34 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. dan geplaatst voor een woninginspectrice in de rang van maatschappelijk werkster 2e klasse. Hierop meldde zich geen sollicitante, die aan redelijke eisen voldeed. Daarna hebben B. en W. een nieuwe oproep geplaatst voor een woninginspectrice in de rang van maatschap pelijk werkster le klasse. Toen hebben zich wel ver schillende sollicitanten aangemeld, maar eigenlijk geen enkele, van wie men voor 70 of 80 zou kunnen zeg gen: deze komt voor een benoeming in aanmerking. Spr. wil Mevr. Vondeling graag toegeven, dat dit geval zeer urgent is en dat er voor een woninginspectrice een ruim arbeidsveld ligt, maar B. en W. meenden, dat het toch nog beter was even de kat uit de boom te zien en te proberen een goede kracht te krijgen, want de gemeente zit er natuurlijk na benoeming aan vast. B. en W. hebben op dit gebied niet al te beste er varingen, zodat ze wel voorzichtig zijn met het aan stellen van een kracht voor deze functie. De gemeente moet een ambtenares hebben, waar ze iets aan heeft. Voor deze functie is vereist een bepaalde zelfstandig heid en sociaal gevoel. De te benoemen kracht moet een behoorlijk brede maatschappelijke ontwikkeling hebben en daarbij de nodige initiatieven kunnen nemen. Er waren wel heel wat sollicitanten en onder haar waren ook wel enkele, die de School voor Maatschap pelijk Werk hadden doorlopen, maar deze waren zeer jong, hadden in het geheel geen practijk, zodat zij voor deze functie niet geschikt waren. B. en W. zijn intussen diligent, maar tot dusverre kunnen zij nog geen voorstel tot benoeming doen. Deze krachten zijn schaars. Het kan zijn, dat er wel een dame te vinden is, die uitermate geschikt lijkt, maar het is altijd zeer riskant om daarmee zonder enige waarborg „in zee te gaan". Spr. antwoordt de heer Kamstra, dat het Woning bedrijf met ingang van 1 Januari 1949 het onderhouds werk zelfstandig uitvoert. Dit werk ressorteerde vroeger onder Gemeentewerken. De vaklieden, die voorheen via Gemeentewerken bij het Woningbedrijf bezig waren, zijn dus overgeschakeld naar het Woningbedrijf zelf. Ogenschijnlijk lijkt het een beetje scheef, dat men on geveer 18.000,aan loon moet besteden en slechts een bedrag van 12 a 13.000,voor materiaal over houdt. Op zichzelf beschouwd is dit echter werkelijk nog niet zo dwaas. Zowel materialen als onderhouds- krachten zijn zeer onvoldoende om het noodzakelijke onderhoudswerk uit te voeren. Als B. en W. al het onderhoudswerk zouden laten doen, dat zij noodzakelijk achten, zou daarvoor een veelvoud nodig zijn van het bedrag, dat is uitgetrokken. Men zit binnen een bepaal de wetscirkel. Men moet niet vergeten, dat de betrokken werkzaamheden meer vragen aan loon dan aan ma teriaal. Tegenover enige uren werkloon staan slechts enige dubbeltjes aan materiaal. Zó gezien, is het bedrag van 18.000,aan salaris voor de betrokken vak mensen in verhouding tot het bedrag, dat aan materiaal uitgegeven zal worden, niet zó vreemd. Er zal nog een onderhoudsfonds opgericht worden. Misschien kan in de loop van het jaar toch nog iets meer gedaan worden dan in de begroting voor het on derhoud geraamd is. Mevr. Vondeling—Van 't Hof spijt het verbazend, dat het college een zo weinig biologiserende blik voor de genoemde kat in de boom heeft. Is er ook samenwerking met de Dienst van Sociale Zaken of met ambtenaren van het Woningbedrijf t.a.v. toezicht op de bewoning van gemeentewoningen? De heer W4tteveen (weth.) zegt, dat er inderdaad toezicht is, maar dat dit niet geheel voldoende zal zijn, hoewel de nieuwe directeur van het Woningbedrijf wel erg actief is. En nu de gemeente met deze nieuwe dienst is begonnen, waarbij ook een voorman-timmerman werk zaam is, laat het zich aanzien, dat het toezicht