tec 72 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1948. Verder kan spr. ook zijn waardering uitspreken voor de gang van zaken in het G.O. De sfeer was zodanig, dat men in alle ernst getracht heeft de moeilijkheden te boven te komen; er was begrip aan weerskanten. Hoewel spr. dus in elk opzicht hierover tevreden is, zou hij toch graag twee vragen willen stellen. Het is hem opgevallen, dat in de thans aan de raad voorge stelde regeling schaal 1, waarin de leerling-verpleegsters van het Stadsziekenhuis vallen, afwijkt van die, welke het G.O. in ontwerp is aangeboden. Schaal 1 van dit ontwerp luidde n.l. aldus: minimum wedde 1140, maximum wedde 1320,met een aftrek voor kost en inwoning enz. van 600,zodat dus als maximum overbleef een salaris van 720,—. Thans hebben B. en W. die bedragen van 1140,en 1320,terug gebracht tot resp. 900,en 1100,de aftrek is weliswaar 100,lager gesteld, maar dit neemt niet weg, dat er dan toch maar een beloning van 600, in maximum voor de leerling-verpleegsters overblijft. Daar hij meent en hij vermoedt meerderen met hem dat de verplegenden niet al te best gesalarieerd worden, zou spr. willen vragen: wat is de reden, dat deze beide ontwerpen het door hem genoemde verschil vertonen? Zijn tweede en laatste vraag geldt schaal 7 van de ontwerp-regeling. in welke schaal o.a. ondergebracht zijn de wijkverpleegster en de schoolverpleegster. Deze schaal heeft nogal een onderwerp van bespreking uitgemaakt in de Commissie voor het G.O. en de per soneelsorganisaties hebben met klem van argumenten betoogd, dat deze verpleegsters toch eigenlijk niet ge rangschikt kunnen worden beneden de huisbezoekers 2e klasse en de maatschappelijke werksters 2e klasse, j die men vindt in schaal 9. Tijdens het verloop van de besprekingen in het G.O. is door de vertegenwoordiger van het college enige grond gegeven spr. wil zich j voorzichtig uitdrukken voor de hoop, dat deze ver pleegsters in salariëring wat omhoog gebracht zouden worden. Een toezegging is niet gedaan, maar er is toch pertinent gezegd, dat B. en W. er hun best voor zouden doen. Wat is de reden, dat het niet is mogen gelukken deze ambtenaressen over te brengen naar schaal 9? Blijkbaar is het zelfs niet gelukt haar te plaatsen in schaal 8. De heer Kanistra vindt, dat het wel een wat eigen aardige indruk maakt, als leden van het G.O. in de raad over bepaalde, in het G.O. behandelde punten gaan spreken, maar toch wil hij, evenals de heer Wiersma, zijn teleurstelling uiten over een bepaald onderdeel van dit voorstel van B. en W. In het G.O. is met klem van argumenten betoogd, dat er redenen waren om de chef van de cyaneringsdienst te plaatsen in schaal 13 van de onderhavige regeling. In het thans de raad aange boden voorstel is hij ondergebracht in schaal 12. Nu meende spr., dat tijdens de besprekingen, evenals t.a.v. de door de heer Wiersma genoemde verpleegsters, ook enige hoop gegeven was, dat B. en W. zouden pogen deze ambtenaar over te brengen naar schaal 13. Vroeger had hij de titel opzichter bij de Gemeentereiniging en had voor zijn werkzaamheden bij de cyaneringsdienst 338,meer loon dan de andere opzichters. Nu heeft men hem een andere titel gegeven, terwijl zijn salariëring 120,hoger is gesteld. Daarmee is de waardering voor zijn werk misschien wel dezelfde gebleven, maar de geldelijke waardering is minder geworden. Deze man heeft verantwoordelijkheid voor mensenlevens, terwijl door de Inspecteur voor de Volksgezondheid in Fries land een diploma van hem gevraagd wordt, dat hij ook inderdaad heeft. Het werken met blauwzuur is gevaar lijk: daardoor neemt zijn verantwoordelijkheid toe en er is hem destijds een hoger loon voor gegeven. Nu zeggen B. en W. wel. dat de cyaneringswerkzaamheden vereenvoudigd zullen worden, maar toch zal men bij