbouwvereniging „Beter J
Wonen";
2e. een schrijven van de heer H. Visser, houdende
mededeling, dat hij, wegens vertrek naar Amsterdam,
bedankt als lid van de Gemeenteraad;
3e. een schrijven van de voorzitter van het Centraal
Stembureau, geleidende een afschrift van het besluit
van dat bureau, waarbij de heer K. J. Schellewald is
benoemd verklaard tot lid van de raad, vacature H.
Visser:
4e. een schrijven van de heer Schellewald, waarbij
deze verklaart zijn benoeming niet aan te nemen:
c. dat Burgemeester en Wethouders:
I. aan de, op het terrein der voormalige Weerklank,
nieuw aangelegde straten de volgende namen hebben
toegekend:
A. aan de Oost-West lopende straat, welke de ver
binding vormt van de Jacob Binckesstraat met de Oos
tersingel, de naam M. H. Trompstraat;
B. aan de Oost-West langs het plantsoen lopende
straat, welke de verbinding vormt tussen de Vijver
straat en de Oostersingel, de naam van Karei Door
manstraat;
C. aan de meest Westelijk gelegen, Noord-Zuid
lopende straat, welke een verbinding vormt van de
M. H. Trompstraat en de Karei Doormanstraat, de
naam van Piet Heinstraat;
D. aan de, ten Oosten van de Piet Heinstraat ge
legen, Noord-Zuid lopende straat, welke een verbin
ding vormt van de M. H. Trompstraat en de Karei
Doormanstraat, de naam van Evertsenstraat;
E. aan de. ten Oosten van de Evertsenstraat ge
legen, Noord-Zuid lopende straat, welke een verbin
ding vormt van de M. H. Trompstraat en de Karei
Doormanstraat, de naam van Van Galenstraat;
F. aan de straat, lopende in Zuidelijke richting in
het verlengde van de Vijverstraat tot aan de M. H.
Trompstraat, mede de naam van Vijverstraat;
II. in verband met het onder I sub A bepaalde,
hebben ingetrokken de plaatselijke benaming van de
ten Westen van de Verlengde Schrans gelegen M. H.
Trompstraat en aan deze straat de naam van Prins
Bernhardstraat hebben toegekend.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 2.
De heren Bos en W. C. Dijkstra vormen het stem
bureau.
Benoemd wordt de heer W. M. de Jong, met 22
stemmen (de heer Stobbe 2 stemmen, de heer Van
Rooijen 1 stem en 3 bilj. blanco).
Punten 3, 4, 5 en 6 (bijl. nos. 106, 107, 110 en 103).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 102).
De heer W. C. Dijkstra merkt op, dat het met de
woningbouw, waartoe de vereniging „Beter Wonen"
in staat is gesteld door de verstrekking van voorschot
ten, niet naar wens schijnt te verlopen. Er is blijkbaar
stagnatie ontstaan.
Wat men hoort omtrent de woningbouw in onze
stad, wijst er op, dat het in het algemeen niet vlot gaat;
dat men te kampen heeft met gebrek aan materialen,
enz. Nu mag spr. aannemen, dat het college, nauw be
trokken als het is bij de woningverdeling, ook bekend
zal zijn met de ontwikkeling van de bouw door de
woningbouwverenigingen in Leeuwarden en vanzelf
sprekend met de gang van zaken bij de eigen woning
bouw. Kan er nu ook aanleiding zijn voor het college,
om, dit punt als uitgangspunt nemende, aan de raad
iets mede te delen over het verloop van de woningbouw
in het algemeen? Misschien heeft de raad er behoefte
aan en het kan goed zijn de burgerij in dezen in te
lichten.
Wil het college overwegen, of het aan spr.'s verzoek
kan voldoen?