voortaan wel beter zal worden. Deze begroting wordt hierna z.h.st. aangenomen. Aan de orde is de begroting van de Gasfabriek. De heer De Groot had in de sectievergadering enige vragen gesteld over de doorvoering van de herclassifi catie van de lonen van de gemeente-werklieden. Het besluit hiertoe is op 7 December 1947 al genomen, de zaak zou spoedig haar beslag krijgen. Het moet spr. van het hart, dat het wel heel lang heeft geduurd, voordat deze herclassificatie tot stand is gekomen. Ook is onder ogen gezien spr.'s vraag of voor werk lieden bij de Lichtbedrijven dienstkleding ter beschik king kan worden gesteld, vooral voor hen, die in de laagste loonklassen vallen. Het antwoord is kort en bondig: het is niet mogelijk. Toen de herclassificatie aan de orde was, verklaarden alle fractie-voorzitters graag meer te willen doen, maar de houding van Den Haag maakte het onmogelijk. Het uiterste was bereikt. Nu bestaat er volgens spr. de mo gelijkheid enige compensatie te geven door het ver strekken van stokershemden en regenkleding. Hij zou qraag willen weten, waarom dit naar het oordeel van B. en W. niet kan. De heer Schootstra memoreert, dat in de sectiever gadering door enkele leden de volgende vraag is ge steld: Bekleedt de demonstratrice van de toonzaal een zo verantwoordelijke post, dat een salaris van 3000, gerechtvaardigd is? Het in de Mem.v.A. gegeven ant woord op deze vraag heeft spr. teleurgesteld. Volstaan wordt met te vertellen, dat dit salaris, mede in verband met elders opgedane ervaring, nodig en verantwoord wordt geacht. Het moet spr. van het hart, dat dit wel een heel korte afhandeling is van deze vraag. Vooral nu het hier de gasfabriek betreft, had spr. wat meer warmte in het antwoord verwacht. Dat er 3000, moet worden besteed, goed! Spr. c.s. willen echter graag de overtuiging hebben, dat dit inderdaad nodig is. Als het slechts is voor het af en toe aandraaien van een vlammetje en het later weer uitdraaien, komt het spr. wat hoog voor. Wat wordt van een dergelijke demon stratrice gevraagd? Wanneer spr. c.s. dit weten, kan het zijn, dat zij zeggen: Geacht college van B. en W., 3000,- is nauwelijks voldoende. Spr. zou gaarne zien, dat B. en W? aan zijn verzoek om een nadere toelichting tegemoet willen komen. De heer Posthuma heeft bij de alg. beschouwingen iets over de gasprijs gezegd. Hij veronderstelt, dat het bij de gemaakte werkverdeling de bedoeling is, thans hierop antwoord te geven. Hij meent, dat hij zijn op merkingen niet behoeft te herhalen. De heer Geerts (weth.) heeft gehoord, dat de heer De Groot van mening is, dat de herclassificatie zo lang heeft geduurd. Dit is inderdaad het geval, maar op het ogenblik is die zaak in kannen en kruiken en, naar spr. veronderstelt, tot genoegen van het personeel. Hij vraagt verder, of aan de werklieden door het ver strekken van dienstkleding geen kleine verhoging kan worden gegeven. Spr. meent, dat dat niet juist zou zijn De raad heeft de rijksregeling van de lonen aanvaard en deze regeling is zo royaal mogelijk uitgevoerd. Ook uit de mond van vakverenigingsmensen heeft spr. ge hoord, dat Leeuwarden royaal is geweest en nu de zaak klaar is, durft hij te zeggen, dat in andere plaatsen met de Leeuwarder regeling is geleurd. Hij vindt het niet juist langs „stiekeme' weg een verhoging te bewerk stelligen. Dienstkleding wordt alleen verstrekt, waar deze aan extra slijtage onderhevig is, zoals bij de Rei niging en bij het Slachthuis, waar witte jassen moeten worden gedragen. Een bepaling, dat meteropnemers- geldophalers, die veel buitendienst moeten verrichten t.z.t. regenjassen ontvangen, is in de maak. In de loon regeling wordt dan bepaald, dat een deel van de kosten Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. 