het ontsmetten nog gebruik moeten blijven maken van blauwzuur. Spr. meent, dat dit wel een reden is, om de betreffende ambtenaar naar schaal 13 over te brengen, daar dit meer in overeenstemming is met de vroegere verhoudingen. De heer Beeksma (weth.) zegt, dat B. en W. gevoelig zijn voor de woorden van waardering, die de heer Wiersma hier tot hen heeft gesproken. Spr. zou zeggen, dat de gang van zaken in dit geval voor zich zelf spreekt. B. en W. zouden zich niet een andere wensen: daarbij meent hij, dat een woord van waardering van B. en W. aan het adres van die ambtenaren, die hun hebben geholpen om deze zaak op poten te zetten, hier ook wel op zijn plaats is. Wat de leerling-verpleegsters betreft, er was inderdaad door B. en W. voorgesteld, haar in schaal 3 onder te brengen, maar in Den Haag, waar B. en W. deze zaak nog weer nader hebben be pleit, stuitten zij op tegenstand en daar is hun de raad gegeven om de leerling-verpleegsters in schaal 1 te laten blijven. Er was n.l. geen kans op. dat B. en W. toestemming zouden krijgen haar in schaal 3 te plaatsen. Nu is B. en W. echter toegezegd dit in verband met onderhandelingen, die gaande zijn. om de particu liere verpleegsters in een bepaalde rang en ook in een bepaalde loongroep onder te brengen dat. als mocht blijken, dat die loongroep hoger zou liggen dan schaal 1 van het onderhavige ontwerp, men bereid zou zijn de beloning van deze leerling-verpleegsters op hetzelfde peil te brengen als die van de particuliere verpleegsters. T.o.v. de wijkverpleegster en de schoolverpleegster staan B. en W. voor hetzelfde geval. Zoals ook in het verslag van het G.O. staat vermeld, heeft dit orgaan geadviseerd deze verpleegsters naar schaal 9 over te brengen. Dit is door B. en W. overgenomen, dus aan de zijde van het college was de goede wil wel aan wezig. Dit voorstel stuitte echter ook in Den Haag op tegenstand. Het was dus wenselijk om deze amb tenaressen in schaal 7 te plaatsen, omdat goedkeuring op hogere salariëring niet gewaarborgd was. Integen deel. er was te kennen gegeven, dat dan de regeling in het geheel niet zou worden goedgekeurd. B. en W. hebben dus de veilige weg gekozen en deze ver pleegsters in die schaal ondergebracht, waarvan ze de zekerheid hadden, dat ze zou worden goedgekeurd. Wat de chef van de cyaneringsdienst betreft, ook t.a.v. hem hebben B. en W. van Den Haag de mede deling gekregen, dat het niet mogelijk was deze func tionaris in een hogere loongroep te plaatsen. Daarbij heeft men naar voren gebracht wat B. en W. reeds hebben gezegd, n.l., dat er zich op het ogenblik een grote vereenvoudiging op het gebied van de cyanerings dienst bezig is te ontwikkelen, waardoor vergiftige dampen e.d. niet meer behoeven te worden gebruikt Men heeft andere bestrijdingsmiddelen, die veel een voudiger zijn en veel sneller werken en die 's winters en 's zomers gebruikt kunnen worden. Dit zijn de redenen geweest, waarom de chef van de cyanerings dienst in schaal 12 ondergebracht is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijl. no. 113). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijl. no. 112). De heer W. C. Dijkstra zegt, dat het tot voldoening stemt, dat het college ook t.a.v. het vraagstuk van het vuilnisophalen de studiephase heeft afgesloten en met een concreet voorstel bij de raad komt. Spr.'s fractie is van oordeel, dat dit een belangrijk voorstel is en dat het mettertijd ook door het publiek zeer zal worden gewaardeerd. Zij acht het belangrijk, omdat, wanneer de chaotische toestand van het ogen blik zal zijn veranderd in de in uitzicht gestelde, naar haar mening in hygiënisch en aesthetisch en misschien j»"SMA. Verslag^van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1948. 73 ook in practisch opzicht een belangrijke stap voorwaarts is gedaan. Spr. verzoekt de Voorzitter om toestemming tot het stellen van een paar vragen. Ie. Is de firma Bammes te Maarssen de enige fa- brikante van deze emmers of is het mogelijk ook nog ian andere adressen offerte te vragen, met de mogelijk heid, dat men daar kortere levertijd in acht neemt? 2e. Heeft het college zich er van vergewist, dat het herinrichten van beide auto's en de aankoop en levering van nieuwe auto's kan geschieden binnen het tijds bestek, dat nodig zal zijn om de emmers hier te krijgen, m.a.w.: is ook werkelijk op dat tijdstip de tractie ge reed? Een opmerking, die spr. nog graag zou toevoegen, is deze: In het voorstel van B. en W. staat, dat de gebruiker voor het in goede staat houden van de emmer aansprakelijk is. Spr. c.s. geloven wel, dat dit juist is, maar er mag in dit opzicht misschien toch ook aandacht gevraagd worden voor dat deel van de behandeling, dat de Dienst der Gemeentereiniging voor zijn reke ning heeft. Er zou b.v. een zeer zorgvuldige behan deling kunnen zijn van de zijde van het publiek en een wat slordige behandeling van de dienst en dan zou het oubliek schade lijden ten gevolge van iets, waaraan het •liet debet is. Spr. wil niet suggereren, dat het zo zou aan, maar billijkheidshalve is hier te vragen, dat men mettertijd voorzichtig met het nieuwe materiaal zal mgaan. De heer Kamstra is het met de heer Dijkstra eens, it het inderdaad verheugend is, dat er eindelijk ver- ïdering in de bestaande toestand komt. Spr. weet niet, oe het in andere buitenwijken is, maar in Huizum kan en het thans beleven, dat, als het een beetje waait op het ogenblik, dat de inhoud der asvaten in de open agens gestort wordt, het vuil overal heen vliegt. (De eer Wiersma: Ja, vroeger was het bij jullie modern!), roeger had men in Huizum inderdaad betere wagens, 'aar die gebleven zijn, weet spr. niet. Er wordt voor- steld de nieuwe emmers eigendom van de gemeente laten blijven. De emmers kosten 4,25. Als ze dus er jaren gebruikt zijn tegen 1.25 per jaar, zijn ze mooi ..overbetaald"! De Financiële Commissie had adviseerd. dat bij zoek raken van de emmers van gebruikers een aanmerkelijk hoger bedrag zou wor- n gevraagd dan de aanschaffingsprijs. Spr. is blij, t B. en W. dit advies niet hebben overgenomen. Volgens de Directeur der Gemeentereiniging moet bij c ntuele beschadiging van de emmers tegen de ge- 1 likers streng worden opgetreden. Spr. is het er met d heer Dijkstra over eens, dat dan eigenlijk eerst moet v. rden bewezen door wie de beschadiging is toege- b icht. De gebruikers kunnen voorzichtig en ook niet v >rzichtig zijn, maar bij het ledigen van de emmers be taat de mogelijkheid, dat deze beschadigd worden. Sr drukt zich zo voorzichtig mogelijk uit. Hij wil nie aand beschuldigen, maar er is toch kans op bescha dig ng, ook bij het ledigen. oorts zou spr. willen vragen: hoe denkt men over de lormale slijtage? Hij heeft geen inlichting daarom- tre t in de stukken kunnen vinden. De emmers, voor zover deze dan geleverd kunnen worden, hebben na- tuu .ijk een beperkte levensduur. Er is nog een punt. dat spr. onder de aandacht van het college zou willen brengen. In het voorstel van B. en W. staat, dat grotere gezinnen er nog een emmer bij unnen krijgen, maar ook al weer voor de prijs van 1 ?5 per jaar. Dat is z.i. niet juist. Spr. meent, dat klei;.ere gezinnen nu worden bevoordeeld t.o.v. grotere. Hij ^ou het juister vinden, dat gezinnen van 7 en meer personen en met een gezinsinkomen tot 3000,een tweede emmer zouden kunnen krijgen voor 50 cent per jaar en hij geeft B. en W. in overweging het voorstel 'n die zin te wijzigen. De heer Witteveen (weth.) antwoordt op de vraag van de heer W. C. Dijkstra, dat inderdaad de leve rancier van de emmers het „monopolie" daarvan in Nederland heeft. Toen