35 daarvan op de werklieden verhaald moet worden. Hier is dus sprake van een andere grondslag, dan die door de heer De Groot voorgestaan. Alleen bij extra slijtage kan een tegemoetkoming worden gegeven. De heer Schootstra vraagt naar de demonstratrice. Spr. wil hem graag verder inlichten in de hoop, dat hij zal zeggen: is het salaris wel voldoende? Een gasbedrijf is een openbaar nutsbedrijf en als zo danig heeft het tot doel om aan de huisvrouw voor de laagst mogelijke prijs de hoogst mogelijke energie te verschaffen, die nodig is om het potje te koken en het huis te verlichten. Nu kan de fabriek op het standpunt staan alle mogelijke maatregelen te nemen om het gas zo goedkoop en zo goed mogelijk te leveren en als het dan bij de meter is, is ze er af. Het blijkt soms echter, dat huisvrouwen een gascomfoor gebruiken met 35 nuttig effect, waaruit valt af te leiden, dat de fabriek met het gas tot aan de meter te leveren niet klaar is. Haar verplichtingen strekken zich ook uit tot de voor lichting van het publiek, tot het uitleggen hoe het de geleverde energie het beste kan gebruiken. Het is dus niet zo, dat de dame in kwestie niets anders te doen heelt dan een pitje aan- en uitdraaien. Zij is ook geen verkoopster. Zij moet b.v. zelfstandig beoordelen welk gas- of electrisch toestel in de gegeven omstandigheden het beste is. Er zal iemand gevonden moeten worden, die in het bezit is van een nijverheidsdiploma, b.v. N. VIII: koken en voedingsleer. De dame gaat niet op haar klanten zitten wachten, zij is actief en stelt zich in ver binding met verschillende verenigingen, als die van huisvrouwen, met verzoek de dames te mogen inlichten over het beste en voordeligste gebruik van gas. ^Van- neer een dame wordt aangesteld, die deze capaciteiten en opleiding heeft, is een salaris van 3000,niet te hoog te noemen. Het is niet de bedoeling te verkopen, maar een toon zaal tegenover het loket, waar veel publiek komt, in te richten. De inrichting wordt betaald door de gezamen lijke handelaren. De gemeente verplicht zich een dame het publiek te laten voorlichten. Op de vraag van de heer Posthuma, waarom t.a.v. de gasprijsverhoging, die eigenlijk tot de competentie van de raad behoort, geen voorstellen aan de raad zijn gedaan, antwoordt spr., dat B. en W„ na de bevrijding, van de Minister van Economische Zaken 4-maandelijks nieuwe gasprijsberekeningen ontvingen. Bij deze gas- prijsvaststelling werd rekening gehouden met de loon index, de kolenprijs en de vooroorlogse gasprijs en zo kwam men tot een ingewikkelde formule. In theorie was hier misschien sprake van een maximumprijs, in werke lijkheid was het een minimumprijs. Dit kon echter niet uit voor de fabriek. Er heeft hier tariefsverhoging plaats gehad op 4 October 1945, 7 November 1945, 21 Maart 1946, 11 Juli 1946, November 1946, 23 October 1947 (dus al onder de thans bestaande raad) en nu pas weer in Januari 1949. B. en W. hebben dus steeds aange nomen, dat de prijzen, berekend door het Ministerie ïvan Economische Zaken, vastgestelde prijzen waren, ;maar niet alleen maximumprijzen. Zij weten wel, dat de vaststelling van de gasprijs tot de competentie van de raad behoort, maar het ging hier om reeds vastge- Istelde prijzen. Beschouwt men de zaak formeel, dan kon de heer Posthuma wel gelijk hebben. Zou het de raad gewenst voorkomen, dat aan deze formaliteit wordt ■voldaan, dan is er geen enkel bezwaar tegen om met |een voorstel bij de raad te komen. De heer Posthuma heeft vanmorgen al gezegd, dat het hem is ontgaan, dat deze dingen zich in de afge lopen jaren al eerder hebben voorgedaan. Nu is spr.'s aandacht er evenwel op gevallen. Het komt hem voor, dat het toch een goede regel is, dat B. en W„ als zij een nieuwe methode van prijszetting gewenst achten, dan met