spr. de emmers zag en de prijs in aanmerking nam. leek het hem wel logisch, dat er niet velen geneigd zijn een fabriek voor dit product op te richten. De enige verklaring van het feit, dat er niet meer dan één fabriek in ons land is, lijkt hem dan ook, dat er niet veel aan valt te verdienen. Het zijn uiterst solide emmers, zwaar gegalvaniseerd. Ze zien er prima uit voor de prijs van 4,25, die toch wel uiter mate laag is. De heer Dijkstra vroeg voorts naar de verandering van de huisvuilauto's. Nu weten B. en W. natuurlijk niet precies, wanneer de emmers geleverd zullen wor den. Dat zal waarschijnlijk bij gedeelten gaan. Zij zullen er echter zoveel mogelijk spoed achter zetten. Als het voorstel aangenomen wordt, kunnen zij met de betrok ken firma onderhandelen over het tijdstip van de eerste aflevering van 4, 5 of 10.000 emmers, waarmee zij dan gehele sectoren van de stad kunnen voorzien. Dan weten zij dus, hoeveel wagens zij klaar moeten hebben en tvanneer zij deze klaar moeten hebben. De ombouw van deze wagens lijkt echter niet zeer moeilijk en zal wel op tijd gereed komen. Wat de levering van nieuwe wagens betreft, hier moet spr. nog een vraagteken plaatsen. Hoe het hiermee zal gaan, hangt van ver schillende factoren af. Deze wagens hebben overigens gewone onderstellen. De cabine en de inrichting worden in een paar fabrieken in ons land gemaakt. Spr. ver trouwt daarom, dat de aflevering niet al te veel moei lijkheden zal opleveren. De heren Kamstra en Dijkstra hadden beiden be zwaar tegen de aansprakelijkheid van het publiek. Zij hebben waarschijnlijk het dagelijks gebeuren bij de Reinigingsdienst voor ogen. waarbij het soms kan voor komen, dat nieuwe emmers, na een paar keer gebruikt te zijn. op de rand van de wagens stukgeslagen worden. Het personeel van de Reiniging krijgt hiervan echter vaak ten onrechte de schuld. Deze emmers immers zijn van boven even wijd als van onderen en het gebeurt vaak, dat het publiek papier en vuilnis daarin vastge- trapt heeft, om alles maar in één emmer te kunnen houden, vooral ook nu de dienst nog maar één keer in de week het vuil ophaalt. De man van de Reiniging neemt de emmer op en moet deze boven zijn macht in de wagen omwerpen. Dan wil het vuilnis er niet uit en moet hij met die zware emmer nog eens timmeren om het los te krijgen. Het is dus niet billijk deze man de schuld van de beschadiging te geven. Deze moeilijk heid verdwijnt echter straks geheel. De man, die deze emmer moet ledigen, hangt deze er zit een oor aan gewoon achter aan de wagen, waar een haak zit en hij heeft dan niet anders te doen dan de emmer om te kippen. Deze emmers lopen naar de bodem toe smal uit. Al trapt men het papier en vuilnis daar vast in, dan zal de inhoud toch gemakkelijk los laten. Beschadiging van de zijde van de Reinigingsdienst zal heel weinig meer kunnen voorkomen. Zou er bij het aanhaken eens een oor van een emmer afbreken, dan is dat een kwestie van onderhoud. Spr. meent echter, dat hier niet veel kans op bestaat. Men zou dan wel met de emmers tegen een hoek van een muur moeten slaan. Het gevaar is echter niet denkbeeldig spr.'s me ning is gebaseerd op inlichtingen, die hij elders heeft ingewonnen dat het publiek de emmers, vooral als de prijs laag gesteld wordt, soms voor allerlei andere doeleinden gebruikt. Het is zelfs gebeurd (als spr. zich niet vergist, in Arnhem), dat men ze gebruikte om de was er in op het gasfornuis te zetten. De emmers immers zijn goed en goedkoop en als men een zinken wasemmer in de winkel koopt, betaalt men er gerust 7 a 8 gulden voor. Het is daarom noodzakelijk, dat het publiek enige zorg aan deze emmers besteedt en dient te weten, dat bij geforceerd gebruik de kosten voor zijn rekening

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1948 | | pagina 3