een voorstel tot wijziging van de betrokken verordening bij de raad komen. De heer Schootstra wil in de eerste plaats dank zeg gen voor de toelichting in zake de demonstratrice bij de Lichtbedrijven; hij kan zich thans wel met deze post verenigen. Met de heer Posthuma is spr. het eens, dat de raad heeft te beslissen i.z. de gasprijzen en ook de wethouder erkent dit. Maar, zo vraagt spr., doen wij niet ver standiger, zolang de prijs door een bepaalde prijzen- instantie wordt vastgesteld, de raad geen formele be slissing te laten nemen? Het is nu een kwestie van accepteren. Zodra de gemeente echter weer vrij is in het bepalen van de gasprijs, dient de raad in elk geval weer erkend te worden. De heer Geerts (weth.) gelooft, dat men het hier in het algemeen over de kwestie van de gasprijs wel eens is. De heer Schootstra deed zo juist het voorstel om deze zaak weer in de raad te brengen, zodra de vaststelling van de prijs niet meer plaats vindt door de rijksinstan ties. Spr. was zelf al enigszins verder gegaan door te zeggen, dat, zodra er weer een tariefswijziging komt, de raad daarvan kennis zal worden gegeven en hem zal worden gevraagd een besluit te nemen. Wenst de raad, dat B. en W. over het onderwerpelijke geval als nog een voorstel zullen indienen, dan heeft spr. daar ook geen bezwaar tegen, ofschoon het wel tijd verspillen is. De gasprijs geldt niet voor het gehele land, maar wordt voor elke fabriek afzonderlijk vastgesteld. De heer Posthuma gaat het niet om de prijs als zo danig. Het gaat om een van twee dingen: óf de ver ordening handhaven, óf de verordening wijzigen. De Voorzitter zegt, dat men deze zaak eigenlijk zou kunnen beschouwen als een technische kwestie en dat hebben B. en W. tot nu toe ook gedaan. Het bepalen van de gasprijs behoort in wezen tot de competentie van de raad. Spr. wil naar aanleiding van deze ge- dachtenwisseling voorstellen, dat B. en W. in de eerst volgende raadsvergadering met een voorstel zullen komen tot vaststelling van de prijs, die men reeds in de begroting vindt, maar tevens met een besluit tot delegatie van de raad aan B. en W. van de vast stelling van de gasprijs, vanzelfsprekend voor zolang daartoe aanleiding bestaat. Bovendien heeft de raad het altijd nog in de hand om, wanneer het hem te lang mocht duren, het besluit tot delegatie weer in te trekken. De raad gaat met dit voorstel accoord. Vervolgens wordt de begroting, met inbegrip van de wijziging, z.h.st. aangenomen. Aan de orde is de begroting van het Reinigings- bedrijf. De heer Wiersma zou namens zijn fractie graag en kele dingen willen zeggen omtrent het nog altijd be staande tonnenstelsel. Bij lezing van het sectieverslag heeft het de aandacht van spr. c.s. getrokken, dat ge- informeerd is naar eventuele plannen van B. en W. tot verandering van het tonnenstelsel in een systeem van waterclosets. Daaraan was de vraag verbonden hoe B. en W. dachten over het verlenen van subsidie om die reorganisatie tot stand te brengen. Het antwoord van B. en W. is eigenlijk zuiver negatief. Nu wil spr. wel direct erkennen, dat een dergelijke reorganisatie wel een moeilijke opgave is. Maar dat wil niet zeggen, dat de raad de gedachte los mag laten. Deze aangelegenheid heeft reeds enkele malen een onderwerp van bespreking in de a.r. fractie uitgemaakt. Men is er daar ook niet mee klaar gekomen, maar spr. wil toch datgene wat in laatste instantie besproken is, hier naar voren brengen. Het moet opvallen, dat een stad van het formaat, dat Leeuwarden zo langzamerhand heeft gekregen, met een tonnental van 11.000 in een toestand verkeert, die on gunstig afsteekt bij vele andere gemeenten. Veel erger is echter nog en daar gaat het ook vooral om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1949 | | pagina 10